Ga direct naar de content

Groei welvaart begint met bredere verankering in beleid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 15 2025

In de serie Keuzes voor Nederland analyseren economen in aanloop naar de verkiezingen een urgent maatschappelijk probleem en de keuzes die de politiek moet maken

De bij de VS achterblijvende bbp-groei baart politici, beleidsmakers en analisten zorgen. Maar we moeten ons niet blind staren op de Amerikaanse bbp-groei: dat kan juist tot nieuwe problemen leiden in plaats van de huidige op te lossen. De problematiek kan beter worden aangevlogen via een breed welvaartsperspectief. De politiek is hier aan zet.

Het probleem

Het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking is al sinds de Tweede Wereldoorlog hoger in Amerika dan in de Europese Unie, en de laatste decennia is dat verschil zelfs toegenomen (Draghi, 2024). Dat baart politici, beleidsmakers en analisten zorgen, onder meer omdat het ons economisch afhankelijker kan maken, investeringen in klimaatneutraliteit kan beperken en de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat onder druk kan zetten.

In een vorig jaar gepubliceerd rapport, presenteert Draghi (2024) drie centrale pijlers om het bbp-gat met de VS te dichten: innovatie, defensie en klimaattechnologie. Het Draghi-rapport bevat waardevolle inzichten en heeft een grote invloed op de Europese en Nederlandse beleidsagenda.

Het rapport heeft echter een manco: het stelt bbp-groei centraal en niet een breder pallet aan welvaartsdoelen. Het rapport staat daarin niet alleen. Hoewel leerboeken welvaart breder definiëren, is het begrip na de Tweede Wereldoorlog sterk vereenzelvigd geraakt met het bbp. Een belangrijk leidend narratief werd: groei is goed. En politici beloven de bevolking, impliciet of expliciet, dat ze gaan zorgen voor die groei.

Dit “groei-paradigma” is risicovol omdat het tot een beperkt begrip van de Europese (en Nederlandse) uitdagingen kan leiden. Want als we ons richten op het inhalen van het bbp van de VS, zijn we er dan?

Het risico is dat we vergeten dat Europa in een vergelijking met de VS niet alleen wat te winnen heeft, maar ook wat te verliezen. Op diverse vlakken van welvaart doet Europa het ten slotte beter dan de VS, zoals de gemiddelde levensverwachting. Ook is de verdeling van welvaart veel gelijker en is men in staat om die welvaart te genereren tegen lagere milieudruk (Jansen, et al. 2025). Als we de cijfers voor klimaatschade meenemen, blijkt de Nederlandse productiviteitsgroei bijvoorbeeld niet zo laag te zijn als gedacht (De Ridder en Rachel, 2025).

De (hogere Amerikaanse) bbp-groei lijkt dus geen vanzelfsprekend kompas voor Europees beleid. De uitdaging is juist om een eigen Europees (en Nederlands) antwoord te vinden op de zorgen over welvaartsgroei, economische afhankelijkheid en de betaalbaarheid van klimaatneutraliteit en verzorgingsstaat.

Oorzaken

Een van de belangrijke redenen dat de bbp-groei in de VS hoger ligt dan in de EU zijn de grote socialemedia- en AI-bedrijven uit Silicon Valley (Draghi, 2024). Het is echter de vraag of Europa in staat is die hegemonie te doorbreken (Huijben en Dohmen, 2025). Maar het is bovendien de vraag of we dat moeten willen: er komt steeds meer bewijs dat diezelfde bedrijven schadelijke gevolgen hebben op de mentale gezondheid en zorgen voor politieke polarisatie (Haidt, 2022, 2024). Het zijn ook grote multinationals die vaak het midden- en klein bedrijf verdringen – denk aan de rol van Google in het consolideren van de advertentiemarkt.   

Er zijn tevens allerlei vraagtekens te stellen bij de houdbaarheid van de Amerikaanse bbp-groei. De VS werden gekenmerkt door een krachtig innovatie-ecosysteem (elite universiteiten en innovatieve bedrijven) die konden werken in een stabiel land met “rule of law”. Maar Trumps ondermijning van de rechtstaat en academische onderzoek zal dit model onder druk zetten en kan zelfs leiden tot verval – de VS zouden zomaar kunnen eindigen als een extra hoofdstuk in een toekomstige uitgave van het boek Why Nations Fail? Van Acemoglu en Robinson (2014). De hamvraag zal dan zijn in hoeverre de opkomst van Trump niet vooral het gevolg was van het najagen van bbp-groei, met een schadelijk mix van economische ongelijkheid, institutioneel verval, multinationals en ongereguleerde sociale media.

Trend

Hoewel de Amerikaanse groei dus geen kompas zou moeten zijn, leert de geschiedenis dat er in onzekere economische tijden vaak wordt teruggegrepen op het groei-paradigma. Zo startte de OESO eind jaren zestig het project “The Problems of Modern Society” mede door de sociale onrust en toenemende zorgen om het milieu van die tijd. Dat was een omwenteling in het beleid, nadat de organisatie lang een prominente rol had in het aanjagen van bbp-groei. De economische crises van de jaren zeventig zorgden er echter voor dat de OESO snel terugging naar haar originele missie en het programma  weer schrapte (Schmelzer, 2016).  Het belang dat het Draghi-rapport krijgt in de huidige Europese Commissie, zou men ook in dat licht kunnen zien.

Als politici en economen teruggrijpen op het oude groei-paradigma, lijken ze de tijdgeest echter niet goed in te schatten. Onder de kiezers lijkt er meer realiteitszin. Zo denkt in 2025 maar liefst 69 procent van de Nederlanders dat hun kinderen het financieel slechter zullen hebben dan zijzelf – in 2017 was dat nog 54 procent (Pew, 2025a). Dus de impliciete belofte van politici dat zij inkomensgroei gaan verzorgen, wordt grootschalig gewantrouwd. En veertig procent van de Nederlanders wil tevens dat het economische systeem wordt veranderd, tegen 33 procent in 2021 (Pew, 2025b).

Er zijn heel veel oorzaken voor deze wens tot systeemverandering: vergrijzing, migratie, toenemende ongelijkheid, veiligheid, bestaanszekerheid, klimaatverandering, stikstofproblematiek, verlies van biodiversiteit, technologische ontwrichting door AI, geopolitieke spanningen, oorlog, polarisatie en de uitholling van publieke voorzieningen zoals onderwijs en zorg. Er is dus onder de kiezers een sterkte behoefte aan een ander economisch systeem dat  allerlei problemen (ook nog sterk met elkaar verbonden) moet oplossen.

Oplossingen

De oplossing is dus om brede welvaartsgroei na te streven, waarbij de economische groei niet het doel is, maar een middel. Gelukkig heeft Nederland een lange traditie in het nadenken over een dergelijk breder welvaartskader. Hennipman en Heertje zijn belangrijke namen die ervoor pleitten dat economen de originele betekenis van “welvaart” moesten nemen als basis voor economisch beleid. Daaronder vallen ook onderwerpen zoals onderwijs, veiligheid, bestaanszekerheid, woningen, gezondheid en milieu waardoor het veel relevanter is voor hedendaagse vraagstukken.

Deze denkrichting gebruikt graag de term “brede welvaart”, maar wordt soms wel als “vaag” bestempeld (Lukkezen et al., 2023). Gelukkig heeft de internationale discussie in de afgelopen vijftien jaar geleid tot een veel concretere conceptualisatie. Het kader is gebaseerd op een synthese van het Brundtland rapport (1989) en het Stiglitz-Sen-Fitoussi rapport (2009) waarin drie dimensies worden onderscheiden:

  1. Het gemiddelde welvaart in het ‘hier en nu’. Dat behelst dus dingen zoals gezondheid, onderwijs, wonen, sociale relaties, veiligheid, voeding en ander variabelen die de onze kwaliteit van leven beïnvloeden.
  2. De welvaart van toekomstige generaties ‘later’. Dit omvat alle milieuproblemen (klimaat, biodiversiteit, grondstoffen) maar ook de toekomst van de economie en arbeidsmarkt (vergrijzing, demografie, onderwijs, overheidsschuld, innovatie en toekomstig verdienvermogen) of sociale en institutionele ontwikkelingen (zoals institutioneel verval of daling van sociale cohesie) die het welzijn van toekomstige generaties kunnen beïnvloeden.    
  3. De verdeling van welvaart, binnen én tussen landen. Hier is het dus van belang dat er aandacht is voor verschillen in welvaart tussen demografische groepen in een land (bijvoorbeeld op basis van geslacht, leeftijd, landelijke/stedelijk, achtergrond etc) maar ook de wereldwijde verschillen in welvaart.

Inmiddels hebben veel internationale instellingen (zoals de OESO en de Europese Commissie) dit conceptuele kader overgenomen. De herziening van het System of National Accounts 2025 (het handboek voor bbp-berekeningen) bevat nu hoofdstukken over het meten van Wellbeing (welvaart hier en nu) and Sustainability (toekomstige welvaart). De secretaris-generaal van de VN heeft recent een High-Level Expert Group on Beyond GDP opgericht die het Stiglitz-Sen-Fitoussi raamwerk internationaal moet uitrollen. Individuele landen gebruiken dit conceptuele kader ook. Zo heeft Nieuw-Zeeland een Wellbeing Budget geïntroduceerd voor de begrotingssystematiek, en kent Wales een Commission for Future Generations die nieuwe wetgeving en plannen toetst.

In Nederland wordt het kader ook veelvuldig gebruik, nadat de Parlementaire Commissie Brede Welvaart het in 2016 heeft voorgesteld. Veel relevante beleidsinstituten (CBS, DNB, SER, CPB, PBL, SCP, TNO) hebben aan deze ontwikkeling bijgedragen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft een Monitor Brede Welvaart (MBW) en de factsheets Brede Welvaart voor de ministeries. De planbureaus hebben een gezamenlijk programma om ‘brede welvaart’ in hun beleidsadviezen op te nemen. De SER heeft voor het eerst sinds de jaren negentig haar missie veranderd, en ‘brede welvaart’ als centrale doelstelling opgenomen.

Onder het laatste kabinet lijkt de vaart er echter wat uit geraakt. Mogelijk aarzelen sommige politici omdat ze ook andere partijen voor ‘brede welvaart’ horen pleiten, waardoor het instinct is om er tegen te zijn. Een breed welvaartsperspectief is inhoudelijk echter neutraal en een breed spectrum aan politieke partijen zal haar prioriteiten erin gerepresenteerd zien. Het rapport van de originele parlementaire commissie naar een breed welvaartsbegrip werd in 2016 dan ook onderschreven door een breed palet aan partijen van links tot rechts. Ook de SER bewijst dat werkgevers en werknemers, met zeer verschillende belangen, het nuttig vinden om die discussie te voeren in de context van een breed welvaartsperspectief.

Het instrumentarium is er dus, zowel nationaal als internationaal. Het wachten is simpelweg op een coalitie van politieke partijen of een kabinet die de beleidstools echt intensief gaat gebruiken. Om het proces weer in beweging te krijgen en het beleidskader echt te verankeren in de Nederlandse politiek en beleid, doe ik vier voorstellen:

  1. Formatie
    Een mooi eerste stap zou zijn om na de verkiezingen te experimenteren met een breed welvaartsperspectief als kader voor coalitievorming. Dat zou een belangrijk bijdrage kunnen leveren in het maken van een gezamenlijke visie, zelfs als de politieke verschillen groot zijn. De ervaringen van de SER kunnen hier heel waardevol zijn. Ook de andere instituten kunnen bijdragen met het verschaffen van informatie over de stand van het land (CBS) of door beleidsafwegingen (planbureaus) inzichtelijk te maken en zo de feitelijk basis te leveren voor lastige politieke afwegingen.   
  2. Prinsjesdag: Brede Welvaart Verkenningen
    De planbureaus moeten hun korte en lange termijnmodellen op basis van een breed welvaartsperspectief verder ontwikkelen. Daarvoor zullen CPB, PBL en SCP nog intensiever moeten samenwerken. Concreet moet men nadenken over een gezamenlijk rapport, de Brede Welvaart Verkenningen voor Prinsjesdag. Op termijn moet deze publicatie de rol van de Macro Economische Verkenning van het CPB overnemen, zodat er een bredere discussie kan worden gevoerd over de Nederlandse toekomst.
  3. Prinsjesdag: Brede Welvaart Begroting
    Op Prinsjesdag moet er ook een Brede Welvaart Begroting worden gepresenteerd. Hier zijn al ideeën opgedaan in de Studiegroep Begrotingsruimte. Die leunen met name op de ervaringen in landen zoals Nieuw-Zeeland die enkele pijlers kent 1) een gedeelte van de begroting wordt gereserveerd voor breed welvaartsbeleid 2) dit gedeelte van het budget wordt dan niet toegewezen aan een specifiek ministerie- ze moeten op projectbasis concurreren 3) een monitoringsysteem wordt gebruikt om prioriteiten vast te stellen 4) maatschappelijk kosten-baten analyses (MKBA’s) worden gebruikt om projectafwegingen te maken. Technisch en institutioneel is er geen reden waarom Nederland dit niet zou kunnen invoeren.  
  4. Commissie voor Verdeling en Toekomstige Generaties
    Gegeven de afwenteling op de toekomst en achtergestelden, is het nodig om een onafhankelijke commissie in te stellen die deze zaken bewaakt. Net zoals in Wales, moet deze grote wetsvoorstellen of projecten toetsen op hun verdelings- en duurzaamheidsimpact. Zo kan kortetermijndenken worden tegengegaan en we loskomen van beleidsadvies die alleen de gemiddelde Nederlander in ogenschouw neemt.   

De relevante instituten hebben de capaciteiten om deze nieuwe elementen te ontwikkelen, op basis van wat er nu al ligt. Echter, aangezien dit gaat om een nieuwe beleidsaanpak is het goed om de invoering gestaag en zorgvuldig in te voeren.  

Politici die achter het brede welvaartsperspectief gaan staan, zullen merken dat het niet alleen een leidt tot nuttige beleidstool om beslissingen op te baseren. Het geeft ook de mogelijkheid om een coherent politiek verhaal te vertellen, zelfs in steeds groter wordende coalities met vele verschillende standpunten. Een verhaal dat, beter dan het groeiparadigma, aansluit bij de wensen, problemen en oplossingen van deze tijd. En een verhaal dat eigen oplossingen biedt voor de uitdagingen waar Nederland en Europa voor staan, in plaats van de VS te kopiëren. Sommige oplossingen die door Draghi (2024) zijn voorgesteld zullen ook dan hun plek vinden in dit nieuwe beleid, maar dan vanuit een breed gedeelde, en dus bestendige visie op welvaart.

Literatuur

Acemoglu, D. en J. Robinson (2014) Why nations fail. The origins of power, prosperity and poverty. Crown Business.

Brundtland, G. (1987) Report of the World Commission on Environment and Development: Our Common Future. United Nations General Assembly document A/42/427.

Draghi, M. (2024) The future of European competitiveness. Europese Commissie, Rapport, september.

Haidt, J. (2024) The Anxious Generation. Allen Lane.

Haidt, J. (2022) Why the past 10 years of American life have been uniquely stupid. It’s not just a phase. The Atlantic.

Huijben, S. en J. Dohmen (2025) Interview met Paul Krugman: ‘Dit is het meest destructieve beleid van een Amerikaanse president ooit’. ESB, 110(4845), 224–227.

Jansen, A., P. Bothe en R. Hoekstra (2025) Europa scoort op veel domeinen van welvaart beter dan Amerika. ESB, 110(4841), 24–27.

Lukkezen, J. M. Schulz en M. Canoy (2023) Vage definitie van ‘brede welvaart’ zet deur open voor politiek opportunisme. Het Financieele Dagblad, 9 november.

Pew (2025a) Views of children’s financial future. Pew Research Center. https://www.pewresearch.org/global/2025/01/09/views-of-childrens-financial-future/

Pew (2025b) Support for changing the current economic system. Pew Research Center. www.pewresearch.org/global/2025/01/09/support-for-changing-the-current-economic-system/

Ridder, M. de en L. Rachel (2025) Nederlandse productiviteit groeit fors na correctie voor lagere klimaatschade. ESB, te verschijnen.

Schmelzer M.(2016)  The Hegemony of Growth: The OECD and the Making of the Economic Growth Paradigm. Cambridge University Press.

Stiglitz, J., Sen, A., & Fitoussi, J.-P. (2009) Report by the Commission on the Measurement of Economic Performance and Social Progress.

Auteur

Categorieën

Plaats een reactie