arbeidsmarkt
Soepel ontslag
creëert onzekerheid
Onzekerheid speelt een grote rol in de economische wetenschap en in economische beleidsdiscussies. Het is daarom
opmerkelijk dat de grotere onzekerheid die samenhangt met
een soepeler ontslagrecht in de beleidsdiscussie nauwelijks
expliciet wordt genoemd.
D
Robert Vergeer en
Ronald Dekker
Promovendus bij de sectie
Economie van Innovatie,
faculteit TBM van de
TU Delft, respectievelijk
universitair docent bij
dezelfde sectie.
116
ESB 23
at onzekerheid negatieve gevolgen heeft
voor de economie staat onder economen
niet ter discussie. Onzekerheid leidt
tot terughoudendheid bij consumptieve
bestedingen, belemmert (riskante) investeringen
en vermindert daarmee bijvoorbeeld de technologische dynamiek. Het is evident dat een versoepelde
ontslagbescherming kan leiden tot een grotere
onzekerheid bij werknemers over werk en het bijbehorende inkomen, omdat de kans om ontslagen te
worden groter wordt. Deze onzekerheid heeft niet
alleen gevolgen voor het gedrag van werknemers
binnen bedrijven en daarmee voor de arbeidsproductiviteit, maar zeer waarschijnlijk ook voor het gedrag
van werknemers als consument en spaarder. Het is
daarom opmerkelijk dat er in het politieke en economische debat weinig aandacht is voor de grotere
onzekerheid die kan ontstaan door verÂsoepeling van
het ontslagrecht.
Een recent voorbeeld van dit gebrek aan aandacht
voor onzekerheid is een rapport van het CPB dat
aan dit onderwerp is gewijd (CPB, 2006). In dit
rapport en in een daarop volgend artikel in de
Volkskrant (Volkskrant, 29 november 2006) wordt
het beperken van de ontslagbescherming bij vaste
contracten genoemd als zinvolle beleidsoptie om
de kansen van de outsiders op de arbeidsmarkt te
vergroten. Het CPB-rapport en het krantenartikel
zijn bijdragen in een langlopende beleidsdiscussie
over de vermeende inflexibiliteit van de Nederlandse
arbeidsmarkt, waarbij met afgunst wordt gekeken
naar de Scandinavische landen, in het bijzonder
Denemarken, waar het ontslagrecht beduidend
minder stringent is. Het CPB rapport diende ter
ondersteuning van de onderhandelingen tussen sociale partners in de Sociaal Economische Raad over
hervorming van het ontslagrecht. Ook speelde het
een rol in de formatiebesprekingen voor een nieuw
kabinet. Het is daarom belangrijk om de gebruikte
argumentatie kritisch tegen het licht te houden,
vooral waar het gaat om onzekerheid.
Volgens het CPB draagt een soepeler ontslag weinig
bij tot verlaging van de werkÂloosheid.
Dat komt onder meer, omdat de werkloosheid in
Nederland al op een behoorlijk laag niveau is. Die
februari 2007
was in de afgelopen 10 jaar een stuk lager dan het
gemiddelde werkloosheidspercentage van de landen
in de Europese Unie (EU) en voor de laatste 8 jaar
ook lager dan die van de Verenigde Staten (OECD,
2006). Gemiddeld ligt de werkloosheid in Nederland
in deze periode op 3,9 procent, gemiddeld in de
EU op 8,5 procent (en in de VS op 5,0 procent).
Ofwel, ook met de huidige ontslagbescherming doet
Nederland het goed in internationaal vergelijkend
perspectief. Maar de versoepeling van de ontslagbescherming dient volgens het CPB dan ook voornamelijk een ander doel: een grotere dynamiek op
de arbeidsmarkt die ertoe leidt dat de werkloosheid
eerlijker wordt verdeeld tussen groepen.
Deze redenering van het CPB wordt in het rapport
als volgt onderbouwd: indien door een versoepelde
ontslagregeling mensen met een vast contract
makkeÂlijÂker ontslagen kunnen worden, bevordert
dat de doorstroming op de arbeidsmarkt. Mensen
die werkÂloos worden, zullen dat minder lang blijven omdat de kans dat zij een baan vinden wordt
verÂgroot. Wel zullen mensen hun baan minder lang
houden, omdat de kans dat zij ontslagen worden ook
stijgt.
Zwakke insiders worden nieuwe outsiders
De redenering van het CPB roept de vraag op of de
kansen van outsiders werkelijk vergroot worden door
de rechten van insiders te beperken. Zeker wanneer
we de samenstelling van de groep outsiders in ogenschouw nemen: dit zijn veelal jongeren, vrouwen
en immigranten, vaak met een lagere opleiding en
weinig werkervaring. Met welke insiders kunnen deze
outsiders concurreren om banen?
Het gaat dan voornamelijk om insiders met eenzelfde laag niveau van menselijk kapitaal. De huidige
outsiders en insiders met weinig menselijk kapitaal
gaan zodoende een nieuwe, grotere groep vormen
aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Deze groep
krijgt te maken met kortduÂrenÂde baantjes, afgewisseld met werkloosheid, net zoals een deel van de
huidige flexwerkers die ook tot de outsiders gerekend
worden.
Het aantal mensen dat te maken krijgt met grotere
onzekerheid over baan en/of inkomen, wordt door
een soepeler ontslagrecht dus vergroot. Waar nu
zwakkere insiders met een vaste baan relatief goed
beschermd zijn, krijgen vooral zij door een versoepeling van het ontslagrecht te maken met grotere
baanonzekerheid. Die grotere onzekerheid voor een
grotere groep verhoogt vooral tijdens recessies de
kans op een (extra) afname van de binnenlandse
3.5
3
2
2.5
Inkomensverdeling d9/d1
4
consumptie wat proÂcyclische effecten
Een grotere
geÂdrag van werknemers grote schade kan berokkenen, vooral in
kan hebben. Recent empirisch onkennisÂintensieve en innovatieve orÂganisaties. Denk aan de verÂ
baanmobiliteit
derzoek (Benito, 2006; Carrol et al.,
tegenwoordiger die stiekem met de conÂcurÂrent samenwerkt of de
2003), op basis van respectievelijk
gaat dan ten
techÂniÂcus die bouwÂtekeningen van het jongste prototype naar een
Britse en Amerikaanse microdata,
conÂcurrent lekt. Dergelijk gedrag is econoÂmisch uiterÂmate lucratief
koste van sociaal en de pakkans is gering. Grotere negatieve externe effecten, die
laat zien dat een hoger niveau van
baanonzekerheid leidt tot een lagere
kapitaal
investeÂringen in kennis en innovatie ontmoeÂdigen, zijn hiervan
consumptie door huishoudens en
het gevolg. Bovendien kan als gevolg van meer turbulentie in het
tot uitstel van consumptie. Uit voorzorg stijgen de
personeelsbestand het historische geheugen van een organisatie verÂzwakken.
besparingen van de huishoudens. Deze empiriDe meest productieve werknemers zijn positief gemotiveerde werknemers.
sche bevindingen zijn consistent met de notie dat
Positieve motivatie vereist vertrouwen tussen collega’s onderling en tussen
de hervormingsagenda van de vorige kabinetten
werknemers en het management. Ofwel, zeggenÂschap van werknemers in de
Balkenende het economisch herstel vertraagd heeft.
bedrijfsvoering, investeringen in kennis en kunde van werkÂnemers en als rechtImmers, er is veel onzekerheid gecreëerd die ten
vaardig ervaren beloningsverschillen (Gordon, 1996). Ook een behoorlijk niveau
koste is gegaan van het consumentenvertrouwen
van ontslagÂbeÂscherming hoort in dit rijtje. Kunnen dreigen met ontslag als het
en daardoor is de consumptie en het economisch
even minder gaat, doet afbreuk aan de vertrouwensrelatie en gaat ten koste van
herstel achtergebleven ten opzichte van een situatie
het sociale kapiÂtaal van een organisatie. Anders gesteld, een grote zekerheid
met minder onzekerheid.
over het behoud van een baan in de vorm van goede ontslagbeÂscherming is
Een vergaande versoepeling van het ontslagrecht zal
een investering in sociaal kapitaal: vertrouwen en loyaliteit. Dat is goed voor de
zeer waarschijnlijk soortgelijke effecten hebben.
arbeidsproductiviteit.
Verder ligt het voor de hand dat de hardste klappen
zullen vallen bij de zwakkere insiders. Voor hen zal
Inkomensongelijkheid neemt toe
de onzekerheid het meeste toenemen en zullen de
Het CPB geeft aan dat een soepeler ontslagrecht leidt tot ‘een meer gelijkmatige
relatieve gevolgen voor consumptie ook het grootst
verdeling van de kans op werk en werkloosheid over groepen’. Daar staat tegenzijn.
over dat een soepeler ontslag leidt tot een ongeÂlijkere verdeling van het inkomen.
Figuur 1 laat zien dat landen met een soepeler ontslagregime ook een ongelijArbeidsproductiviteit gaat omlaag
kere inkomensverdeling kennen. Zoals hierboven al uiteengezet is, betekent een
Statistische vergelijkingen tussen OESO landen
versoeÂpeÂling van het ontslagrecht dat de kans op ontslag vooral bij econoÂmisch
geven een indicatie dat het verminderen van de
zwakkere groepen groter wordt. In veel landen waar het ontslagrecht soepeler
ontslagbescherming op de lange termijn een negatief is, heeft dit geresulteerd in een neerwaartse druk op de lonen van economisch
effect heeft op de arbeidsproductiviteit (Storm en
zwakkere groepen. Omdat de zwakkere insiders onzekerder zijn over het behoud
Naastepad, 2005). Micro-econometrische studies
van hun baan, zullen zij, of hun vakbondsvertegenwoordigers, minder hoge loonmet het Arbeidsvraagpanel van de Organisatie voor
eisen kunnen stellen en komt hun loon daarmee onder druk te staan.
Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (OSA) laten
Het ontslagrecht in de Verenigde Staten is één van de meest soepele in de westerse wereld. Dit heeft negatieve gevolgen voor de lonen aan de onderkant van
zien dat NederÂlandÂse bedrijven met een meer
geflexibiliseerd personeelsbestand weliswaar meer
de arbeidsmarkt en leidt onder andere tot het verschijnsel van de working poor.
banen scheppen; echter, deze extra banengroei is te
De inkomensverdeling in de Verenigde Staten is, mede door dit fenomeen, een
van de scheefste ter wereld.
verklaren uit een geringere groei van de arbeidsproÂ
ductiviteit bij die bedrijven. Opmerkelijk is in dit verband dat bedrijven met meer flexibele werknemers
figuur 1
De verhouding tussen inkomensverdeling en ontslagbescherming in
weliswaar geringere loonlasten hebben, maar dat zij
20 OESO-landen, gemiddelden uit de periode 1980-1995.
er desÂonÂdanks niet in slagen marktaandeel te veroveren op bedrijven met meer starre arbeidsverhouÂ
United States
Canada
dingen en hogere lonen, doordat hun productiviteit
Ireland
langzamer groeit. Er kan geen significant verschil
in omzetÂgroei worden gevonden tussen bedrijÂven
met meer of minder flexibele arbeidsÂverÂhoudingen
Austria
(Kleinknecht et al. 2006).
Een mogelijke verklaring is dat werknemers die
United Kingdom
France
gemakkelijk te ontslaan zijn minder bereid zijn om
Japan
hun persoonsgebonden ervaringskennis (‘tacit knowNew Zealand
Germany
Australia
ledge’) ter beschikÂking te stellen voor het realiseren
Switzerland
Netherlands
van arbeidsbesparende procesvernieuwingen. Dit zou
Italy
hen immers hun baan kunnen kosten. Een andere
Finland
mogelijke verklaring ligt in de negatieve gevolgen van
Belgium
een meer frequente wisseling van baan die gepaard
Denmark
Sweden
gaat met een soepeler ontslag. Die hogere frequentie
Norway
vermindert de beÂtrokÂkenheid van werknemers bij,
.2
.4
.6
.8
1
en de loyaliteit aan hun bedrijf. Een grotere baanIndex ontslagbescherming
mobiliteit gaat dan ten koste van sociaal kapitaal.
Bron: Howell en Huebler, 2005.
Dit laatste is belangrijk, aanÂgeÂzien minder loyaal
ESB 23
februari 2007
117
Een soepeler ontslagrecht zou ook in Nederland tot een ongelijkere inkomensverdeling kunnen leiden, omdat de bestaande
salarissen van mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt
onder druk komen te staan. Het resulÂtaat is een schevere inkomensverdeling (Howell en Huebler, 2005) waarin vooral de laagÂ
betaalden verder achteruit gaan. De zwakkere insiders worden
dan dubbel benadeeld. Niet alleen daalt hun baanzekerheid,
maar ook verslechtert hun inkomenspositie. Daarmee worden
hun consumptiemogelijkheden nog verder verkleind.
Of versoepeling
van het ontslagrecht
de Nederlandse
arbeidsmarkt nog
flexibeler maakt, valt
ook te betwijfelen
De Nederlandse arbeidsmarkt is al heel flexibel
De Nederlandse arbeidsmarkt kent relatief veel flexibele banen vergeleken met
andere Europese landen. Van flexibele banen zou men theoretisch verwachten
dat zij de kansen van kansarmere werknemers op werk vergroten. Immers, een
flexibele baan kan fungeren als springplank naar een baan met een vast contract. Dat blijkt ook zo te zijn, aangezien er sprake is van een opmerkelijk grote
doorstroming van flexibele naar vaste banen (Kleinknecht et al. 1997; de GraafZijl, 2006). Hoewel er sprake is van een harde kern van flexibele krachten, is
voor velen de opstap vanuit flexibele arbeid naar een vaste baan in de huidige
situatie goed mogelijk. Daar hoeft het ontslagrecht niet verder voor versoepeld
te worden. Voor een belangijk deel van de outsiders fungeert flexibele arbeid
als een fase waar ze doorheen moeten. Uiteindelijk slagen ze erin een vaste
baan met bijbehorende ontslagbescherming te vinden. Dit wenkend perspectief
verdwijnt bij een vergaande versoepeling van het ontslagrecht.
Naar een offensief economisch beleid
Versoepeling van het ontslagrecht is geen verstandige beleidsoptie. Of de
Nederlandse arbeidsmarkt flexibeler moet, is gezien het lage niveau van werkloosheid en het grote aandeel van flexibele banen al de vraag. Of versoepeling
van het ontslagrecht de Nederlandse arbeidsmarkt nog flexibeler maakt, valt ook
te betwijfelen.
Verder leidt hogere baanÂonzeÂkerÂheid tot lagere consumptie, uitstel van consumptie en daardoor tot een langzamer herstel van de economie na een recessie.
Ook leidt een nog flexibelere arbeidsmarkt binnen bedrijven tot een aantasting
van het vertrouwen tussen werknemer en werkgever en dit is slecht voor innovatiekracht en arbeidsproductiviteit op langere termijn. Tenslotte is versoepeling
van het ontslagrecht niet nodig, want de Nederlandse arbeidsmarkt is al flexibel door de grote doorstoom van outsiders uit flexibele banen naar vast werk.
Versoepeling van het ontslagrecht is vooral nadelig voor zwakkere insiders met
een lage opleiding terwijl het weinig effect zal hebben op sterke insiders met
een hogere opleiding. De zwakkere insiders krijgen te maken met meer baanonzekerheid en gaan achteruit in inkomen terwijl de sterkere insiders buiten schot
blijven.
Voor het nog verder verbeteren van de prestaties van de Nederlandse arbeidsmarkt moet steeds een zorgvuldig evenwicht gezocht worden tussen flexibiliteit
en zekerheid, en tussen de belangen van werkgevers en werknemers. Dit is in
het belang voor prestaties van de Nederlandse economie in het algemeen en
voor prestaties op het terrein van innovatie in het bijzonder. Een voldoende
niveau van baanzekerheid moet voorkomen dat toenemende flexibiliteit ten koste
gaat van de innovatiekracht van de Nederlandse economie, vanwege het hogere
niveau van onzekerheid.
Andere beleidsopties zouden hierop beoordeeld moeten worden, zoals het verder
verbeteren van de Wet Flexibliteit en Zekerheid (Hazeu, 2006). Ook in een
recent pleidooi van de voorzitter van de SER (Rinnooy Kan en Van der Wijst,
2006) wordt nadrukkelijk verwezen naar de noodzaak van een evenwicht tussen economische vitaliteit en sociale cohesie. De dynamiek op de Nederlandse
arbeidsmarkt is eerder gebaat bij een meer offensieve strategie met vergaande
inspanningen op het gebied van scholing en het verder optimaliseren van de
doorstroming vanuit flexibele arbeid, dan bij het vergroten van baanonzekerheid
bij werknemers met een vast contract.
Literatuur:
Benito, A. (2006) Does job insecurity affect household
consumption? Oxford Economic Papers, 58(1), 157-181.
Carroll, C.D., K.E. Dynan en S.D. Krane (2003) Unemployment
Risk and Precautionary Wealth: Evidence from Households’
Balance Sheets’, Review of Economics and Statistics, 85(3),
586-604.
Centraal Planbureau (2006) CPB Document 135, Employment
Protection Legislation. Den Haag: CPB.
Gordon, D.M. (1996) Fat and Mean. The Corporate Squeeze of
Working Americans and the Myth of Managerial ‘Downsizing’.
New York: The Free Press.
Graaf-Zijl, M. de (2006) Economic and Social consequences of temÂ
porary employment, Academisch proefschrift UvA (Thela thesis).
Hazeu, C. (2006) De politieke economie van besluitvorming
over ontslagbescherming. ESB, 91(4485), 216.
Howell, D. R. en F. Huebler (2005) Wage Compression and the
Unemployment Crisis: Labor Market Institutions, Skills, and
Inequality-Unemployment Tradeoffs. In: Howell, D.R.; Fighting
Unemployment; Oxford: Oxford University Press.
Kleinknecht, A., R. Oostendorp en M. Pradhan (1997) Patronen
en economische effecten van f lexiÂbiliteit in de NederÂlandse arbeidsÂ
verhoudingen. WRR voorstudies en achtergronden nr. V99.
Den Haag: Sdu.
Kleinknecht, A., R.M. Oostendorp, M.P. Pradhan en C.W.M.
Naastepad (2006): Flexible labour, firm perÂforÂmance and
the Dutch job creation miracle. International Review of Applied
Economics, 20(2), 171-187.
Organisation for Economic Co-operation and Development
(2006) Unemployment outlook 2006. Parijs: OECD.
Rinnooy Kan, A.H.G. en T. van der Wijst (2006) Gevraagd:
offensief sociaal beleid. ESB, 91(4499), 612-615.
Storm, S. en C.W.M. Naastepad (2005) De schaduwzijde van
arbeidsmarktflexibilisering. ESB, 90(4454), 86-89.
118
ESB 23
februari 2007