■ Corine Hoeben (COELO)
We ontvangen ieder jaar een aanslag voor de gemeentelijke belastingen. Omdat deze aanslag erg zichtbaar is, hebben veel mensen het idee dat zij veel betalen aan de gemeente. Maar hoe verhouden de gemeentelijke woonlasten zich tot andere woonlasten?
We maken onderscheid tussen twee soorten woonlasten: hypotheeklasten, vaak meer dan de helft van de woonlasten, en bijkomende woonlasten. De bijkomende woonlasten kunnen dan weer opgedeeld worden in gemeentelijke belastingen – onroerendezaakbelasting, afvalstoffenheffing en rioolheffing – en andere bijkomende woonlasten, zoals het gebruik van energie en water, de opstalverzekering en rijksbelastingen.
Omdat woonlasten niet alleen afhangen van de gezinssituatie, maar ook van bijvoorbeeld de locatie van de woning, moeten bij de berekening een aantal keuzen gemaakt worden. Bij de berekening van de bijkomende woonlasten wordt uitgegaan van een driepersoonshuishouden met een eigen woning met een gemiddelde WOZ-waarde en gemiddeld energie- en waterverbruik. Daarnaast wordt de overdrachtsbelasting als woonlast meegenomen. Deze wordt betaald bij aankoop van een woning, en hoort daarom bij de woonlasten. Vaak zal het bedrag over meerdere jaren worden afbetaald.
De figuur laat de samenstelling van de bijkomende woonlasten in 2017 zien. Gemiddeld heeft een meerpersoonshuishouden in 2017 4.001 euro aan bijkomende woonlasten, waarvan een groot deel bestaat uit belastingen. Opvallend is dat rijksbelastingen daarbij een veel groter aandeel hebben dan de gemeentelijke of de waterschapslasten. Een gemiddeld huishouden betaalt in 2017 1.678 euro aan woonbelastingen aan het Rijk (overdrachtsbelasting, eigenwoningforfait en belasting op energie en water, en ook de belasting op de opstalverzekering, zie de figuur). Dat is 42 procent van het totale bedrag aan bijkomende woonlasten. De gemeentelijke belastingen bedragen gemiddeld 723 euro, dat is slechts 18 procent van het totaal. De kosten voor het gebruik van energie en water (1.102 euro, 28 procent van het totaal) en de opstalverzekering (713 euro, 4 procent) zijn de enige twee onderdelen die geen belastingen zijn.