ontwikkeling
ICT en productiviteit:
waar blijven de vruchten?
Verschillen in productiviteitsgroei tussen de Verenigde
Staten en Nederland kunnen niet uitsluitend worden
verklaard uit verschillen in ICT-intensiteit want de bijdrage van ICT aan de productiviteitsgroei omvat meer
dan investeren in ICT-hardware. De onderbouwing
van ICT-beleid is daarom gebaat bij meer onderzoek
naar de externe (spill-over) effecten van ICT-gebruik.
I
Henry van der
Wiel en George
van Leeuwen
Van der Wiel is werkzaam bij het Centraal
Planbureau en Van
Leeuwen is werkzaam
bij het Centraal Bureau
voor de Statistiek.
22
nformatie- en communicatietechnologie
(ICT) houdt de gemoederen van economen en beleidsmakers al enige tijd
bezig, vooral die in Europa. ICT heeft
onmiskenbaar de wereld veranderd in de
laatste twee decennia. Denk maar aan het
gemak van een pc om dit artikel te schrijven,
e-mail voor de contacten met de coauteur en
de internetÂverbinding voor het verzamelen
van kennis.
ICT is een belangrijke technologische innoÂ
vatie die de productiviteitsgroei (tijdelijk)
kan laten versnellen. Iets dat in het vergrijzende Europa met minder arbeidsaanbod
belangrijk is om in de komende jaren voldoende economische groei te realiseren.
Het belang van arbeidsproductiviteit voor de
welvaart is evident. Een hogere welvaart is
op termijn alleen mogelijk via een stijgende
arbeidsproductiÂviteit. Vandaar ook de interesse van beleidsmakers en onderzoekers
voor ICT als mogelijke kandidaat om dit te
realiseren. In de productiviteitsontwikkeling
zit hem nu echter juist de crux. Al jaren laat
de Verenigde Staten een aanzienlijk hogere
productiviteitsontwikkeling zien dan de
Europese Unie (EU), waaronder Nederland.
Ondanks de aspiraties, geformuleerd in de
overbekende Lissabon Agenda van 2000,
lijkt de Verenigde Staten structureel beter
de vruchten van ICT te plukken dan de EU.
ESB september
2006
Beleidsmakers maken zich daarover zorgen.
Dit artikel gaat in op de vraag wat de redenen
zouden kunnen zijn dat het Nederland ogenschijnlijk minder lukt de vruchten te plukken
van ICT en wat dit kan betekenen voor beleid.
De vruchten
ICT heeft alle kenmerken van een doorbraaktechnologie. Vanuit historisch perspectief
komen de kenmerken van ICT overeen met vier
karakteristieke kenmerken van eerdere doorbraaktechnologieën, zoals elektriciteit en de
spoorwegen (Lipsey et al., 1998). Ten eerste:
ICT evolueert. Sinds de eerste computers rond
1950 heeft het al een aanzienlijke evolutie
doorgemaakt. Ten tweede: ICT heeft een groot
bereik in de economie en is op veel plaatsen
te vinden. Verder heeft ICT een grote variëteit aan toepassingen, zoals bij besturing van
vliegtuigen, scans in gezondheidszorg, dataen tekstverwerking. Tot slot is ICT complementair met bestaande of potentieel nieuwe
technologieën zoals het internet. ICT biedt uitdagingen en kansen voor nieuwe innovaties in
sectoren waarin het wordt toegepast. Zonder
ICT geen DVD-speler, maar een DVD-speler is
meer dan alleen een toepassing van ICT. Er is
een aantal specifieke additionele innovaties
voor nodig in gerelateerde technologieën.
Verbeteringen van ICT bieden dan tevens
mogelijkheden voor verbetering van die gerelateerde technologieën. Deze samenhang geldt
niet alleen voor ontwikkeling van producten,
maar ook voor productieprocessen, marketing,
financiering en organisatie in ondernemingen
(Gelauff & De Bijl, 2000).
ICT kan langs verschillende wegen de productiviteit op een hoger niveau brengen.
Investeringen in ICT hebben een direct effect
op de arbeidsproductiviteit door kapitaalÂ
intensivering per werknemer. De relatieve (en
ook absolute) prijsdaling van ICT- kapitaalgoederen in vergelijking met andere kapitaalgoederen is het mechanisme hierachter.
Bedrijven verruilen de minder productieve
kapitaalgoederen en arbeid voor ICT- kapitaalgoederen. ICT schept daarnaast nieuwe
mogelijkheden om processen, producten en
diensten te ontwikkelen wat de productiviteit
eveneens ten goede komt. ICT kan ook zorgdragen voor een structureel hoger groeitempo
van de arbeidsproductiviteit omdat het de
kennisproductie productiever kan maken in
de vorm van meer innovaties (Bartelsman &
Hinloopen, 2000).
Empirie
Het artikel van Van Ark in dit dossier laat
de resultaten op macro- en mesoniveau zien
van een vergelijking tussen Europa (inclusief
Nederland) en de Verenigde Staten. De uitkomsten laten zien dat ICT deels een verklaring vormt voor de productiviteitsverschillen
tussen Europa en de Verenigde Staten, want
de bijdrage van ICT-kapitaal is lager in de
EU. Een belangrijke reden is dat in Europa al
langere tijd relatief minder wordt geïnvesteerd
in ICT. Sectorale bedrijfstakcijfers nuanceren het macrobeeld in de zin dat de hogere
productiviteitsgroei in de Verenigde Staten
niet alomtegenwoordig is. De voorsprong van
de Verenigde Staten komt voor rekening van
een beperkt aantal sectoren, bijvoorbeeld
ICT-intensieve diensten zoals de groothandel,
financiële instellingen en enkele ‘hightech’ sectoren in de industrie
(Van Ark et al., 2003).
De laatste jaren laten een toenemende belangstelling zien voor het gebruik van bedrijfsdata om zicht te krijgen op de vraag of ICT nog anders
dan via ICT-kapitaalverdieping een impuls geeft aan de productiviteit.
Achter macro- en bedrijfstakontwikkelingen gaat een enorme heterogeniteit op bedrijfsniveau schuil. Dat pleit ervoor om voor een ‘diepere’
verklaring van verschillen in productiviteit(sgroei) ook te kijken naar
wat er op bedrijfsniveau gebeurt. Bijvoorbeeld om te onderzoeken of
er interÂacties tussen ICT en andere determinanten van productiviteitsgroei – zoals innovatie – voorkomen, kenmerkend voor een potentiële
doorbraaktechnologie.
Recente CPB-onderzoeken naar ICT-gebruik in Nederland bevestigen het
bestaan van interacties en complementaire factoren (Van der Wiel & Van
Leeuwen, 2003; Van Leeuwen en Van der Wiel, 2003). Enige resultaten
hiervan staan in tabel 1. Hierin staan enkele geschatte productie-elasticiteiten van ICT-kapitaal, oftewel de procentuele verandering van de
productie als de hoeveelheid ICT-kapitaal met x procent toeneemt.
ICT blijkt niet alleen voor innovatie een ‘enabling’ technologie omdat
ICT-elasticiteiten voor structureel innoverende bedrijven hoger zijn dan
voor bedrijven zonder innovaties. De resultaten wijzen er ook op dat de
vruchten van ICT groter zijn als ICT gepaard gaat met het doorvoeren
van veranderingen in de organisatie van bedrijfsprocessen. In die zin
lijkt ICT zich te onderscheiden van andere kapitaalgoederen. Voor deze
laatste categorie vinden Van der Wiel en Van Leeuwen geen significante samenhang met de verschillende typen innovaties (Van der Wiel
& Van Leeuwen, 2003). Zij stelden ook vast dat verschillen in totale
factorproductiviteitsgroei tussen bedrijven samenhangen met externe
effecten in de vorm van ICT-spillovers: ICT-netwerken dragen ertoe bij
dat de eigen investeringen in ICT productiever worden naarmate andere
bedrijven meer investeren in ICT. Hierbij kan worden gedacht aan EDI
en B2B-activiteiten.
tabel 1
Productie-elasticiteiten ICT-kapitaal bij verschillende interacties tussen ICT en innovaties a
Technologische Innovaties
Niet technologische innovaties
in de vorm van reorganisaties
0,06
0,02
(2.7)
(1.4)
0,05
0,07
(2.8)
(3.3)
0,09
0,10
(2.9)
(0.4)
Productie-elasticiteit ICT-kapitaal voor
Bedrijven zonder innovaties
Bedrijven met ad-hoc innovaties
Bedrijven met permanente innovaties
a T-waarden tussen haakjes.
Bron: Van Leeuwen & Van der Wiel (2003).
ESB september
2006
23
Kwalitatief vergelijkbare resultaten zijn ook gevonden voor andere landen, zoals de Verenigde Staten (Black & Lynch, 2000), terwijl Hempell
et al. een benchmark van Duitsland en Nederland hebben onderzocht
(Hempell et al., 2004).
Mogelijke redenen voor lagere ICT-investeringen?
De Nederlandse productiviteitsgroei is mede bij de Verenigde Staten
achtergebleven door minder ICT-investeringen. Mogelijke oorzaken hiervoor zijn: (i) onderinvestering door te lage rendementen, (ii) time-lags
verband houdend met een ‘first-mover’ voorsprong van de Verenigde
Staten en (iii) markimperfecties.
Time-lags door tragere adoptie?
Dat nog niet alle potentiële rendementen zijn
geïncasseerd heeft mogelijk te maken met
andere factoren dan uitsluitend investeren.
Met een toenemende penetratie van ICT-hardware worden complementaire factoren belangrijker. Het probleem is niet zozeer hoeveel ICT
beschikbaar is, maar hoe deze wordt gebruikt.
De upgrading van interne bedrijfsprocessen
kost tijd en de adoptiesnelheid van nieuwe
technologie hangt mede af van de beschikbare
bekwaamheden in organisaties. De literatuur
geeft aanwijzingen dat (de vorm van) scholing
belangrijk kan zijn voor de adoptiesnelheid.
Krueger en Kumar suggereren bijvoorbeeld
dat Amerikaanse werknemers zich beter kunnen aanpassen dan de Europese werknemers
aan de nieuw beschikbare ICT-technologieën
omdat de Verenigde Staten zich meer richten
op algemene scholing (Krueger & Kumar,
2004). Ook de rol van software wordt groter.
Het gebruik van meer geavanceerde software
ontwikkeld voor (bijvoorbeeld) de integratie
van interne bedrijfsprocessen en de communicatie met afnemers geeft een vollediger beeld
van de verschillen in ICT-gebruik van bedrijven
dan verschillen in ICT-hardware kapitaal alleen. Het is denkbaar dat de Verenigde Staten
ook hier weliswaar een ‘first-mover’ voorsprong
heeft maar dat deze voorsprong afneemt met
de verspreiding van het gebruik.
ICT-rendementen?
ICT rendementen hangen af van de (verwachte)
baten van ICT-investeringen, de prijzen van
ICT goederen en de flankerende kosten
(Bresnahar et al., 2002) van de investering
zoals aanpassingen in het productieproces.
Verschillen hierin kunnen leiden tot verschillen
in ICT-Âgebruik. Verschillen in aanschafkosten
van ICT-hardware op een zelfde tijdstip liggen
echter niet voor de hand. De prijzen van ICTkapitaalgoederen zijn voor ieder bedrijf min
of meer gelijk. Deze prijzen worden in grote
mate bepaald op de wereldmarkt. Bij min of
meer homogene bedrijven die opereren op
dezelfde markt liggen verschillen in verwachte opbrengsten ook niet
voor de hand. Uiteenlopende kennisniveaus van personeel, aanpassing van interne bedrijfsprocessen en verschillend risicogedrag lijken
op voorhand het meest voor de hand te liggen om de gesignaleerde
verschillen in ICT-intensiteit onder bedrijven te verklaren. Ook netwerkÂ
effecten kunnen meespelen. Bedrijven ondervinden
voordelen van een groeiend netwerk (bijvoorbeeld
Marktimperfecties?
internet of EDI), een soort omgekeerd ‘first mover
Als de prikkels en
Als de prikkels en condities
advantage’ waardoor bedrijven alsnog besluiten
goed zijn, zullen bedrijven
condities goed zijn,
om te investeren in ICT. Hierdoor kan de timing bij
uit zichzelf investeren in ICT
bedrijven anders liggen.
zullen bedrijven uit
als dat een hogere producVan der Wiel en Van Leeuwen laten zien dat in de
tiviteit oplevert. Bedrijven
zichzelf investeren in
tweede helft van de jaren negentig veel bedrijven in
kunnen daarmee immers
Nederland een inhaalslag in ICT hebben gemaakt
ICT als dat een hogere hun winstgevendheid ver(Van der Wiel & Van Leeuwen, 2003). Desondanks
prikkels
productiviteit oplevert hogen. Zijn dewel goed en
bestaan er nog steeds grote verschillen in ICT-intencondities dan
in
siteit tussen bedrijven. Er zijn nog tal van bedrijven
Nederland, of anders gedie een inhaalslag kunnen maken omdat de baten daarvan groot zijn:
zegd: faalt de markt? Bij marktimperfecties is
de marginale ICT-productiviteit van ICT-extensieve bedrijven is beeventueel aanvullend of ander beleid gewenst
langrijk hoger dan die voor ICT-intensieve bedrijven en ook hoger dan
om de inefficiënte uitkomst van de markt
de marginale gebruikskosten van ICT-hardware. Een complicerende
tegen te gaan. Marktimperfecties omvat zaken
factor bij dit resultaat is echter dat de rendementen mogelijk zijn
als marktmacht, externe effecten en asymmeÂ
vertekend door het noodgedwongen buiten beschouwing laten van de
trische informatie. De eerste twee belichten
flankerende kosten.
we kort.
De marginale ICTproductiviteit van
ICT-extensieve
bedrijven is
belangrijk hoger
dan die voor
ICT-intensieve
bedrijven
24
ESB september
2006
De arbeidsproductiviteit
Bij onvoldoende conBeleidsduwtje nodig bij het plukken?
in Nederland is hoog
currentie kunnen één
De arbeidsproductiviteit in Nederland is hoog in vergeof meerdere bedrijven
in vergelijking met de
lijking met de Verenigde Staten en ook binnen Europa.
marktmacht hebben
De groei in Nederland blijft echter de laatste jaren wat
Verenigde Staten en
wat kan leiden tot te
achter bij de Verenigde Staten. Is dit zorgelijk en is meer
hoge prijzen en geook binnen Europa
ICT een mogelijke oplossing? Niet meteen, en ook ICT is
brek aan innovatie.
niet de oplossing bij uitstek.
Belemmeringen op allerlei markten zoals de
De toename van de arbeidsproductiviteit wordt voor een kleine open
productmarkt (bijvoorbeeld toetredingsbelem- economie als Nederland in belangrijke mate door ontwikkelingen elders
meringen) en de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld
in de wereld bepaald. Zo vinden de meeste kennisontwikkeling, proontslagrecht) kunnen aanpassingen aan
ces- en productinnovaties buiten Nederland plaats. Nederland doet op
nieuwe technologieën waaronder ICT in de
deelterreinen wel mee, maar de verschuiving van de totale technische
weg staan. Liberalisering en deregulering
grens wordt vooral bepaald door de algemene kennisaccumulatie in de
van markten staan al langere tijd hoog op
(rest van de) wereld. Het is daarom vooral van belang dat die kennisacde Nederlandse beleidsagenda om zodoende
cumulatie kan worden toegepast in Nederland, wat ten goede komt aan
meer flexibiliteit en de juiste prikkels te
de productiviteit.
genereren.
ICT is een middel voor een bedrijf of overheid om zijn productiviteit te
Bij positieve externe effecten zijn de maatverhogen, en geen doel op zich. In een competitieve omgeving zullen
schappelijke baten groter dan de private
bedrijven investeren in ICT, maar ook in menselijk kapitaal en innobaten, dit kan leiden tot te weinig investevaties, om te overleven. Het volledig benutten van ICT-potenties lijkt
ringen van private partijen. Positieve exeen complexe zaak omdat het vraagt om acties op meerdere fronten
terne productie-effecten treden op als een
tegelijk. Deze complexiteit is echter geen noodzakelijke voorwaarde om
bedrijf zich niet alle baten kan toe-eigenen
als overheid bedrijven een duwtje in de rug te geven door ICT-beleid.
van zijn ICT-inspanningen. Anders gezegd,
Bij marktimperfecties kan de overheid overwegen haar huidige beleid
de voordelen komen niet geheel terecht bij
inclusief reguleringen te veranderen om deze imperfecties tegen te
dit bedrijf. Deze effecten kunnen via twee
gaan. Dan moeten de voordelen van overheidsingrijpen voor de welvaart
wegen verlopen. Ten eerste kunnen onderwel steeds afgewogen worden tegen de kosten ervan inclusief alternazoeks- en ontwikkelingsactiviteiten (R&D)
tieve mogelijkheden. De empirie geeft echter geen eenduidige signalen
van ICT-producerende bedrijven leiden tot
over marktimperfecties bij ICT. Bovendien is ander beleid vermoedelijk
nieuwe kennis, waarvan ze eventueel niet
efficiënter omdat deze direct aangrijpt op de bron van marktfalen. Op
alle baten kunnen toe-eigenen. Ten tweede
langere termijn zijn namelijk drie beleidspijlers belangrijk voor de ontkan ICT met internet ervoor zorgen dat de
wikkeling van de arbeidsproductiviteit. Deze pijlers zijn mededinging,
kennisverspreiding van allerlei bedrijfstakken onderzoek en menselijk kapitaal.
en universiteiten wordt versneld en vergroot
Allereerst het mededingingsbeleid. Een belangrijke sleutel voor gestage
zonder dat de bedenker zich alle baten kan
groei van de arbeidsproductiviteit ligt bij een goed mededingingsbeleid
toe-eigenen.
dat zorgt voor de juiste prikkels en flexibiliteit. Voldoende concurrentie
Studies zijn niet eenduidig als het gaat om
en adequate wet- en regelgeving houden bedrijven scherp en dwingt
de vraag of bedrijven zich alle positieve
ze om zo efficiënt mogelijk te werken door adoptie van nieuwe en
baten van ICT volledig kunnen toe-eigenen.
bestaande technieken. Bovendien stimuleert concurrentie normaliter
Er bestaat globaal een scheidslijn tussen
innovaties (Nickel, 1996; Creusen et al., 2006), waarbij bedrijven ook
studies gebaseerd op bedrijfsdata versus stu- via innoveren hun concurrenten op achterstand kunnen zetten, om
zodoende meer winst te behalen.
dies met industrieÂdata. Vooral onderzoeken
met bedrijfsdata wijzen op de mogelijkheid
De tweede pijler is onderzoek. R&D kan leiden tot nieuwe producten
van externe effecten van ICT-investeringen
en efficiëntere productiemethodes. Dit kan gepaard gaan met externe
(Van der Wiel & Van Leeuwen, 2003; OESO,
effecten. Om die reden wordt R&D gesubsidieerd via innovatiesubsidies
2004). Onderzoeken op hoger aggregatiezoals de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO). Als de
niveau ondersteunen dit niet (Van Ark &
innovatiesubsidies onvoldoende blijken te zijn, kunnen ze worden verInklaar, 2005) en wijzen veel eerder op het
hoogd. ICT-subsidies lijken minder effectief en efficiënt voor het beprijbestaan van de eerder aangehaalde reden
zen van externe ICT-effecten dan innovatiesubsidies. Innovatiesubsidies
van een vertragingseffect.
grijpen direct aan op de creatie van kennis en ieder bedrijf kan zelf het
ESB september
2006
25
best bepalen waaraan het subsidiegeld wordt besteed. Aanpassingen
zijn denkbaar. Zo blijkt uit recent onderzoek dat startende Âbedrijven
meer R&D doen door de intensivering van de WBSO (Cornet & Vroomen,
2005). Ook innovatievouchers stimuleren kleine ondernemers tot het
geven van meer kennisopdrachten aan universiteiten, hogescholen en
instellingen als TNO.
Ten slotte menselijk kapitaal. De belangrijkste bron van voortgaande
welvaartsgroei ligt in het bijblijven bij de mondiale technologische
ontwikkeling. Dit vraagt om voortdurende inspanningen, ook op het
gebied van menselijk kapitaal. Deze inspanningen moeten het mogelijk
maken om in de toekomst de nieuwe technieken te kunnen absorberen
en toe te passen. Onderwijs beïnvloedt de hoeveelheid en kwaliteit van
menselijk kapitaal. Een goede kwaliteit en toegankelijkheid van kennisÂ
infrastructuur en de beschikbaarheid van kenniswerkers zijn daarom
belangrijke bouwstenen voor groei.
Literatuur
Ark, B. van & R. Inklaar (2005) Catching up or getting
stuck? Europe’s troubles to exploit ICT’s productivity
potential. Research Memorandum GD-79. Groningen:
Growth and Development Centre.
Bartelsman, E.J. & J. Hinloopen (2000) De verzilvering
van een groeibelofte, in ICT en de economie. Koninklijke
Vereniging voor Staathuishoudkunde, Preadviezen
2000.
Black, S.E. & L. M. Lynch (2000) What’s driving the new
economy: the benefits of workplace Innovation. NBER
Working Paper Series no. 7479. Cambridge (MA):
National Bureau of Economic Research.
Bresnahan, T.F, E. Brynjolfson & L. M. Hitt (2002)
Information technology, workplace organisation and the
demand for skilled labor: Firm-level evidence. Quarterly
Journal of Economics, 117, 329-376.
Cornet, M. & B. Vroomen (2005) Hoe effectief is extra
Slotopmerkingen
ICT heeft onmiskenbaar de groei van de Amerikaanse arbeidsproductiviteit bevorderd in de laatste tien jaar. Hoewel minder omvangrijk,
plukt Europa waaronder Nederland ook de vruchten van ICT. Bovendien
kunnen deze vruchten de komende jaren groter zijn als een inhaalslag
op de Verenigde Staten wordt gemaakt in het gebruik van ICT. Voor
het achterlopen zijn vooralsnog geen duidelijke aanwijzingen voor falen
van de markt rond ICT. Er is dan ook geen directe aanleiding om het
ICT-gebruik bij het bedrijfsleven zelfstandig te stimuleren via beleidsmaatregelen. Beleid rond mededinging, WBSO en onderwijs zijn vermoedelijk efficiënter om de productiviteit te stimuleren omdat ze direct
aangrijpen op de bron van de marktimperfectie.
Toch moet het ICT-dossier niet worden dichtgeslagen. Er ligt een
aantal uitdagingen voor verder onderzoek die leerzaam kunnen zijn
voor bedrijven en beleidsmakers. Dat onderzoek zou zich niet uitsluitend moeten richten op het kwantitatief in beeld brengen van de
directe effecten van ICT-investeringen op de arbeidsproductiviteit. Dat
beeld is voor wat betreft de effecten van investeren in ICT-hardware
grosso modo bekend. Het accent in toekomstig onderzoek zou vooral
moeten liggen op de Â(indirecte) externe effecten, waarbij hopelijk een
brug wordt geslagen tussen verschillen in micro- en bedrijfstakonderzoeken. Hierbij is het ook interessant om te kijken onder welke voorwaarden bedrijven zich aanpassen aan de nationale en internationale
productiviteitsmogelijkheden.
fiscale stimulering van speur- en ontwikkelingswerk?
Effectmeting op basis van de natuurlijk-experimentmethode.
CPB Document 103. Den Haag: Centraal Planbureau.
Creusen, H., B. Vroomen & H. van der Wiel (2006) Dutch
retail trade on the rise? Relation between competition, innovation and productivity, CPB document, te verschijnen.
Gelauff, G.M.M. & P. de Bijl (2000) The renewing
economy. CPB Report 2000/I. Den Haag: Centraal
Planbureau, 18-24.
Hempell, T., G. van Leeuwen & H. van der Wiel (2004)
ICT, Innovation and Business Performance in Services:
Evidence for Germany and The Netherlands. In:
The Economic Impact of ICT. Measurement, Evidence and
Implications. Parijs: Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling, 131-152.
Krueger, D. & K. B. Kumar (2004) Skill-Specific rather
than General Education: A Reason for US–Europe
Growth Differences? Journal of Economic Growth, 9(2),
167-207.
Leeuwen, G. van & H.P. van der Wiel (2003) Do ICT-spillovers
matter? Evidence for the Netherlands. CPB Discussion
Paper No. 26. Den Haag: Centraal Planbureau
Lipsey, R.G., C. Bekar & K. Carlaw (1998) What requires
explanation? In: E. Helpman (ed.) General Purpose
Technologies and Economic Growth. Cambridge (MA):
MIT Press, 15-54.
Nickel, S. J. (1996) Competition and corporate performance.
Journal of Political Economy, 104 (4), 724 – 726.
OESO (2004) The economic impact of ICT; Measurement,
evidence and implications. Parijs: Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling,
Timmer, M., G. Ypma & B. van Ark (2003) IT in the
European Union: Driving Productivity Divergence?,
GGDC Research Memorandum GD-67, Groningen:
Universiteit van Groningen, Appendix Tabellen
g
 eupdated juni 2005.
Wiel, H.P. van der & G. van Leeuwen (2003) Op zoek
naar productiviteitsgroei: Effecten van ICT en innovaties op
bedrijfsniveau in Nederland. CPB Document no. 41.
Den Haag: Centraal Planbureau.
26
ESB september
2006