Ga direct naar de content

Werkgelegenheid in Den Haag

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 15 1983

Werkgelegenheid in
Den Haag
DRS. H. OLDEN* – DR. M. H. STIJNENBOSCH**

Den Haag heeft een werkgelegenheidsstructuur die sterk wordt gedomineerd door de
non-profitsector. Er is bovendien nauwelijks sprake van een industriele traditie. De
ontwikkelingen in de werkgelegenheidsstructuur van de hofstad zijn het onderwerp van dit
artikel. Door de sterke groei die de non-profitsector heeft doorgemaakt, heeft de
werkgelegenheid zich, in tegenstelling tot in de meeste andere grote steden, aan het einde van
de jaren zeventig kunnen stabiliseren. In 1981 is deze ,,gunstige” ontwikkeling echter
omgeslagen. De sterk gestegen werkgelegenheidsverliezen in de industrie en de bouw — als
gevolg van de economische teruggang — worden sindsdien niet meer goedgemaakt door de
groei van de werkgelegenheid in de collectieve sfeer. De auteurs spreken de vrees uit dat de
werkgelegenheid in Den Haag in de komende jaren nog zwaardere klappen zal krijgen gezien de
plannen van het kabinet-Lubbers om het aantal ambtenaren in te krimpen.
Inleiding
Het economisch functioneren van de grote steden staat momenteel volop in de belangstelling; enerzijds vanwege de vermeende potenties voor economisch herstel, anderzijds omdat de
werkloosheid steeds grotere vormen gaat aannemen. In dit artikel zal enig recent cijfermateriaal worden gepubliceerd over de
ontwikkelingen van de werkgelegenheid in Den Haag. De gegevens zijn ontleend aan het gewestelijk bedrijvenregister 1). Tevens wordt aandacht besteed aan het proces van bedrijfsverplaatsing. Dit sluit aan bij twee recent in ESB verschenen artikelen over de bedrijvigheid in Amsterdam en Rijnmond 2). De
Dienst Stadsontwikkeling van de gemeente Den Haag heeft reeds
aandacht besteed aan het verplaatsingsproces in de periode
1969-19743).
Recente werkgelegenheidsontwikkelingen
In de periode 1969-1982 is het aantal arbeidsplaatsen in Den
Haag afgenomen met ruim 30.000 (label 1). De teruggang in de
werkgelegenheid is daarbij iets achtergebleven bij de bevolkingsdaling. Het aantal beschikbare arbeidsplaatsen per inwoner is
daardoor gestegen van 0,41 in 1969 tot 0,44 in 1982. De teruggang was het sterkst in het begin van de jaren zeventig (gemiddeld bijna 2% per jaar); daarna is de daling minder geworden
(ongeveer 1% per jaar).
Opvallend in vergelijking met Amsterdam en Rotterdam is dat
de daling in 1979 omgeslagen is in een lichte groei. ondanks een
verdere teruggang van het aantal bedrijven. Niet de komst van
nieuwe bedrijven naar Den Haag, maar de ontwikkelingen bij
bestaande bedrijven en instellingen zijn voor de groei van de
werkgelegenheid verantwoordelijk. De opleving lijkt van korte
duur. In 1981 is onder invloed van de economische recessie weer
sprake van een achteruitgang.
Intrigerend is de vraag hoe deze ontwikkelingen tot stand zijn
gekomen. In de periode 1969—1982 is het werkgelegenheidsverlies het grootst in de bedrijfstakken handel, horeca en reparatiebedrijven met ruim 21.000 arbeidsplaatsen, de industrie en
openbare nutsbedrijven met ruim 15.000 arbeidsplaatsen en de
bouwnijverheid en -installatiebedrijven met 7700 arbeidsplaatsen (label 2).
548

Tabel 1. Het aantal vestigingen en werkzame personen in
Den Haag, 1969-1982 (stand per 1 april)
Vestigingen

Werkzame personen

1969…………………………………….

26.123

228.287

1980…………………………………….
1981 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1982 a| . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

20.250
20.047
18. 326 b)

198.210
199.730
197.882

1-4

a) Stand per 1 mei.
b) Ca. 50% van de teruggang van het aantal vestigingen is statistisch te verklaren; andere registratie van eenmansbedrijven.
Bron: Bedrijvenregister.

In de loop van de tijd neemt dat verlies aanzienlijk af. Vooral
bij de handel. horeca en reparatiebedrijven is dat opvallend.
Tussen 1969 en 1974 daalt het aantal arbeidsplaatsen in die bedrijfstak met gemiddeld 2.500 per jaar. Tussen 1974 en 1979 bedraagt dit aantal 1.400 en na 1979 430 per jaar. Deze ontwikkeling treedt vooral op bij de detailhandel. Doordat de bevolkingsdaling in Den Haag in de tweede helft van de jaren zeventig sterk
is afgenomen, kan deze bedrijfsklasse zich beter staande houden.
* Medewerker Rijksplanologische Dienst, Den Haag.
** Medewerker Geografisch Instituut Rijksuniversiteit, Utrecht. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.
1) De gegevens waarop dit artikel is gebaseerd, zijn ontleend aan het bedrijvenregister van het gewest ‘s-Gravenhage. Dit register registreert vestigingen; geen ondernemingen. Voor de bedrijfsmigratie betekent dit dat
een verplaatsing als zodanig wordt geregistreerd als de oude vestigingsplaats wordt verlaten. Blijft een onderdeel van een bedrijf of instelling op
de oude vestigingsplaats achter, dan is niet van een verplaatsing sprake.
Indien verscheidene onderdelen op een (nieuwe) lokatie worden geconcentreerd zijn in het bedrijvenregister verscheidene verplaatsingen geregistreerd. Waar in het artikel over bedrijf wordt gesproken, wordt in feite
vestiging bedoeld. De mutaties zijn in het jaar van optreden aan de betreffende componenten toegekend. De ontwikkelingen die in de jaren na een
oprichting of een verplaatsing zijn opgetreden, worden toegerekend aan
de ontwikkeling bij ter plaatse gevestigde bedrijven.
2) W. T. M. Molle en J. G. Vianen, Het vertrek van bedrijven uit Amsterdam. ESB. 16 juni 1982, biz. 608-613; J. B. Buunk en P. C. M. Elderman, De dynamiek in het bedrijvenbestand in Rijnmond, ESB. 1 december 1982, biz. 1286-1290.
3) J. van der Linden, Rapport onderzoek migralie motieven bedrijven ‘.vGrarenhage 1969-1974, Dienst voor de Stadsontwikkeling, ‘s-Gravenhage. 1979.

Tabel 2. Het aantal arbeidsplaatsen in Den Haag per bedrijfstak, 1969-1982
1969

1974

1979

1981

1982

2.356

1.605

1.373

1.281

Tabel 3. Mutatiebalans bedrijvigheid Den Haag in procenten
van het gemiddelde bestand aan vestigingen en arbeidsplaatsen,
1969-1977

1.505

Vestigingen
Landbouw en visserij . . . . . .
Industrie en openbare nutsbe-

1969-1974

30.937

24.057

19.478

18.191

44.626

37.449

36.296

36.151

15.381

14.053

13.871

14.386

14.370

32.986
70.184

35.807
71.169

37.113
74.248

37.238
79.925

36.767
82.008

1969-1974

1974-1977

0,1
– 1,2
– 0,3

0,1
– 0,7
– 0,5

15.639

57.297

Arbeidsplaatsen

1974-1977

Bouwnijverheid en installatieHandel, horeca en reparatie-

bedrijven . . . . . . . . . . . . . . .
Transport-, opslag- en communicatiebedrijven . . . . . .
Banken, verzekeringswezen,
zakelijke dienstverlening . .
Overige dienstverlening . . . .

Bron: Bedrijvenregister.

Verplaatsingen n,aar Den Haag . .
Verplaatsingen uit Den Haag . . . .
Saldo uitbreidingen-inkrimpingen

0,1
-0,8

– 1,0

Bron: Bedrijvenregister.

Tabel 4. De bedrijfsverplaatsingen uit Den Haag naar bedrijfstak, 1969-1980 a)
Vestigingen

Bij de groothandel heeft het verlies zich daarentegen gecontinueerd.
De bedrijfstakken overige dienstverlening en banken, verzekeringswezen en zakelijke dienstverlening zijn tussen 1969 en 1982
gegroeid met respectievelijk 12.000 en 3.800 arbeidsplaatsen.
Terwijl de werkgelegenheidsgroei bij de laatstgenoemde bedrijfstak geleidelijk aan is afgenomen en er na 1980 zelfs sprake is van
verlies aan werkgelegenheid, is de overige dienstverlening steeds
sneller gaan groeien. Deze toename is na 1979 zelfs zodanig dat
het verlies in de overige bedrijfstakken ruimschoots wordt gecompenseerd. Vooral de overheid heeft in de tweede helft van de

jaren zeventig een snelle groei doorgemaakt. Voor 1974 is de
werkgelegenheid bij de overheid afgenomen door de spreiding
van rijksdiensten en de verplaatsing van een aantal rijksdiensten
naar de randgemeenten (Rijswijk, Voorburg en Leidschendam).
De hernieuwde daling van de werkgelegenheid in het laatste jaar

absoluut
Industrie en openbare nutsbedrijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bouwnijverheid en installatiebedrijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Handel, horeca en reparatiebedrijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Transport-, opslag- en commu-

Werkzame personen

in
in
absoluut
procenten
procenten

Gemiddelde omvang
naar aantal
werkzame personen

61

15

1.809

11

30

46

12

2.023

13

44

133

34

3.867

25

29

nicatiebedrijven . . . . . . . . . . . .

5

1

109

1

22

Banken, verzekeringswezen, zakelijke dienstverlening . . . . . .
Overige dienstverlening . . . . . . .
Onbekend . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

62
83
6

16
21
2

3.281
4.464

53
54

187

21
28
1

Totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

396

100

15.740

100

40

a) Ten gevolge van afrondingen kunnen bij optellen kleine verschillen ontstaan.

komt voor rekening van de industrie en openbare nutsbedrijven

oorzaak voor deze ontwikkeling is de daling van de gemiddelde

en de bouwnijverheid en -installatiebedrijven die respectievelijk
2.500 en 1.000 arbeidsplaatsen verliezen. De overige dienstverlening laat nog steeds een groei zien, zij het dat deze op een lager
niveau ligt dan in de voorafgaande periode.
Door de ontwikkelingen in de afgelopen periode is de kwartai-

omvang. Voor 1974 bedraagt deze nog 11 werknemers per bedrijf
en daarna is het aantal teruggevallen tot 8. De ontwikkeling in
Den Haag wijkt wat af van die in Amsterdam, waarde verplaatsingscomponent veel stabieler in de tijd lijkt te zijn.

re sector (non-profitsector) een steeds groter stempel op de Haag-

Hoewel bij het verplaatsingsproces veel kleinere bedrijven
(een- of tweepersoonsbedrijfjes) zijn betrokken, besteedt dit artikel alleen aandacht aan de groep bedrijven met 10 of meer werkzame personen. Door deze selectie heeft de analyse betrekking
op 20% van de verplaatste bedrijven (d.i. 396 bedrijven) en op
80% van de bij het verplaatsingsproces betrokken werkgelegenheid (d.i. 15.740 arbeidsplaatsen). Een vergelijking met de totale
populatie over de periode 1969-1977 leert dat deze selectie betrouwbaar is 5).

se economie gaan drukken. Tussen 1969 en 1982 is het aandeel
van de werkgelegenheid in de overige dienstverlening opgelopen
van 30% tot ruim 40%. In dit licht bezien moet worden gevreesd
dat de door het kabinet-Lubbers aangekondigde vermindering
van het aantal arbeidsplaatsen bij de overheid ernstige gevolgen

zal hebben voor de Haagse economie.
De bedrijfsdynamiek

Het vorenstaande geeft alleen inzicht in het saldo van de ontwikkelingen. Het oprichten van nieuwe en het opheffen, verplaatsen, uitbreiden en inkrimpen van bestaande bedrijven liggen ten grondslag aan de ontwikkelingen. Helaas zijn voor de gemeente Den Haag dergelijke gegevens slechts tot 1977 voorhanden. Net als in andere grote steden wordt de teruggang van het
aantal arbeidsplaatsen voor een belangrijk gedeelte verklaard
door de opheffing van bedrijven 4). Tegenover het grote aantal
opheffingen staat ook een groot aantal nieuw opgerichte bedrij;
ven, zij het dat niet het gehele verlies aan werkgelegenheid kan
worden goedgemaakt. Bij verplaatsing zijn veel minder arbeidsplaatsen betrokken. Door het kleine aantal naar Den Haag verplaatste bedrijven is het negatieve saldo op de verplaatsingsbaՉۢ lans echter veel groter dan op de oprichtingsbalans. Over de af-

De verplaatsingen naar bedrijfstak

Het merendeel van de uit Den Haag vertrokken bedrijven is afkomstig uit de dienstensector (zie label 4). Daarbij valt op dat er

nogal wat kleinere bedrijven uit de bedrijfstak handel, horeca en
reparatiebedrijven bij het verplaatsingsproces betrokken zijn.
Het gaat vrijwel uitsluitend om groothandel. In deze bedrijfs-

klasse hebben zich 121 bedrijven met 3.570 werknemers verplaatst. Gemeten naar het aantal arbeidsplaatsen is de overige
dienstverlening echter koploper. Hier is de invloed van een klein
aantal grote overheidsdiensten merkbaar. In de bedrijfsklasse
openbare dienstverlening zijn 28 instellingen met 2.775 werknemers verplaatst.

zonderlijke processen inkrimping en uitbreiding zijn geen gegevens bekend. Per saldo zijn hierdoor wel minder arbeidsplaatsen
verloren gegaan dan door verplaatsingen of opheffingen.
Uit een analyse van de ontwikkelingen in de tijd blijkt dat het
geringere verlies aan werkgelegenheid na 1974 vooral toe te
schrijven is aan de afname van het negatieve verplaatsingssaldo
(zie label 3). Terwijl tussen 1969 en 1974 gemiddeld 2.550 arbeidsplaatsen per jaar verloren gaan door verplaatsing bedraagt
dit aantal tussen 1974 en 1977 nog ,,slechts” 1.300. Weliswaar
neemt ook het aantal verplaatsingen af, maar de belangrijkste
ESB 22-6-1983

4) Zieo.m. Molleen Vianen. op. cit., 1982: B u u n k e n Elderman. op. cit..
1982.
5) Doordat het bedrijvenregister alleen integrale verplaatsingen telt is het

aantal verplaatste overheidsdiensten dat uit het register komt kleiner dan
in werkelijkheid. Bij de overheid komen veel partiele verplaatsingen voor.
Volgens het rapport Era/untie tan de spreiding rijkdienmen (Rijksplano-

logische Dienst, 1982) bedraagt het aantal arbeidsplaatsen dat uit de
Haagse regio gespreid is 4.1 50. Uit de gegevens van het bedrijvenregister

die hier gehanteerd worden komt een aantal van 780 naar voren.

549

Figuur I. Bedrijfsverplaatsingen vanuit Den Haag naar bedrijfstak en jaar van vertrek, 1969-1980

Figuur 2. Gebiedsindeling Nederland

AANTAL VESTIOINGEN

70 n

’69/70 ’70/71 ’71/72 72/73 73/74 ’74/75 75/76 ’76/77 ’77/78 78/79 79/80

AANTAL ARBE1DSPLAATSEN

2800

Regio Den Hong
Middengebied Randstad

Randstad Noord
Randstad Zuid

|__| onbeken
overige diensten
banken. verzekeringen.
zakelijke dienstverfenmg

[jiiijjij Randgebied Zuid

Randstad Oost

’69/’70 ’70/71 ’71/72 ’72/73 ’73/74 ’74/75 ’75/76 ’76/77 77/78 76/79 ’79,

r^ Randgebied Oost

I

| Periferie

TabelS. Bedrijfsverplaatsingen vanuit Den Haag naar richting,
1969-1980 a)

handel. horeca, reparatie,
transport, opslag

Vestigingen

Werkzame personen

in
absoluut
procenten

bouwnijverheid

Gemiddelde omvang

in

werkzame personen

absoluut

procenten

Industrie, openb. nutsbedr.

In figuur 1 is de ontwikkeling in de tijd geschetst. In de loop
van de onderzoeksperiode is het aantal verplaatsingen per jaar
aanvankelijk geleidelijk afgenomen. Na 1977 schommelt het
aantal. Gemeten naar het aantal arbeidsplaatsen is de dalende
tendens per jaar minder goed zichtbaar. Wel is het verlies in de
periode voor 1974 aanmerkelijk groter dan daarna.
Niet alleen de omvang maar ook de samenstelling van de migratiestroom is veranderd. In de tweede helft van de jaren zeventig neemt het aandeel van de verplaatsingen in de overige dienst-

verlening en de bouwnijverheid sterk af. Het aandeel van de verplaatsingen in de bedrijfstak handel, horeca en reparatiebedrij-

Middengebied Randstad . .
Randstad Noord . . . . . . . . .
Randstad Zuid . . . . . . . . . .
Randstad Oost . . . . . . . . . .

41
22

Randgebied Oost . . . . . . . .

10
6
11
6

16
7

22

Randgebied Zuid . . . . . . . .

1170
441
1069
764

7

5

29
20
24
35

4

44

413
183

3
1

26
26

2

3
7

Intermediaire zone . . . . . . .

23

6

596

4

26

Overig Nederland . . . . . . . .

23

6

1376

9

60

Buitenland . . . . . . . . . . . . .

11

3

227

1

21

100

40

2
Toual . . . . . . . . . . . . . . . . .

396

144
100

15.740

ven is daarentegen sterk toegenomen. Opvallend is dat de be-

drijfsklasse openbaarbestuur na 1974 nauwelijks nog deelneemt

a) Ten gevolge van afrondingen kunnen bij optellen kleine verschillen ontstaan.

aan het migratieproces.

Om de bedrijfsverplaatsingen naar richting te onderzoeken is

Den Haag liggende gemeenten. Met name Rijswijk oefent met 83
verplaatsingen een sterke aantrekkingskracht uit. Ook de groeikern Zoetermeer en Voorburg trekken nogal wat Haagse bedrijven aan. De bedrijfsmigratie uit Den Haag is beslist niet zonder
betekenis voor de werkgelegenheidsgroei van de overige gewest-

gebruik gemaakt van een door Ottens gehanteerde indeling in vijf

gemeenten. In de periode 1972-1980 komt minimaal 28% van

gebieden 6). De gemeenten Pijnacker, Zoetermeer en Zoeterwoude, die Ottens tot het Middengebied rekent zijn hier toegedeeld aan de regio Den Haag. Als grens tussen de intermediaire
zone en de periferie is gekozen voor de lijn Zwolle-Arnhem-Til-

die groei voor rekening van uit Den Haag afkomstige bedrijven
met meerdan 10 werknemers 7). Opvallend is eveneens, dat een

burg-Breda (zie figuur 2).

6) H. F. L. Ottens, Het Groene Hart in de Randstad, een beeld ran de .suburbanisalie in Zuidwest Nederland, Assen, 1976.
7) In verband met de beschikbaarheid van cijfermateriaal is de berekening gebaseerd op de overige gemeenten uit het bestuurlijk stadsgewest, te
weten Rijswijk, Voorburg, Leidschendam, Pijnaeker, Nootdorp en Zoetermeer.

Bedrijfsverplaatsingen naar richting

Het overgrote deel van de uit Den Haag vertrokken bedrijven
(85%) vestigt zich opnieuw binnen de Randstad (zie label 5), De

bedrijven hebben een duidelijke voorkeur voor de nabije omgeving. Ruim de helft van de bedrijven vestigt zich in de direct rond
550

Figiair 3. Bedrijfsverplaalsingen
herkomst. 1969^1980

nil Den Haag naar wijk van

wijkgrens
30

wijknummer

___

gemeentegrens

17

aantal bedrijven

q

2 km

•

Indeling van de stad in 39 wijken

j
I
:
«
:
[•
|

Wyk Omschrijving
1 Oostduinen
2 Belgisch Park
3 Westbroekpark en
Duttendel
4 Benoordenhout
5 Archipelbuurt

6 Van Stolkpark en
»

Scheveningse Bosjes

7 Scheveningen

Wijk
13
14
15
16
17

18
19

Omschrijving
Vogelwijk
Bohemen en Meer en Bos
Kijkduin en Ockenburgh
Kraayenstein en
De Uithof
Loosduinen
Waldeck
Vruchtenbuurt
Valkenboskwartier
Regentessekwartier

1 1 Duinoord

:

20
21
22 Zeeheldenkwartier
23 Willemspark
24 Haagse Bos

12 Bomen- en Bloemenbuurt

25 Mariahoeve en Marlot

8 Duindorp
9 Geuzen- en Statenkwartier

10 Zorgvliet
:

fESB 22-6-1983

‘i

Wijk Omschrijving
26 Bezuidenhout
27 Stationsbuurt
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38

Centrum

Schildersbuurt
Transvaalkwartier
Rustenburg en Oostbroek

Leyenburg
Bouwlust
Morgenstond
Zuiderpark

Moerwijk

Groente- en Fruitmarkt
Laakkwartier en Spoorwijk
39 Binckhorst

551

niet onaanzienlijk aantal bedrijven zich in Rotterdam (29), Amsterdam (10) en Utrecht (1 l)vestigt. Het gaat vooral om wat kleinere bedrijven uit de dienstverlenende sector die blijkbaar de
voorkeurgeven aan een stedelijk produktiemilieu. De dichtstbijgelegen grote stad, in dit geval Rotterdam, trekt daarbij de mees-

Tabel 6. Bedrijfsverplaatsingen vanuit Den Haag naar gebied
van herkomst in procenten van het totaal aantal vestigingen en
werkzame personen, 1969-1980 a)
Vestigingen

te bedrijven aan.
De migratie richting Groene Hart en zuidelijke Randstad richt
zich op gemeenten die direct grenzen aan de regio Den Haag.
Voor de rest van het Middengebied bestaat nagenoeg geen belangstelling.

Negentiende-eeuwse wijken . . . . . . . . . . . . .

Werkzame personen

18
34

37

Gemengde vooroorlogse wijken . . . . . . . . . .
Naoorlogse wijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Industriewijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

20
4

22
3
13

Totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

100

100

Opmerkelijk is dat het aantal bedrijven dat in de verder gelegen gebieden een nieuwe vestigingsplaats vindt, vrijwel net zo
groot is als het aantal verplaatsingen naar de Noordelijke Randstadvleugel en de Intermediaire Zone.
Gemeten naar het aantal arbeidsplaatsen ligt de nadruk nog
sterker op het direct rond Den Haag liggende gebied. De bedrijven die zich naar dit gebied verplaatsen zijn relatief groot (gemiddeld 52 arbeidsplaatsen). De bedrijven die zich naar het overige deel van de Randstad en de Intermediaire Zone verplaatsen

zijn veel kleiner (gemiddeld 20 a 30 arbeidsplaatsen). Dit is niet

a) Ten gevolge van afrondingen kunnen bij optellen kleine verschillen ontstaan.

gelijke problemen in sterkere mate voor dan elders. Uit het onderzoek van de Grontmij blijkt ook dat de voorkeur voor een
nieuwe vestigingsplaats uitgaat naar een industrieterrein. De belangstelling voor hervestiging in andere woonwijken, subcentra
en winkelstraten is minimaal.

geheel in overeenstemming met de gangbare theorie, waarbij verondersteld wordt dat kleinere bedrijven zich in het algemeen

over relatief kortere afstand verplaatsen dan grotere bedrijven. In

Conclusie

overig Nederland hervestigen zich de grootste bedrijven (gemiddeld 60 arbeidsplaatsen). Dit gebied trekt dan ook twee keer zoveel vanuit Den Haag verplaatste werkgelegenheid aan als de intermediaire zone. De verplaatsing van een aantal grote rijksdiensten is hiervoor verantwoordelijk.
In het Haagse bedrijfsmigratieproces is de suburbanisatieten-

Den Haag, van oudsher onze residentie, heeft een werkgelegenheidsstructuur, die sterk wordt gedomineerd door de nonprofitsector. In tegenstelling tot Amsterdam en Rotterdam is er
bovendien nauwelijks sprake van een industriele traditie. Door
de sterke groei die de non-profitsectoraan het einde van de jaren

dens duidelijk zichtbaar. Bijna 65% van de bedrijven en 75% van

zeventig heeft doorgemaakt is in tegenstelling tot Amsterdam en

het aantal werkzame personen komt in een (verstedelijkte) plattelandsgemeente terecht. Vooral de grotere gemeenten zijn in
trek. Een relatie tussen verplaatsingsafstand en urbanisatiegraad
is niet duidelijk waarneembaar. Wel bestaat er een hiermee sa-

Rotterdam het werkgelegenheidsverlies tot staan gebracht. In
1981 is deze ,,gunstige” ontwikkeling echter weer omgeslagen.
Door de sterk gestegen werkgelegenheidsverliezen in de industrie
en de bouw kan de non-profitsector dit niet meer compenseren.
Gevreesd moet worden dat Den Haag in de komende jaren nog
zwaardere klappen zal krijgen als de plannen van het kabinetLubbers om het aantal ambtenaren in te krimpen tot uitvoering

menhangend verband tussen urbanisatiegraad en bestemming
binnen c.q. buiten de Randstad. Bij verplaatsing binnen de
Randstad komt 70% van de bedrijven in een (verstedelijkte) plattelandsgemeente terecht tegen 30% in een stedelijke gemeente.
Bij een verplaatsing naar een vestigingsplaats buiten de Randstad is het omgekeerde het geval: 70% van de bedrijven komt in
een stedelijke gemeente en 30% in een (verstedelijkte) platte-

landsgemeente.
In de loop van de tijd is een verandering opgetreden in het migratiepatroon. Het aandeel van de bedrijven, dat zich hervestigt
in Zuid-Holland neemt toe. Dit gaat gepaard met een afnemende
belangstelling voor de Haagse regio. Het Middengebied profi-

teert hiervan. Ook binnen de Haagse regio is een verschuiving
waarneembaar. Aanvankelijk staan vooral Rijswijk en Voorburg
in de belangstelling, terwijl de bedrijfsmigratiestroom zich in de
tweede helft van de jaren zeventig vrijwel geheel op Zoetermeer
richt.
Het migratiepatroon vertoont een duidelijke parallel met de
beschikbaarheid van bedrijfsterreinen. Zolang er nog voldoende
bedrijfsterrein beschikbaar is richten de bedrijven zich op de
randgemeenten van Den Haag. Als de ruimte daar schaars

worden gebracht.
De teruggang zal nog worden versterkt door de te verwachten
bedrijfsmigratie in de komende jaren. In het reeds genoemde onderzoek van de Grontmij is het belang van bedrijfsterrein als
nieuwe vestigingsplaats naar voren gekomen. In de afgelopen jaren is de Haagse regio herhaaldelijk geconfronteerd met een tekort aan bedrijfsterreinen. In de tweede helft van de jaren zeventig neemt het aantal bedrijven dat de regio verlaten heeft dan ook
toe. Om het werkgelegenheidsverlies voor de Haagse regio zoveel

mogelijk te beperken en om de suburbanisatie richting Middengebied tegen te gaan is het van belang dat rond Den Haag voldoende bedrijfsterrein ter beschikking komt. Nu de mobiliteit
door de recessie tijdelijk beperkt is, mag de planvorming niet
stagneren.
Han Olden
Martin Stijnenbosch

wordt, komt Zoetermeer in de belangstelling. Als ook hier de
vestigingsmogelijkheden beperkt worden, neemt de overloop
naar het Middengebied toe. Ervan uitgaande dat ondernemers

bij verplaatsing voorkeur hebben voor dichtbij gelegen lokaties
zou Zoetermeer voor een aantal bedrijven een ,,second-best” en
het Middengebied zelfs een ,,third-best” lokatie kunnen worden
genoemd. De hernieuwde belangstelling voor Zoetermeer in
1979, in een periode dat weer terrein beschikbaar is, ondersteunt
deze stelling.
Even belangrijk als de gemeente van bestemming, is de wijk

waaruit de bedrijven afkomstig zijn. In figuur 3 en label 6 is te
zien dat het stadscentrum en de daaromheen gelegen negentiende-eeuwse gordel de belangrijkste expulsiegebieden zijn. Hier liggen veel stadsvernieuwingsgebieden.
Uit een onderzoek van de Grontmij, dat gericht is op de ver-

plaatsingsbehoefte in de komende jaren, blijkt dat vooral de tekortkomingen van de huidige vestigingsplaats de oorzaak vormen van bedrijfsverplaatsingen 8). Het pand zelf is ongeschikt,
uitbreidingsmogelijkheden zijn onvoldoende en parkeerruimte is
er nagenoeg niet of ontbreekt. In de oudere wijken doen zich der552

8) Gronlmij. Bedt’ijJM’ei’ptacitsing.’ioncterzoek
vember 1981.

in etc Haagc regio, no-

Auteurs