Ga direct naar de content

Industrie: kortzichtigheid maakt meer kapot dan je lief is

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 17 2025

De Nederlandse industrie staat op een kruispunt. Er moet veel veranderen, dat weten we allemaal. De manier waarop we fossiele materialen en brandstoffen gebruiken is immers op geen enkele manier houdbaar. De winning, omzetting en afvalverwerking hebben grote negatieve sociale en milieugevolgen, in Nederland en elders.

Maar de belangrijkste vraag is niet welke technologie fabrieken gaan gebruiken om te vergroenen. De belangrijkste vraag is ook niet welk bedrijf of welke sector in Nederland actief blijft. Dit zijn weliswaar ingewikkelde vragen, maar je kunt er analyses op los laten rondom competitieve voordelen en kosten. De belangrijkste vraag is uiteindelijk of overheid en bedrijven hun beslissingen op basis van de toekomst nemen, of op basis van het heden.

Heleen de Coninck is hoogleraar aan de Technische ­Universiteit Eindhoven en de Radboud Universiteit Nijmegen, en plaatsvervangend voorzitter van de ­Wetenschappelijke Klimaatraad

Het antwoord tot nu toe was: het heden. De beleids- en bedrijfsbeslissingen worden genomen alsof er nauwelijks méér gaat veranderen dan uitstootnormen en wat risico’s in waardeketens. Alsof er geen vergaande transformatie van de industriesector nodig is.

Zo heeft het binnenlandse klimaatbeleid voor de grote industriële bedrijven de maatwerkafspraken als centraal onderdeel. Maatwerk klinkt natuurlijk goed, en er zitten voordelen aan. Iedere fabriek is anders, en staat net weer op een andere manier in de markt. Met maatwerk kun je daar rekening mee houden, in tegenstelling tot met generieke instrumenten. Tegelijkertijd kan de overheid met dergelijk maatwerk afdwingen dat uitstoot binnenslands wordt verminderd, in plaats van mogelijk elders via een emissiehandelssysteem – er worden tenslotte flinke subsidies uitgedeeld, en voor wat hoort wat.

Maar de nadelen zijn groter dan de voordelen. Het grootste manco: maatwerkafspraken zijn in de verste verte geen transitie-instrument. Doordat afspraken met elk individueel bedrijf worden gemaakt, zonder rekening te houden met de kans dat het de industriële transformatie overleeft, behouden én versterken de maatwerkafspraken de status quo. Tegelijkertijd krijgen nieuwe bedrijven die wel transformatieve oplossingen bieden geen kans. En dat is zeer problematisch.

Immers, in tegenstelling tot wat het huidige politieke debat suggereert, wordt klimaatverandering alleen maar een groter probleem. Het wettelijk bindende klimaatneutraliteitsdoel voor 2050 klinkt ver weg, maar dit betekent CO2-neutraal in 2040 of vlak daarna. Dat is ook wat het Europese emissiehandelssysteem voor de industrie voorschrijft: nul uitstoot rond 2040.

In plaats van het urgentiegevoel, hoge energieprijzen en groot draagvlak voor verduurzaming en besparing aan te grijpen om keuzes te maken over de industriële transformatie, bevestigen overheid en industrie elkaar vooral in hun overtuiging dat ze het probleem nog wel even voor zich uit kunnen schuiven.

Met deze kortzichtigheid helpen we niemand. We verspillen belastinggeld. We houden bedrijven in de lucht die geen plek hebben in een CO2-neutraal Nederland. We smoren het innovatief vermogen. We blijven langer dan nodig afhankelijk van fossiele import. We verbinden ons aan veel hogere kosten later in deze eeuw omdat dan de uitstoot sneller (en dus duurder) omlaag moet. We moeten betalen voor meer koolstofverwijdering, naast de schadekosten van een veranderend klimaat en klimaatadaptatie. Besluiten op basis van de status quo is laakbare struisvogelpolitiek. De jonge generaties bedanken u alvast.

Hoe handel je dan wel met het oog op die toekomst? Uit de literatuur komt een redelijk consistent beeld naar voren van de omvang en samenstelling van een CO2-neutrale, duurzame en eerlijke industrie (CE Delft, 2023; Expertteam Energiesysteem, 2023). Lagere vraag, maximale elektrificatie, waterstof als grondstof, biomassa en gerecyclede materialen als koolstofbron. Waar nodig, energie-intensieve onderdelen verplaatsen naar delen van Europa of de wereld waar CO2-vrije energie in ruimere mate beschikbaar is. Over de details kun je twisten, maar dit ruwe beeld dringt zich op.

Een dergelijke toekomst vergt meer dan wachten tot de CO2-prijs echt gaat knellen. Het vergt dat bedrijven die voor zichzelf een toekomst zien nú gaan investeren, niet in emissiereductie maar in CO2-neutraliteit. Het vereist dat de overheid alleen echte duurzaamheid subsidieert die op een eerlijke manier tot stand komt, durft te kiezen welke bedrijven steun krijgen, en het eerlijke verhaal durft te vertellen dat niet alle werknemers over vijf of tien jaar nog bij hetzelfde bedrijf werken. Het vergt dat de samenleving betrokken is, werknemers maar ook omwonenden van industrieclusters, want voor hen gaat er veel veranderen en ze hebben er recht op dat hun stem wordt gehoord. Idealiter denken deze mensen zelfs mee met een visie op de toekomstige Nederlandse industrie, en hoe daar te komen.

Bij maatschappelijke veranderingen kun je misschien nog met kleine stapjes verder komen. Maar bij installaties die jaren nodig hebben om de investeringen en vergunningen rond te krijgen, voldoet een kleine-stapjesbenadering niet. De industrie zal anders zijn of zal er niet zijn. De échte vraag is of industrie en overheid de moed kunnen opbrengen om, in ons aller belang, te kiezen voor de toekomst.

Literatuur

CE Delft (2023) Verkenning van een fossielvrije industrie. CE Delft Rapport, 23.220351.065.

Expertteam Energiesysteem (2023) Energie door perspectief: rechtvaardig, robuust en duurzaam naar 2050. Rapport te vinden op rijksoverheid.nl, april.

Auteur

  • Heleen de Coninck

    Hoogleraar aan de Technische ­Universiteit Eindhoven en de Radboud Universiteit Nijmegen, en plaatsvervangend voorzitter van de ­Wetenschappelijke Klimaatraad

Categorieën

Plaats een reactie