Ga direct naar de content

Vergrijzing is hanteerbaar, mits we ons erop blijven aanpassen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 4 2025

In de serie Keuzes voor Nederland analyseren economen in aanloop naar de verkiezingen een urgent maatschappelijk probleem en de keuzes die de politiek moet maken.

Het probleem

De verhouding 65-plussers ten opzichte van de groep 20-64-jarigen is in de loop der tijd fors toegenomen: in 1950 bedroeg deze nog 14 procent, in 2024 is deze opgelopen tot 35 procent en volgens de bevolkingsprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek komt deze voor 2070 uit op 49 procent. En ook de rest van Europa vergrijst, wat gevolgen kan hebben voor Nederland (WRR, 2024).

De sterk veranderende verhouding tussen oude, gepensioneerde en jonge, werkende leeftijdsgroepen kan tot problemen leiden in het financieren van bijvoorbeeld pensioen, sociale zekerheid of publieke voorzieningen in het algemeen. Zo dekken de AOW-premies (23,6 miljard euro in 2021) al geruime tijd de AOW-uitkeringen (43 miljard euro) niet meer – het verschil wordt bijgepast uit de algemene belastingmiddelen. Ook zien we dat de gezondheidszorg en sociale zekerheid de grootste kostenposten op de overheidsbegroting vormen (ieder 115 miljard euro in 2024) – de ouderdom komt immers met gebreken. En de krimpende beroepsbevolking kan bovendien de groei van het nationaal inkomen drukken (Kotschy en Bloom, 2023) – het tegenovergestelde van het ‘demografisch dividend’ (Lee en Mason, 2006).

Een laag kindertal kan de vergrijzingsproblematiek nog eens verergeren. Dit is al een duidelijk perspectief voor Aziatische landen waar het kindertal (per vrouw) onder de 1,0 is gezakt in landen als Taiwan (0,87), Singapore (0,97) en Zuid-Korea (0,75). Maar ook binnen Europa is een laag kindertal de laatste jaren een zorg (Europees gemiddelde in 2023: 1,4), met uitschieters als Malta (1,0), Italië en Litouwen (beiden 1,2) en Spanje (1,1). Nederland schaart zich bij het Europese gemiddelde met een kindertal dat gedaald is tot 1,4.

Oorzaken

Vergrijzing van de bevolking ontstaat voornamelijk door twee krachten: een daling van het kindertal en toename van de levensverwachting. Door de veranderingen in geboorte- en sterfteontwikkelingen is de bevolkingsstructuur in de loop van de laatste honderd jaar fundamenteel veranderd. Eind negentiende eeuw begin twintigste eeuw is een transitie ingezet waarbij een maatschappij met een hoge sterfte- én geboortecijfers langzaam is veranderd in een maatschappij met een lage sterfte- én geboortecijfers. Deze overgang noemen demografen ‘de demografische transitie’ waarbij een dalende sterfteontwikkeling eerst zichtbaar werd, met enige vertraging gevolgd door een dalend geboortecijfer.

De demografische transitie heeft verstrekkende gevolgen voor de bevolkingsgroei gehad: de natuurlijke bevolkingsgroei (geboorte minus sterfte) neemt sterk toe en dit proces komt pas tot rust wanneer het geboorte- en sterftecijfer gelijk zijn.

De huidige lage kindercijfers kunnen deels het gevolg zijn van een veranderende timing van het krijgen van kinderen. Het kan het resultaat zijn van barrières in wonen, werk en inkomen zijn die ervoor zorgen dat het volwassen leven sterk vertraagd op gang komt . Zo laat Van Wijk (2025) zien dat vooral de hogere-inkomensgroepen zich nog kinderen kunnen veroorloven, wat mede het gevolg lijkt van de op slot zittende woningmarkt.

Trend

Nederland heeft in de afgelopen 25 jaar al een aantal aanpassingen geïnitieerd om de consequenties van vergrijzing te verzachten. Deze hadden vooral betrekking hebben op de arbeidsmarkt en pensioensector. De AOW-leeftijd is nu gekoppeld aan de levensverwachting. Deze oplossing werkt als een tweesnijdend zwaard: de werkzame periode wordt iets langer en de uitkeringsperiode iets korter en met die koppeling is het AOW-stelsel en aanvullend pensioen gevrijwaard van het risico van een stijgende levensverwachting.

Maar ook financieringsprincipes ten aanzien van het (verplichte) aanvullende pensioen waren aan herziening toe. Ga maar na: sinds de invoering van de AOW (1957) zijn er vijf extra levensjaren vanaf leeftijd 65 bij gekomen en het financieren van die extra jaren heeft een opdrijvend effect op de premie en daarmee ook de prijs van arbeid. Het afschaffen van de VUT, in verschillende fasen tussen 2001 en 2006 was de eerste serieuze daad in de politiek om de vervroegde uittredingscultuur terug te dringen.

Veranderde normen over werk en pensioen zijn van groot belang geweest om de omslag te ondersteunen. In 2002 wilde de gemiddelde werknemer met 59jaar met pensioen, men schatte in dat men nog goed zou kunnen functioneren tot 63 jaar (Van Dalen en Henkens, 2004) en de daadwerkelijke pensioenleeftijd in 2002 bleek 61 jaar. Ruim twintig jaar later is de gemiddelde leeftijd waarop men daadwerkelijk met pensioen gaat 66 jaar en zelfstandigen werken gemiddeld twee jaar langer door. Dit soort verschuivingen zijn nodig om alle talenten of krachten in een vergrijzende samenleving te benutten.

Het lagere kindertal lijkt echter nog een blinde vlek in het vergrijzingsbeleid. Daarmee wordt de balans van inactieve oudere bevolking versus de actieve potentiële beroepsbevolking op de lange termijn nog onevenwichtiger. Het koppelen van de levensverwachting dekt het vergrijzingsrisico redelijk af, maar een dalend kindertal kan de vergrijzing nog sterker beïnvloeden en aanvullend beleid noodzakelijk maken.

Oplossingen

Het tempo van vergrijzing vergt een continu aanpassingsproces en zoektocht naar oplossingen die werken en het vermijden van oplossingen die niet werken.

Kindertal

Om het dalende kindertal te beïnvloeden wordt vaak gesuggereerd om babybonussen of andere financiële prikkels te gebruiken. Dergelijke middelen zijn zelden effectief zijn op de lange termijn (Gauthier en Gietel-Basten, 2025). Bovendien wordt vaak te makkelijk over de kosten van gezinsvorming heen gestapt: kinderen worden niet afgeleverd door de ooievaar: ouders, en in veel gevallen vrouwen, maken hoge opofferingskosten om ze te krijgen en op te voeden. Volgens Vanhuysse et al. (2023) is de impliciete ‘belasting’ op ouderschap/moederschap is zo hoog dat velen hun kinderwens bijstellen of ervan afzien. Tot slot worden de onderliggende redenenom geen kinderen te krijgen, zoals een disfunctionerende woningmarkt, vaak niet aangepakt. Een bredere blik op economie is nodig om hier een oplossing te vinden.

Langer gezond leven en werken

Het bewerkstelligen van een gezondere bevolking is net als de verhoging van de AOW-leeftijd een tweesnijdend zwaard. Zolang men gezond oud wordt is de kwaliteit van leven beter én hoeft men minder gebruik te maken van de gezondheidszorg of mantelzorg en kan men eventueel nog lang(er) doorwerken of via vrijwilligerswerk een bijdrage leveren aan de maatschappij. De (personeels)spanningen binnen gezondheidszorg alsmede de hoge druk op mantelzorgers zou verlicht kunnen worden als ouderen langer in goede gezondheid kunnen wonen en leven.

Een manier om de volksgezondheid te bevorderen is het aanpakken van mentaal of fysiek zwaar werk kan de volksgezondheid bevorderen. De werking van financiële prikkels zou een mogelijkheid zijn door de inzet van zwaar werk meer te belonen of het werk via technische hulpmiddelen te verlichten en dit door te rekenen in de prijs van een product of dienst – een hogere prijs kan de vraag naar dit werk ten slotte beperken. Wie de prikkelende werking van prijzen niet vertrouwt zou eerder regels formuleren wie eerder met pensioen mag en lijsten met zware beroepen opstellen. Een nadeel van een dergelijke aanpak is dat men het probleem van zwaar werk niet bij de wortels aanpakt.

Migratie

Migratie is tot slot een oplossing die nauwelijkswerkt. Het vergrijzingsproces kan praktisch niet gestopt worden door voortdurend nieuwe (jongere) immigranten toe te laten. De VN (2000) heeft ooit overtuigend laten zien dat overheden zich beter niet aan dit soort extreme dagdromen kunnen laven omdat dit vele miljoenen aan migranten vergt om vergrijzing te kunnen stoppen. De realiteit is dat migratie de vergrijzing slechts licht kan doen afnemen omdat de gemiddelde leeftijd van migranten over het algemeen lager is (30 jaar) dan de gemiddelde leeftijd in Nederland (43 jaar).

Het andere uiterste waarin alle landen het ‘strengste migratiebeleid ooit’ gaan uitvoeren en hun grenzen dicht gooien, kan het probleem wel verergeren: dat zorgt ervoor dat alleen de zogenoemde natuurlijke bevolkingsgroei (= geboorte minus sterfte) de totale bevolkingsgroei bepaalt. Veel Europese landen zullen dan sterker krimpen en vergrijzen dan de huidige voorspellingen aangeven (Van Dalen et al., 2025).

De problemen die voortvloeien uit bevolkingsvergrijzing vergen vooral het vermogen om de instituties – de geschreven en ongeschreven regels, de organisaties en gewoontes van een land – aan te passen aan de eisen van een nieuwe tijd. Vergrijzing wordt pas een echt probleem als men niets doet en alles bij het oude laat.


Literatuur

Dalen, H.P. van, en K. Henkens (2004) De verborgen waarde van de oudere werknemer, Bevolking en Gezin, 33(1), 29-60.

Dalen, H.P. van, C. van Ewijk en S. Muns (2025) Bevolkingsimplosie: een reëel perspectief? Demos, 41(6), 1-4.

Gauthier, A.H., en S. Gietel‐Basten, (2025). Family policies in low fertility countries: Evidence and reflections. Population and Development Review, 51(1), 125-161.

Kotschy, R. en D.E. Bloom (2023) Population aging and economic growth: From demographic dividend to demographic drag? Working paper, Harvard.
Lee, R., en A. Mason (2006) What is the demographic dividend? Finance and Development, 43(3), 16-18.

SDO 2050 (2024) Rapport van de Staatscommissie Demografische Veranderingen 2050, Den Haag: SDO 2025.

VN (2000) Replacement migration: Is it a solution to declining and ageing populations? New York: Population Division UN.

Vanhuysse, P., Medgyesi, M. en R.I. Gál (2023) Taxing reproduction: the full transfer cost of rearing children in Europe. Royal Society Open Science, 10(10), 230759.

Wijk, D. van (2025) Lagere inkomens beginnen steeds minder vaak aan kinderen. ESB, 110(4845), 200-202.
WRR (2024) Europese vergrijzing in het vizier. Den Haag: WRR.


Auteur

  • Harry van Dalen

    Hoogleraar aan Tilburg University en onderzoeker bij NIDI-KNAW

Categorieën

Plaats een reactie