Ga direct naar de content

Lerarentekort vooral bij scholen met veel achterstandskinderen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 24 2025

Van Wickeren et al. (2025) lieten recent in ESB zien dat de gemiddelde leerling/leraar-ratio de laatste vijftien jaar niet is veranderd en dat scholen met meer achterstandskinderen relatief meer leraren per leerling hebben. Sinds 2016 is het relatieve aantal leraren op die scholen echter wel achteruit gegaan.

In het kort

  • Scholen met veel achterstandskinderen krijgen extra financiering, maar zien de extra leraren naar andere scholen gaan.
  • In de vijf grote steden is de leerling/leraar-ratio op scholen met veel achterstandskinderen zelfs verslechterd.
  • Scholen met veel achterstandskinderen vullen lerarentekorten op met ondersteunend personeel, wat de kwaliteit verlaagt.

Van Wickeren et al. hebben een naschrift geschreven. Dit is onderaan het artikel te vinden.

Het lerarentekort is de laatste jaren een steeds groter probleem geworden, zo tonen De Wolf (2023), Centerdata (2024) en MinOCW (2025) aan. In januari rapporteerden van ­Wickeren et al. (2025) echter dat over de afgelopen vijftien jaar de verhouding tussen het aantal leerlingen per leraar (leerling/leraar-ratio) gemiddeld genomen relatief stabiel is gebleven. Ze vinden dat verschillen in deze verhouding tussen scholen substantieel zijn en suggereren dat de ervaren tekorten redelijkerwijs te herleiden zijn tot de krapte op de arbeidsmarkt die leidt tot een schifting van scholen die wel en niet goed in staat zijn personeel aan te trekken. Daarmee verklaren ze ervaren tekorten niet tot een landelijk, maar tot een schoolspecifiek probleem.

Volgens rapportages van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (MinOCW, 2025; Center­data, 2024), maar ook specifieke rapportages over gemeenten als Amsterdam (Gemeente Amsterdam en BBO, 2021) en Rotterdam (Kasmi, 2023) zijn de tekorten van leraren met name te vinden op scholen met veel achterstandskinderen (hoog schoolgewicht).

Van Wickeren et al. (2025) laten zien dat scholen met veel achterstandsleerlingen meer leraren hebben dan andere scholen, maar deze constatering baseren ze op een enkel moment in de tijd, terwijl de andere rapportages tonen dat de tekorten over de tijd steeds meer zijn opgelopen. In dit artikel bekijken we daarom hoe de leerling/leraar-ratio op scholen met veel achterstandsleerlingen in de loop der tijd is veranderd.

Leerling/leraar-ratio naar schoolgewicht

In Nederland krijgen basisscholen meer middelen als hun leerlingen achterstanden hebben. Dit beleid is bewust ingesteld om te zorgen dat door extra financiering onderwijsachterstanden van hun leerlingen weggewerkt kunnen worden (MinFin, 2017). Er wordt hiervoor gebruikgemaakt van een achterstandsscore. Scholen krijgen ook een ‘schoolgewicht’, dat een goede maat oplevert voor de aard van de populatie van de school. Scholen met een hoog schoolgewicht hebben relatief veel leerlingen van ouders met maximaal een startkwalificatie, die uit een ander land komen en/of in de schuldhulpverlening zitten.

De scholen zetten de achterstandsmiddelen naar eigen inzicht in, en doen dat bij voorkeur om de groepen kleiner te maken, zodat leerkrachten meer individuele aandacht kunnen geven. Daarnaast worden bijvoorbeeld ook extra onderwijsassistenten ingezet, voor extra handen in de klas (­MinFin, 2017). De extra middelen zouden zo tot meer leraren en ander personeel moeten leiden om hun, meer kwetsbare, leerlingen een goede basis mee te geven.

Het achterstandsbeleid heeft echter niet tot extra leraren geleid. Figuur 1 laat zien dat scholen met een hoog schoolgewicht in de regel meer leraren per leerling hebben. Maar die ratio is sinds 2016 nagenoeg gelijk gebleven. Opvallend is dat het aantal leerlingen per leraar tegelijkertijd juist is afgenomen onder scholen met weinig achterstandskinderen. De relatieve positie van achterstandsscholen is dus verslechterd in plaats van verbeterd. 

Extra middelen voor de G5

In de vijf grootste gemeenten, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag en Almere (G5), is het aantal leraren per leerling op achterstandsscholen zelfs achteruit gegaan (figuur 2). In de periode 2020–2024 is er 80,7 miljoen euro subsidie gegeven (SEO, 2024). De extra investeringen lijken bij de G5-scholen met veel achterstandskinderen niet voor extra leraren te hebben gezorgd, maar in andere functies te zijn geland, zoals onderwijsassistenten. Figuur 3 laat zien dat het aandeel leraren in de formatie van de scholen sinds 2016 is afgenomen, relatief ten opzichte van ander personeel. Scholen met een hoger schoolgewicht hebben een lager aandeel onderwijzend personeel.

Scholen met een hoog schoolgewicht lijken veelal voor een onmogelijke keuze gesteld: gaan werken met grotere groepen, met alle effecten op onderwijskwaliteit en werkdruk, of onderwijsassistenten en andere onbevoegden voor de groep zetten – wat figuur 3 suggereert. Dit is de permanente noodsituatie die zich nu in de grote steden afspeelt. Meer onbevoegden en grotere klassen op deze scholen kan leiden tot verdere verhoging van de werkdruk en vertrek uit het beroep (Gemeente Amsterdam, 2024). En het hangt wellicht samen met de gestage daling van leerprestaties. Voldoende en goede bevoegde leerkrachten blijven tenslotte de belangrijkste succesfactor voor goed onderwijs (Chetty et al., 2014).

Conclusie

De extra financiering voor scholen met een hoog schoolgewicht lijkt zich niet te vertalen in extra leraren op deze scholen (en daarmee een lagere leerling/leraar-ratio). Dat terwijl deze extra financiering er juist voor moest zorgen dat leerlingen die het hardst kwalitatief goed onderwijs nodig hebben om hun risico’s op onderwijsachterstanden te compenseren, dat ook krijgen.

Dat de extra financiering zich niet meer vertaalt in benodigde leerkrachten, maakt het noodzakelijk dat er maatregelen worden genomen. Zoals ook van Wickeren et al. (2025) opperen, kan van overheidswege gestimuleerde herallocatie helpen. Zet deze dan vooral in om leraren van scholen met een laag gewicht naar scholen met een hoog gewicht te doen bewegen. Bijvoorbeeld door personeel op scholen met een hoger schoolgewicht meer te betalen. Dit type maatregelen werken in andere landen (Silhol en Wilner, 2023). Er wordt op dit moment onderzocht wat de precieze effecten van deze maatregel in Amsterdam en in de rest van het land zijn. Helaas wordt er in de laatste cao-afspraken in het primaire onderwijs alweer op de extra loonmaatregel ingeleverd (AOb, 2024).

Een andere kansrijke maatregel is het organiseren van huisvesting. In verschillende grote steden zijn er voorzichtige stappen gezet om leraren op scholen met een hoog schoolgewicht voorrang te geven in huisvesting (KCO, 2024). Gegeven de huisvestingsproblemen in de grote steden, lijkt dit een kansrijke route. Een aanvullende aanpak zou kunnen zijn om extra te investeren in sterke schoolleiders op scholen met een hoog schoolgewicht. En om zulke scholen een goede plek te laten blijven om zij-instromers, starters en expertleraren aan te trekken en te behouden, door middel van (externe) mentoren, extra handen in de klas en kleinere groepen.

Dat juist scholen met de meest kwetsbare leerlingen met het lerarentekort geconfronteerd worden, is een groot risico voor de kwaliteit van het onderwijs in Nederland, en daarmee een nationaal beleidsprobleem. Het is geen vraagstuk dat alleen aan individuele scholen kan worden overgelaten.

Getty Images

Literatuur

AOb (2024) Onderhandelaarsakkoord CAO PO 2024–2025. Algemene Onderwijsbond, 30 september. Te vinden op www.fvov.nl.

Centerdata (2024) Personeelstekorten primair onderwijs. Centerdata, december. Te vinden op www.rijksoverheid.nl.

Chetty, R., J.N. Friedman en J.E. Rockoff (2014) Measuring the impacts of teachers II: Teacher value-added and student outcomes in adulthood. The American Economic Review, 104(9), 2633–2679.

Gemeente Amsterdam (2024) ‘Het welzijn van leraar staat onder druk’. Het behoud en vertrek van basisschoolleerkrachten in Amsterdam. Gemeente Amsterdam, Onderzoek en Statistiek, oktober.

Gemeente Amsterdam en BBO (2021) Monitor programma noodplan lerarentekort, nummer 4, december. Te vinden op bboamsterdam.nl.

Kasmi, S. (2023) Jaarlijkse cijfers lerarentekort oktober 2023. Brief aan de commissie Werk en Inkomen, Onderwijs Samenleven, Schuldhulpverlening, Armoedebestrijding en NPRZ, 15 december. Te vinden op rotterdamraad.bestuurlijkeinformatie.nl

KCO (2024) Voorbij het lerarentekort: Wonen en werken in een ongelijke stad. Kenniscentrum Ongelijkheid Rapport, januari.

SEO (2024) Evaluatie convenanten lerarentekort primair onderwijs in de G5. SEO Economisch Onderzoek, Eindrapportage, 14 juni.

MinFin (2017) IBO Onderwijsachterstandenbeleid, een duwtje in de rug? Ministerie van Financiën, april. Te vinden op www.rijksbegroting.nl.

MinOCW (2025) Onderwijsarbeidsmarkt in cijfers. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Te vinden op onderwijsarbeidsmarkt.incijfers.nl.

Silhol, J. en L. Wilner (2023) Teachers’ desired mobility to disadvantaged schools: Do financial incentives matter? Institut National de la Statistique et des Études Économiques, Document de travail, 2023-09. Te vinden op www.bnsp.insee.fr.

Wickeren, S. van, T. van Dijk en M. Schellekens (2025) Het lerarentekort is geen landelijk maar een schoolspecifiek probleem. Artikel op esb.nu, 14 januari.

Wolf, I. de (2023) De kwaliteit basisonderwijs staat onder druk. ESB, 108(4819), 104–107.

Auteurs

  • Arnold Jonk

    Voorzitter van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie

  • Inge de Wolf

    Hoogleraar aan de Universiteit Maastricht

Naschrift Sjors van Wickeren, Toep van Dijk en Menno Schellekens

Onze analyse laat de trend van de leerling/leraar-ratio in de periode 2006-2021 zien, zowel landelijk als voor de G5-steden, en de spreiding tussen schooltypen en verschillende steden (Van Wickeren et al. (2025). Ook met de aanvullende analyse van Jonk en de Wolf staan de drie belangrijkste conclusies van ons artikel overeind:

  1. Het aantal leerlingen per leraar is de afgelopen jaren gemiddeld genomen ten minste stabiel gebleven en het totale onderwijspersoneel per leerling is sterk toegenomen;
  2. Er is een grote spreiding tussen scholen;
  3. Scholen met een hoog gewicht (oftewel scholen met een relatief grote populatie achterstandsleerlingen) hebben relatief meer leraren, ook vanwege bewust beleid.

Jonk en de Wolf voegen hier specifiek cijfers aan toe over de spreiding tussen scholen met verschillende populaties in de G5 voor de jaren 2016 en 2022. Hieruit blijkt dat scholen in de G5-steden met relatief veel achtstandsleerlingen in 2022 een hogere leerling/leraar-ratio hadden dan in 2016. Dit is een terechte en waardevolle toevoeging en ondersteunt onze conclusie dat er sprake is van grote verschillen tussen scholen.

 

Een kanttekening bij de analyse van Jonk en de Wolf is dat het ondersteunend personeel in de G5 sterk is toegenomen. Dit wordt door de Jonk en de Wolf enkel benoemd in negatieve zin, namelijk dat het de kwaliteit van onderwijs schaadt. De sterke toename van ondersteunend personeel kan de gevolgen van een dalende leraar/leerling-ratio echter ook beperken. Het ondersteunend personeel levert tenslotte ook een bijdrage aan het onderwijs, onder andere door leraren te ontlasten.

 

Gemiddeld genomen is in Nederland het onderwijspersoneel per leerling nog nooit zo hoog geweest. Als er dus sprake zou zijn van een ‘permanente noodsituatie’, zoals Jonk en de Wolf stellen, is dit bovenal een verdelingsprobleem tussen scholen.

Plaats een reactie