Stabiele wisselkoersen
De centrale banken van West-Europa, Japan en de
VS zijn het nieuwe jaar voortvarend begonnen. Door
massale steunaankopen hebben zij in de eerste week
van januari geprobeerd de dollar voor verder afglijden
te behoeden. Kennelijk hadden zij het voornemen om
per 1 januari 1988 een eind te maken aan de onzekere
situatie op de internationale valutamarkten. De acties
zijn tot nu toe succesvol geweest. De koers van de dollar zit sinds het begin van het jaar in de lift.
In het algemeen kan men twijfelen aan het nut van
valutamarktinterventies. Als de markt geen vertrouwen
heeft in de houdbaarheid van een bepaalde wisselkoers
zal het de monetaire autoriteiten niet lukken tegen de
stroom in te roeien. De middelen die centrale banken
kunnen inzetten, schieten eenvoudigweg te kort om de
koersen in een andere richting te dwingen dan de markt
juist acht. Ook na de recente interventies is onzekerheid
de markt blijven beheersen. Een tegenvallend handelscijfer kan het sentiment weer tegen de dollar keren.
Fundamenteler dan de vraag of de huidige interventies succes zullen hebben, is de kwestie of het streven
naar stabielere wisselkoersen niet het jagen op een hersenschim is. Sinds het gebruik van papiergeld in de vorige eeuw tot ontwikkeling kwam, heeft de wereld maar
twee perioden van vaste wisselkoersen gekend: het tijdperk van de gouden standaard van ruwweg 1870 tot aan
de jaren twintig van deze eeuw en het stelsel van Bretton Woods dat functioneerde van 1945 tot 1973. Beide
stelsels hadden gemeen dat het hierarchische stelsels
waren, d.w.z. dat zij geconcentreerd waren rond de valuta van een natie die in die tijd de economische en politieke hegemonie in de wereld bezat: Engeland in de vorige eeuw en de Verenigde Staten in de eerste
vijfentwintig jaar na de tweede wereldoorlog. Het afbrokkelen van de positie van beide grootmachten leidde binnen niet al te lange tijd ook tot de ondergang van het
door hen ondersteunde stelsel van vaste wisselkoersen.
Aan de voorwaarde dat de wereldhandel en de wereldeconomie door een natie worden gedomineerd, is
momenteel niet voldaan. De dollar is weliswaar nog
steeds de valuta bij uitstek voor het internationale handelsverkeer, maar het aandeel van de VS in de wereldproduktie en de wereldhandel is aanmerkelijk geslonken. De Europese Gemeenschap en Japan hebben zich
naast de VS tot economische grootmachten ontwikkeld
en er komen steeds meer landen bij die een stevig partijtje meeblazen. In plaats van een hierarchisch bestel
met de dollar als kern is er een situatie ontstaan met verschillende economische blokken waarvan de valuta’s
vrij ten opzichte van elkaar zweven.
Het ontbreken van een economische supermacht die
min of meer vanzelfsprekend de verantwoordelijkheid
op zich neemt voor het handhaven van ordelijke internationale verhoudingen maakt de kans op het bereiken
van wisselkoersstabiliteit in de wereld uiterst klein. Geen
enkele natie is in zo’n situatie bereid de kosten van het
handhaven van stabiele wisselkoersen op zich te nemen of beschikt over het gezag om de kosten over belanghebbende landen te verdelen c.q. andere landen ertoe te brengen zich aan het heersende
wisselkoersregime te onderwerpen. Elk land geeft in
zo’n situatie voorrang aan het eigen, binnenlandse beleid. Dit is de fundamentele oorzaak van de huidige economische en monetaire onzekerheid1. Natuurlijk zijn de
enorme groei van het kapitaalverkeer, de verschillen in
groei- en inflatietempo tussen landen, de verschuivingen van handelsstromen e.d. de directe oorzaken van
het ontstaan van wisselkoersinstabiliteit, maar wezenlijker is het ontbreken van een mechanisme om het bestel
aan dergelijke veranderingen aan te passen.
ESB 13-1-1988
Zoals gezegd is de economische superioriteit van de
VS in de jaren zestig verloren gegaan. Het aandeel van
de Amerikaanse produktie in de totale wereldproduktie
is sinds 1950 gedaald van ca. 40% toen naar ca. 20%
nu. Ook het aandeel in de wereldhandel is bijna gehalveerd. Bovendien leidden evenwichtsverstoringen binnen de Amerikaanse economie zelf ertoe dat de VS door
de belangrijkste handelspartners niet langer als onbetwiste economische autoriteit werden gezien. Het Amerikaanse beleid werd ook steeds meer binnenwaarts gericht. Steeds minder bleken de VS met nun relatief
gesloten economie bereid hun binnenlandse monetaire
en budgettaire beleid mede op het handhaven van stabiele wisselkoersen en andere internationale economische doelstellingen te richten. De periode waarin de
Amerikanen zorgden voor stabiliteit en economische
groei was voorbij. En ook nu nog vormen de onevenwichtigheden in de Amerikaanse economie de belangrijkste oorzaak van de internationale economische onzekerheid.
Terwijl het Amerikaanse prestige aftakelde, ontwikkelde Japan zich in verbazingwekkend tempo tot een
economische wereldmacht. In eerste instantie tot een
Industrie le macht, maar in toenemende mate ook tot een
financiele macht. Van de tien grootste banken op de wereld zijn er zeven Japans. Japanse beleggers dicteren
de internationale kapitaalmarktrente. Hoezeer Japan
ook een economische reus is geworden, het mist de
aspiraties om een leidende rol op het economische wereldtoneel te vervullen. Militair en politiek gezien is het
land sterk afhankelijk van de VS. Maar ook qua mentale instelling en sociale structuur zijn er grote belemmeringen voor het aanvaarden van een leidende positie2.
Het is opvallend hoe weinig Japanners topfuncties in internationale instellingen bekleden.
Ook West-Duitsland mist de karakteristieken van een
economische leider. De Westduitse economie is, net als
die van de overige Westeuropese landen, een weinig
flexibele economie, die gekenmerkt wordt door een geringe bereidheid risico’s te nemen. De Duitse economische politiek valt ook niet op door een brede internationale orie ntatie. De Duitsers hebben altijd geweigerd een
voortrekkersrol te vervullen in internationaal gecoordineerd economisch beleid.
Gegeven de internationale economische en politieke
verhoudingen is er geen aanleiding hoge verwachtingen
te koesteren van internationale gecoordineerde actie
om een recessie te voorkomen of om de wisselkoersen
te stabiliseren. Er zit niet veel anders op dan te wachten tot de interne onevenwichtigheden in met name de
Amerikaanse economie zijn verdwenen en intussen de
aandacht te richten op het bereiken van zo groot mogelijke stabiliteit binnen het eigen valutablok. Voor Europa
betekent dat versterking van het EMS door middel van
verdere economische en monetaire integratie. Ook daar
echter speelt het probleem van het ontbreken van economisch leiderschap. Wat rest is zich te concentreren
op het handhaven van een vaste wisselkoers met de
munteenheid van de belangrijkste handelspartner — in
ons geval de Duitse mark—en het binnenlandse beleid
daarop af te stemmen. Alleen voor rust op korte termijn
kunnen daarnaast valutamarktinterventies van nut zijn.
L. van der Geest
1. Zie ook T. de Vries, Naar een ordelijker wisselkoersstelsel, in: Wisselkoersen in een veranderende wereld, Preadviezen van de Vereniging
voor de Staathuishoudkunde 1986, Stenfert Kroese, Leiden/Antwerpen,
1986.
2. Kimoko Kawabata, Japan mist kwaliteiten voor leidersrol in de wereld,
de Volkskrant, Open forum, 2 januari 1988.
49