Ga direct naar de content

Minder industriële bedrijven investeren in verduurzaming

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 15 2025

De industrie is in Nederland verantwoordelijk voor het grootste aandeel in de uitstoot van broeikasgassen. Verdere verduurzaming is dan ook belangrijk om het sectordoel voor 2030 te halen, vooral binnen de energie-intensieve industrie. Toch geeft dit jaar een kleiner aantal bedrijven aan te investeren in verduurzaming dan een jaar geleden.

In het kort

  • Vooral bedrijven in de papier- en metaalindustrie geven aan ­minder vaak te investeren in verduurzaming dan een jaar eerder.
  • Vooral financiële beperkingen en onzekerheid over de economie en het beleid belemmeren de investeringen.
  • Energie-intensieve bedrijven zijn negatiever over hun ­internationale concurrentiepositie dan de rest van de industrie.

De Nederlandse Klimaatwet stelt dat in 2030 de broeikasgasuitstoot 55 procent lager moet zijn dan in 1990. De industrie speelt een grote rol in de verduurzamingsopgave. In 2024 was zij verantwoordelijk voor 33 procent van de totale uitstoot van broeikasgassen, het grootste aandeel van alle sectoren. Bovendien lag de industriële uitstoot 1,5 procent hoger dan een jaar eerder. Om het sectordoel voor 2030 te halen is een daling met 37 procent nodig (CBS, 2025a).

In dit artikel bespreken we de huidige ervaringen en plannen van de industriebedrijven bij het verduurzamen van hun bedrijfsvoering. Dit doen we op basis van resultaten uit de maandelijkse conjunctuurenquête van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit is een digitale en anonieme enquête die wordt uitgevraagd onder ruim 6.000 bedrijven met minimaal vijf werkzame personen in de industrie, handel en dienstverlening. Voor de industrie omvat dit ruim 2.000 bedrijven, met een gemiddelde respons per sector tussen de 80 en 85 procent. Sinds 2024 worden er in februari, juni en december extra vragen aan bedrijven gesteld over investeringen, orders en belemmeringen op het gebied van verduurzaming (CBS, 2024a).

We kijken in het bijzonder naar de energie-intensieve industrie (de branches in de industrie met de hoogste energiekosten als aandeel van de toegevoegde waarde): de chemie, papier, kunststof en bouwmaterialen, voedings- en genotmiddelen, en metaal (CBS, 2024b; 2025f). De bedrijven in deze branches staan sterk onder druk als gevolg van de gestegen energiekosten (Den Nijs en Thissen, 2024; Wöhrmüller et al., 2025), terwijl ze een aanzienlijk deel van het nationaal inkomen vertegenwoordigen: de industrie droeg in 2024 voor twaalf procent bij aan het bruto binnenlands product en de vijf meest energie­intensieve branches waren samen verantwoordelijk voor bijna de helft van de toegevoegde waarde van de industrie als geheel (CBS, 2025b).

Minder investeringen

In februari 2025 gaf 30 procent van de industriële bedrijven aan dit jaar niet te investeren in verduurzaming, tegen 25 procent een jaar eerder (figuur 1). De toename is het sterkst in de metaalindustrie – in 2023, na de chemie, de grootste uitstoter (CBS, 2025c): daar investeert 43 procent niet in verduurzaming, tegenover 30 procent in 2024. Ook in de papierindustrie is het aandeel bedrijven dat niet investeert ruim verdubbeld. In beide sectoren is het aandeel bedrijven dat niet investeert het hoogst binnen de energie-intensieve industrie. In de chemische industrie is juist een lichte toename zichtbaar in het aantal bedrijven dat wel investeert in verduurzaming.

Van de bedrijven die wel investeren in verduurzaming, verwachtte in juni 2025 een groter deel eerder een toename dan een afname van deze investeringen. Toch is het optimisme verminderd: per saldo verwachtte negen procent van de bedrijven een toename van hun verduurzamingsinvesteringen, tegen dertien procent in juni 2024.

In de metaalindustrie daalde het saldo van + 12 procent in juni 2024 naar + 3 procent in juni 2025. In de kunststof- en bouwmaterialenindustrie is de stemming het meest negatief, met een daling van het saldo van −2 procent naar −7 procent. Ook in de papierindustrie was de stemming negatief. In de andere twee energie-intensieve branches was de stemming meest positief.  In de chemie verwacht 6 proccent van de bedrijven een toename van hun verduurzamingsinvesteringen. In de voedings- en genotsmiddelenindustrie is dit 13 procent.

Bedrijven die investeren in verduurzaming richten zich vooral op energie-efficiëntie, circulaire productie en het reduceren van emissies. Investeringen in hernieuwbare energie of waterbesparing worden minder vaak genoemd.

Klimaatneutrale bedrijven positiever

Het Nederlandse kabinet streeft naar 55 procent minder uitstoot in 2030 en volledige klimaatneutraliteit in 2050. In februari 2025 gaf slechts twee procent van de bedrijven aan volledig klimaatneutraal te zijn. Een vijfde van de bedrijven beoordeelt zichzelf als gemiddeld klimaatneutraal, met een klimaatneutrale bedrijfsvoering van veertig tot zestig procent. Deze groep bedrijven verwacht vaker een toename van hun duurzame investeringen dan andere bedrijven in de industrie. Producenten die niet weten hoe klimaatneutraal ze zijn – ruim een derde van alle industriebedrijven – verwachten juist het minst vaak een toename van die investeringen.

De metaalindustrie heeft het laagste aandeel bedrijven die in hoge mate klimaatneutraal zijn. In de chemiesector geven bedrijven juist het vaakst aan niet te weten hoe klimaatneutraal ze zijn.

Belemmeringen bij het verduurzamen

In juni 2025 gaf slechts 24 procent van de producenten aan geen belemmeringen te ervaren bij het verduurzamen van hun bedrijfsvoering. Binnen de energie-intensieve industrie geven bedrijven relatief vaker aan belemmerd te worden bij het verduurzamen dan in andere industrietakken.

Bij meer dan de helft van de bedrijven die belemmeringen ervaren, gaat het om financiële beperkingen, zoals hoge kosten of beperkte toegang tot financiering (figuur 2). Vooral producenten in de papierindustrie noemen dit relatief vaak: 85 procent van de bedrijven in deze branche ziet dit als voornaamste hindernis. In de metaalindustrie en de chemie vormt daarnaast onzekerheid over de economie en beleid een belangrijke belemmering. Voor bedrijven in de kunststof- en bouwmaterialenindustrie liggen de knelpunten relatief vaker bij het ontbreken van duurzamere alternatieven, bijvoorbeeld door een gebrek aan innovatie of onvoldoende kennis.

Concurrentiepositie onder druk

Bedrijven in de chemie en de metaalindustrie zijn de laatste jaren per saldo negatief over hun internationale concurrentiepositie: meer bedrijven meldden een verslechtering van hun concurrentie­positie dan een verbetering (figuur 3). In april 2025 was het saldo in de metaalindustrie met −11 procent het meest negatief gestemd. In de minder energie-intensieve branches zijn bedrijven over het algemeen minder negatief of zelfs positief over hun internationale concurrentiepositie.

Conclusie

De industriële uitstoot van broeikasgassen lag in 2024 hoger dan een jaar eerder. Tegelijkertijd is het aandeel bedrijven dat in 2025 investeert in verduurzaming afgenomen. Hoewel investerende bedrijven in juni 2025 vaker een toename dan een afname van hun investeringen verwachtten, is het optimisme afgenomen.

Bedrijven in energie-intensieve sectoren ervaren vaker belemmeringen bij het verduurzamen van hun bedrijfsvoering dan andere industrietakken. Zij noemen vooral financiële beperkingen, economische onzekerheid en onduidelijkheid over toekomstig beleid als obstakels. Dit blijkt ook uit de toegenomen financieringskosten voor bedrijven in het afgelopen jaar (CBS, 2025d). Daarnaast zijn het gedaalde ondernemersvertrouwen en de toegenomen onzekerheid in het economisch klimaat een mogelijke verklaring voor de terughoudendheid van bedrijven bij investeringen (CBS, 2025e).

Tegelijkertijd staat de concurrentiepositie van de industrie al langere tijd onder druk door aanhoudend hoge energieprijzen, wat het investeringsklimaat verder kan verslechteren. Vooral de chemie en de metaalindustrie zijn hierover structureel negatiever gestemd dan minder energie-intensieve sectoren.

Getty Images

Literatuur

CBS (2024a) Measuring the green transition with business tendency surveys. CBS Longread, 11 juli

CBS (2024b) Bedrijven; arbeid, financiële gegevens, bedrijfsgrootte, bedrijfstak. CBS StatLine MKB.

CBS (2025a) Daling uitstoot broeikasgassen vlakt af in 2024. CBS Statistiek, 12 maart.

CBS (2025b) Bbp, productie en bestedingen; kwartalen, waarden, nationale ­rekeningen. CBS StatLine, 30 april.

CBS (2025c) Emissies van broeikasgassen berekend volgens IPCC-voorschriften. CBS StatLine, 12 maart.

CBS (2025d) Financieringsmonitor 2024. CBS Longread, 31 januari.

CBS (2025e) Conjunctuurenquête Nederland, tweede kwartaal 2025. CBS Longread, 7 mei.

CBS (2025f) Bedrijfsleven; arbeids- en financiële gegevens, per branche, SBI 2008. CBS StatLine, 18 april.

Nijs, S. den, en M. Thissen (2024) Duurder gas drukt de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie. ESB, 109(4837S), 24–29.

Wöhrmüller, S., A. Smădu, G. Schotten en B. Heerma van Voss (2025) Toekomst energie-intensieve industrie vergt Europese coördinatie. ESB, 110(4847), 304–307.

Auteurs

Plaats een reactie