Ga direct naar de content

Conjunctuurbericht

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 26 1992

‘onjunctuurbeiicht
Produktie bouwnijverheid
In juni werd begonnen met de bouw
van 7.000 woningen. Dit is 5% meer
dan in dezelfde maand van 1991. In
het eerste halfjaar van 1992 werd met
de bouw van 42.000 woningen begonnen; een stijging van 8% ten opzichte van dezelfde periode een jaar
eerder. Over 1991 als geheel werd
een daling van het aantal begonnen
woningen geregistreerd (13%).
De groei in de bouw komt eveneens
tot uitdrukking in de ontwikkeling
van het indexcijfer van de omzet in
de bouwnijverheid. Deze index lag
in juni 5% hoger dan in dezelfde
maand van 1991. Gemiddeld over
het eerste halfjaar kwam de groei
hiermee uit op 14% (vergeleken met
dezelfde periode een jaar eerder).
Over 1991 als geheel bedroeg het accres 1%. De groei in het eerste halfjaar kan deels worden toegeschreven aan de in vergelijking met vorig
jaar gunstige weersomstandigheden
in februari.

Consumentenvertrouwen
Volgens het Consumentenconjunctuuronderzoek is het vertrouwen
van de consument in de ontwikkeling van de economie in augustus
ten opzichte van juli vrijwel gelijk gebleven (zie figuur 3). Op de vijf vragen die aan de index van het consumentenvertrouwen ten grondslag
liggen, werden per saldo 7% meer
negatieve dan positieve antwoorden
gegeven. In juli overtroffen de negatieve antwoorden de positieve met
6%. In de loop van de periode meijuli steeg het consumentenvertrouwen. In augustus werden de twee

vragen naar de algemeen economische situatie per saldo negatiever beantwoord dan in juli. Deze twee vragen worden samengevat in de index
van het economische klimaat. De beantwoording van de twee vragen
naar de eigen financiele situatie leverde een positiever saldo op dan in
juli; de vraag of de consumenten de
tijd gunstig achten om grote aankopen te doen werd iets minder positief beantwoord. Deze drie vragen
worden samengevat in de index van
de koopbereidheid.

Figuur 1. Omzetten bouwnijverheid (factuurwaarde), procentuele jaarmutaties van bet voortscbrijdend 12-maandsgemiddelde.
20

10

j fmamj j a s o n d p fmamj j a s o n d j j fmamj j a s o n d [ j fmamj j a s o n d j j fmamj
1988
1989
1990
1991
1992

Figuur 2. Prijsindex gezinsconsumptie, procentuele maandmutaties t.o.v.
voorgaand jaar.

Prijzen gezinsconsumptie
Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie is tussen midden juni en midden juli met 0,6% gestegen tot 111,7
(1985=100). Deze stijging kan voor
een belangrijk deel worden toegeschreven aan de huurverhoging per 1
juli. Tussen midden juni en midden
juli werden vooral kleding, schoeisel
en autobenzines goedkoper. In juli
1992 lagen de prijzen gemiddeld
3,1% hoger dan in dezelfde maand
van vorig jaar, zie figuur 2. Dit is het
laagste stijgingspercentage na april
1991. Gemiddeld over de eerste zeven maanden van dit jaar kwam de
prijsstijging uit op 4,1%. Dit groeicijfer blijft achter bij het gemiddelde stijgingspercentage in de tweede helft
van 1991 (4,6%), maar ligt nog iets
boven de prijsstijging voor 1991 als
geheel (3,9%). Vanaf 1988 tot en met
1991 is de jaarlijkse stijging van de
prijzen steeds toegenomen.

j fmamj j a s o n d j fmamj j a s o n d j fmamj j a s o n d j fmamj j
1989

1990

1991

1992

Figuur 3- Consumentenvertrouwen, saldo van positieve en negatieve antwoorden in % van bet totaal

40 r

-20

-40

consumentenveitrouwen
– — — koopbereidheid
. . . . – economisch klimaat

_60 i i i i i i i i i i i i i I i i i l l l i i i i 1 l i i i i i i i i i i i I i i i i i 1 i i

j fmamj j a s o n d j fmamj j asondlj fmamj j a s o n d j fmamj j a
1989
1990
1991
1992

die van de EG. Medio vorig jaar is

Buitenland
Produktie Industrie
Met het junicijfer van de industriele
produktie is de groei van de bedrijvigheid in Nederland in de eerste
helft van 1992 uitgekomen op 0,9%.
De trendmatige groeivertraging in de
volume-ontwikkeling van de industriele produktie, die in 1991 zichtbaar
was, heeft zich hiermee in de eerste
helft van 1992 niet voortgezet. Vanaf
medio 1990 lag de trendmatige groei,
als jaarmutatie van het voortschrijdend twaalfmaandsgemiddelde, in
Nederland ongeveer 2%-punt boven

voor de EG de groei omgeslagen in
een daling, zie figuur 4.
De ontwikkeling van de bedrijvigheid in de EG wordt voor een belangrijk deel bepaald door Duitsland,
Frankrijk en het VK. Volgens een opgave van de OESO bedraagt de industriele produktie in Duitsland ongeveer 30% van het EG-totaal, tegen
15% voor Frankrijk en het VK en minder dan 5% voor Nederland. In Duitsland toont de groei al een jaar een
sterk dalende tendens, in Frankrijk
en het VK zijn in de loop van 1992
de produktiedalingen afgenomen.

Evenals voor de EG laten de meest
recente cijfers in figuur 5 voor de VS
en Japan volumedalingen van de industriele produktie zien. In de VS
zijn de groeicijfers al meer dan een
jaar negatief, al is in de loop van
1992 een herstel te zien. Opmerkelijk is de terugval van de produktie
in Japan. In amper een jaar nam de
trendmatige groei af van 6% naar
-1%. Negatieve groeicijfers van de
produktie (gemeten als jaarmutatie
van het voortschrijdend twaalfmaandsgemiddelde) zijn in Japan
vanaf medio 1987 niet meer voorgekomen. Ten opzichte van het totaal
van de industriele produktie in de

Figuur 4. Produktie Industrie (volume) in enkele EG-landen, procentuele jaarmutaties van het voortschrijdend 12-maandsgemiddelde.

EG, VS en Japan bedraagt het aandeel van zowel de EG als de VS ongeveer 40% en van Japan 20%. (N.B.
De gegevens voor Duitsland zijn

exclusief de voormalige DDK)

Produktie per bedrijfsklasse

VK

De afzonderlijke industriele bedrijfsklassen in Nederland gaven in de
eerste zes maanden van dit jaar uiteenlopende ontwikkelingen te zien.
Een groei die groter was dan die van
de Industrie als geheel (0,9%), ver-

j fmamj j asondjj fmamj j asondjj fmamj j asondjj fmamj
1989
1990
1991
1992

Figuur 5. Produktie Industrie (volume) in de EG, Japan en de VS, procentuele
jaarmutaties van het voortschrijdend 12-maandsgemiddetde.

toonden de chemische industrie
(4,3%), de hout- en bouwmaterialenindustrie (2,7%) en de voedings- en
genotmiddelenindustrie (2,1%). In
de metaalindustrie (0,4%) en de papier- en grafische industrie (0,2%)
was de groei lager dan het industriele gemiddelde, zie figuur 6.
De produktie in de delfstoffenwinning (vooral aardgas) lag in de eerste helft van dit jaar 1,1% hoger dan

JAP

in dezelfde periode van vorig jaar.
Dit groeicijfer blijft duidelijk achter

VS
,4 _J—l—l—I—I—I—I—l—1—I—1—I—j—I—I—I—I—I—I—I—I—I—I—I—J—I—l—I—I—l—l—I—I—I—1—I—I—I—I—I—1—1—I

j fmamj j asondjj fmamj j a sond|j fmamj j a sondjj fmamj
1989
1990
1991
1992

Figuur 6. Procentuele groei industriele produktie per bedrijfsklasse
(volume).

bij de groei over 1991; in de eerste
helft van 1991 bedroeg de groei
18,5% en in de tweede helft 4,2%
(steeds vergeleken met dezelfde periode een jaar eerder). Het produktievolume van de openbare nutsbedrij-

ven nam in de eerste zes maanden
van 1992 toe met 0,5%. Dit groeicijfer blijft iets achter bij het accres in
het tweede halfjaar van 1991 (1,7%).
In de eerste helft van vorig jaar bedroeg de groei 7,3%.

Industrie

voedings-, genotmidd.
textiel-, kleding-,

(-2%),

lederwaren

bout- en bouwmat.
papier- en grafische

(7%)

Het produktievolume van de nijverheid (industrie, delfstoffenwinning
en openbare nutsbedrijven) nam
door deze ontwikkelingen in de periode januari-juni 1992 toe met 0,9%.
Over 1991 bedroeg de stijging 4%.

aardolie-industrie
chemie, rubber- en

(-3%)

kunststofverw.

metaal- en overige bid.
l——11991 U>.v 1990
___eerste halfjaar 1992 l.o.v

——

e halfjaar 1991

ESB 26-8-1992

>-

-1

Deze bijdrage is ontleend aan het Conjunctuurbericht, nr. 8-92, dat wordt samengesteld door de hoofdafdeling Nationale Rekeningen van het CBS.

827

Auteurs