B M S. ran PI-MIX
De scheiding
van de Siamese tweeling
Er is in Nederland een indrukwekkende
reeks van taboe-onderwerpen waarover
men niet spreekt en zeker niet schrijft. Een
van deze onderwerpen is het minimumloon zoals dit in de late jaren zestig in ons
land vorm heeft gekregen. De nood der tijden dwingt ons echter tot een kritisch onderzoek, waarbij de taboes niet langer buiten de discussies kunnen blijven.
Hct minimumloon. nu ruwwcg I. 2.000
heeft in onze samenleving twee functies. In
de eerste plaats legt het een bodem in het
loongebouw omdat niemand voor een
veertigurige werkweek minder kan worden
betaald dan dit brutoloon (plus nog werkgeverslasten). Anderzijds vervult het de
functie van minimumbehoeftenorm, waarbij men stelt dat een gezinsinkomen van
minder dan f. 2.000 bruto, d.w.z. ca.
f. 1.400 netto, niet acceptabel is in onze samenleving. Tevens accepteren wij als
maatschappij de morele plicht om elk gezin minstens een dergelijk minimummA-omen te garanderen.
De laatste tijd worden er vele vraagtekens gezet bij deze koppeling. De koppeling van de sociale uitkeringen aan het
plechtanker van het minimumloon impliceert immers dat elke stijging van het minimumloon, op zich gekoppeld aan het prijsniveau en de gemiddelde inkomensontwikkeling in de marktsector, leidt tot proporr. tionele stijgingen van de ambtenarensalar rissen en de sociale uitkeringen. De grote
i aantrekkelijkheid van deze koppeling voor
* ambtenaren en uitkeringstrekkers is duidei lijk; in de luwte van de marktsector behoe[ ven zij hun inkomensstijging niet door onjfderhandelingen (vanuit een zwakke
I machtspositie) te bevechten. De koppeling
I is echter zo loodzwaar dat ons hele schip
I van staat erdoor dreigt te kapseizen. In po|litieke kringen leidt de erkening van dit feit
I tot pogingen tot ontkoppeling. Dit gebeurt
lop twee wijzen. Enerzijds tracht men het
f minimumloon te denatureren door het op
iuurbasis te berekenen, de waarde- c.q. weljvaartsvaste indexatie buiten spel te zetten
Jen onderscheid te maken tussen ..echte” en
|,,onechte” minima. Anderzijds tracht men
ide uitkeringen en ambtenarensalarissen los
Ste koppelen van het minimumloon.
De problematiek lijkt mij een stuk zuilESB 22-6-1983
verder te worden en ook gemakkelijker oplosbaar wanneer we het dogma laten vallen
dat het door ons aanvaarde minimumbehoefteniveau de ondergrens meet zijn van
de op de arbcidsmarkt gegeven beloningen
voor arbeid. Indien wij dit dogma loslaten
komt er ruimte voor het apart bezien van
de functie van het minimumloon en het
minimuminkomen. Ik neig dan tot de conclusie dat het een en het ander onafhankelijk van elkander op zijn merites kan worden beoordeeld en dat mij het handhaven
van een minimumloon onwenselijk voorkomt terwijl, maar dat is een politiek
waarderingsoordeel. ik niet zou willen tornen aan de solidariteitsgarantie van een
minimum-uitkeringsnorm.
Elke middelbare scholier met ..Economic I” kan ons uitleggen wat het effect is
van minimumprijzen op een markt. Indien
de evenwichtsprijs ligt onder de minimumprijs is het resultaat van die minimumprijs
een aanbodoverschot. Op de arbeidsmarkt
ligt dit niet anders dan op elke andere
markt en dit leidt tot de constatering dat
het bestaan van een minimumloon kan leiden tot een verhoogd loonniveau gepaard
aan werkloosheid. Uiteraard is de arbeidsmarkt sterk gesegmenteerd en wordt de in loed van het minimumloon slechts merkbaar als het evenwichtsloon voor een bepaald type arbeid lager ligt dan het minimumloon. Ook hangt het evenwichtsniveau af van de hoeveelheid kapitaal waaraan de factor arbeid kan worden gepaard.
Niettemin lijkt in haar algemeenheid de
constatering niet gewaagd dat het bestaan
van het minimumloon een belangrijke oorzaak is van de huidige werkloosheid en ons
hoge kostenniveau. Deze werking wordt
nog versterkt wanneer we ons realiseren
dat de zo gecreeerde werklozen voor minstens f. 2.000 per persoon een beroep doen
op de sociale uitkeringen, wat doorwerkt
via de werkgeverslasten op de bruto loonkosten. Dit leidt weer tot nieuwe werkloosheid enz. enz. (we noemden dit elders de
social security trap 1)).
Als dit zo is. lijkt afschaffing van het minimumloon, uiteraard geleidelijk en siapsgewijs, een maatregel die serieuze overweging verdient. Wanneer men dan het minimumloon zou willen afschaffen, rijst de
vraag of schrijver dezes tcrug wil tot de
puur-kapitalistische negentiendc-eeuwse
maatschappij met een grondige verpaupering. Het antwoord is natuurlijk: neen. De
afschaffing van het minimumloon behoeft
geen repercussies te hebben op de minimum-inkomensnorm. Indien werkers een
arbeidsinkomen hebben beneden dat minimuminkomen, zeg f. 1.000, kan additionele
steun via de sociale verzekering of de bijstand worden gegeven totdat een bruto gezinsinkomen van f. 2.000 is bereikt 2). Ook
nu kennen we aanvullende bijstand, huursubsidies, eenmalige uitkeringen enz. De
voornaamste effecten van een dergelijke
politiek lijken mij te zijn:
a. terugdringing van de non-participatie
op de arbeidsmarkt, speciaal voor jongeren en vrouwen;
b. een daling van ons kostenniveau dat zal
doorwerken in een afzetprijsdaling en
een exportstijging;
c. een vergroting van het ree’le nationale
produkt;
d. een verlaging van de ree’le collectievelastendruk.
De hierboven ontvouwde gedachten
worden niet gepresenteerd als een panacee
— die bestaan niet in de economische politiek zoals wij met schade en schande leerden — maar wel als een opening voor serieuze discussie om onze vastgelopen verzorgingsstaat weer vlot te trekken.
1) B. M. S. van Praag, V, Halberstadt en H.
Emanuel, De valkuil der sociale zekerheid, ESB,
27 oktober 1982, biz. 1155-1159. B. M.S. van
Praag en P. A. B. Konijn, The social security
trap. Dit paper zal worden gepubliceerd in het
juli/augustus-nummer van Challenge.
2) Het tarief zal in feite wat gediflerentieerder
moeten zijn om de arbeidsmotivatie bij de lage
inkomens te prikkelen.
543