Heldere keuzen
Volgens de jongste berichten vorderen de verkennende besprekingen over een paarse coalitie gestaag. Als
de besprekingen succesvol worden afgerond, kan de
formatie beginnen. Die zal uitmonden in een regeerakkoord, waarin de coalitiepartners precies vastleggen
wat zij op de verschillende beleidsterreinen zijn overeengekomen. Van die voornemens zal niet veel terechtkomen. Als het kabinet net zit, gaat de rente omhoog, stort de oliemarkt in of staan er honderdduizend asielzoekers op de stoep, waardoor het beleid
moet worden bijgesteld. In een complexe, snel veranderende wereld is het onmogelijk precies te plannen
welke nauw omschreven doelstellingen men op welke termijn en langs welke weg kan bereiken. Alleen
in verkiezingsprogramma’s
en regeerakkoorden wordt
die illusie nog in stand gehouden.
Veel belangrijker dan een gedetailleerd regeerakkoord met nauw omschreven afspraken is dat de
coalitiepartners kenbaar maken waar zij voor stáán.
De werkloosheid onder de 500.000 brengen, van Nederland het groene hart van Europa maken of het
land ontwikkelen tot een internationaal centrum voor
kennis en cultuur. Als dat het doel is, moet daar een
consistent beleid op worden gericht. Dan zijn er op
dat punt ook geen compromissen mogelijk.
Illustratief is de ervaring van het eerste kabinetLubbers. Dit kabinet nam zich, naast talloze andere
doelen, voor de overheidsfinanciën weer beheersbaar te maken door het financieringstekort stap voor
stap te verminderen. Dit werd leidraad van het beleid. Niemand weet nog wat er terecht is gekomen
van de grote efficiency-operaties, de introductie van
meer marktwerking in de gezondheidszorg of de bevordering van de kennistransfer naar het midden- en
kleinbedrijf, maar het financieringstekort is gedaald.
De stapsgewijze vermindering van het financieringstekort, hoe omstreden ook, was een heldere, herkenbare lijn, die pas het laatste jaar – een tandje minder is losgelaten.
Het grote belang van een heldere, consistente lijn
in het economische beleid heeft ook in de economische literatuur aandacht gekregen. Gewezen wordt
op het belang van ‘reputatie’ voor de effectiviteit van
het beleid. Als een onafhankelijke centrale bank door
koersvast beleid een ‘reputatie’ weet op te bouwen
als bastion tegen de inflatie, zullen marktpartijen
daar in toenemende mate hun gedrag op afstemmen
en er op die manier toe bijdragen dat de lage inflatie
ook werkelijk wordt verwezenlijkt (zie ook Letterie
en Swank in deze ESB). Zo is het ook voor een kabinet van belang duidelijke doelen te stellen en daar
onverkort aan vast te houden, zodat burgers en bedrijven daar hun beslissingen op gaan baseren. Het
uitgezette beleid krijgt op die manier een eigen, interne dynamiek. Duidelijk is dat ‘reputatie’ sneller is afgebroken dan opgebouwd. Daarom mag er geen
spoor van twijfel zijn dat het kabinet – of de coalitie vasthoudt aan het eenmaal ingezette beleid. In de
E5B 1-6-1994
van compromissen aan elkaar hangende Nederlandse
politiek is dat uiteraard geen eenvoudige opgave.
Om te leren hoe een ambitieus economisch programma moet worden opgezet en uitgevoerd, zijn de
ervaringen van de Nieuw-Zeelandse ex-minister van
Financiën, Sir Roger Douglas, interessantl. Douglas
(onlangs in ons land) was in de jaren tachtig minister
van Financiën in de (Labour) regering-Lange en was
de architect achter het dereguleringsbeleid dat NieuwZeelands slecht presterende welvaartsstaat veranderde in een dynamische markteconomie. Prioriteit nummer één is volgens Douglas heldere doelen te stellen:
de bevolking te laten zien hoe het land er over pakweg tien of twintig jaar uit moet zien. De hervormingen zelf moeten vervolgens met reuzenstappen
Cquantum leaps’) worden uitgevoerd, anders krijgen
belangengroepen
te veel tijd om zich te organiseren
en het beleid onderuit te halen. Snelheid is ook essentieel om de onzekerheid over de gevolgen van de
veranderingen zo beperkt mogelijk te houden. Onzekerheid, niet snelheid brengt het succes van de hervormingen in gevaar. Is de zaak eenmaal in beweging, dan moet onverdroten worden doorgegaan tot
het doel bereikt is. Een breed pakket maatregelen is
noodzakelijk om te laten zien dat niet één groep de
dupe is van de hervormingen, en dat de schade gecompenseerd wordt door voordelen elders. Publieke
steun voor het beleid wordt verkregen door te laten
zien dat de kansen voor de samenleving als geheel
verbeteren, terwijl de meest kwetsbare groepen worden ontzien. Voor iedereen moet duidelijk zijn wat
het doel is en hoe daar naar toe wordt gewerkt.
“Consistentie + geloofwaardigheid = vertrouwen”,
aldus Douglas. Vooral leerzaam is de manier waarop
Douglas de gevestigde belangengroepen van tegentot voorstanders van zijn beleid wist om te vormen.
Is eenmaal duidelijk wat de koers is en dat de klok
niet zal worden teruggedraaid, dan is het opvallend
hoe snel en adequaat gevestigde belangen zich aan
de gewijzigde omstandigheden weten aan te passen.
Het is niet gezegd dat in Nederland een zelfde beleid als in Nieuw-Zeeland moet worden gevoerd.
Maar heldere doelen en een geloofwaardige politiek
zijn ook hier geboden. Als de informateurs daar op
zitten broeden, laten we ze dan nog even tijd gunnen.
L van der Geest
1. Zie ook R. Douglas, Unfinisbed business, Random House
New Zealand, 1993, in het bijzonder hoofdstuk tien: “The
polities of reform: the art of the possible”.