Ga direct naar de content

Sociaal-economischerationalisatie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 20 1988

Sociaal-economischerationalisatie
Het nieuwste boek van W.F. Hermans, De heilige van de horlogerie,
gaat over niets. Over het Nut van het
Opwinden van Klokken. Een opwindend boek. Alleen Hermans kan 219
bladzijden lang over niets blijven schrijven. Aanbevolen literatuur voor columnisten — ik vind een bladzijde al zo
moeilijk. Tijdens de dagen van verplichte reflectie rond de jaarwisseling heb ik
Hermans gelezen en teruggeblikt op de
goede voornemens waar ik u vorig jaar
(1 -1 -’87) op deze plaats mee lastig viel.
Ik zou andersdenkenden gedurende
een jaar serieus nemen (langer dan
Hermans ooit gelukt is). Dat is nu gelukkig voorbij. Ik wist wel dat ik er niet veel
van terecht zou brengen, en daarom
heb ik mij op een categorie andersdenkenden geconcentreerd: de critici van
de SER.
Dat waren er weer vele. Mijn hooggeschatte collega Bomhoff, die zijn vendetta tegen wat hij de Sociaal-Economische Rem noemt voortzette, een
verdoold kamerlid dat de zaak maar wilde opheffen, te veel om op te noemen.
Het gemeenschappelijke in die kritiek is
dat zij bezijden de werkelijkheid staat,
maar voor wie van Hermans houdt, is
datgeen bezwaar. Het isjuisteen reden
om er serieus op in te gaan. Daarbij beperk ik mij tot drie hoofdpunten:
— de SER ondermijnt het primaat van
de parlementaire democratie;
— de adviezen zijn hopeloos verdeeld;
— het duurt allemaal te lang.
Het eerste punt vraagt, met name
voor de kroonleden, om voortdurend
zelfonderzoek. Er zijn geen absolute
waarheden in de politiek, ook niet in de
rolverdeling tussen parlementaire democratie en corporatistische ordening.
Wie de legitimerende functie van de
parlementaire democratie nadrukkelijk
voorop wil stellen, zal zich dan ook in redelijkheid moeten afvragen hoever dat
primaat strekt. In een gemengde economic als de onze is het legitiem dat de
sociale partners een zware en als regel
beslissende stem hebben in het domein
van de markt: het arbeidsvoorwaardenbeleid in de marktsector, de democratisering binnen de onderneming, de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie —
dat soort dingen. Moeilijker ligt het bij
‘gemengde’ zaken, zoals de sociale zekerheid, waarin overheid en markt verantwoordelijkheden delen. Hier wordt
het spanningsveld tussen belangenbehartiging en advisering duidelijk voelbaar in het gedrag van de sociale partners. Dan moeten de kroonleden hun
onafhankelijkheid bewijzen door de sociale partners te behoeden voor kattekwaad en getuigenispolitiek. En doorte
voorkomen dat de nieuwe vergeten

ESB 6-1-1988

D.J. Wolfson

groepen (niet-georganiseerden, zoals
bejaarden, schoolverlaters en buiten
het arbeidsproces staande vrouwen) in
hetgedrang komen.
Die spelregelbewaking wordt des te
moeilijker als kabinetten advies gaan
vragen over zaken van algemeen belang die tot de specifieke verantwoordelijkheid van de parlementaire wetgever
behoren. Dat hoort niet. In dat soort zaken hebben werkgevers en werknemers niet meer rechten dan andere Nederlanders, en als ze die toch
verwerven, dreigt daarmee de specifieke belangenbehartiging in de SER de
overhand te krijgen op de adviesfunctie.
Laat ik nog een keer terugkijken op de
gang van zaken bij de voorstellen van
de commissie-Oort (belastingvereenvoudiging voor iedereen, een typische
parlementaire verantwoordelijkheid).
Daarover vroeg het kabinet nota bene
advies aan de Stichting van de Arbeid
en aan de SER. Het gevolg was dat de
partners het in de Stichting snel eens
werden over een afwijzing van die voorstellen (daar zijn zij immers onder elkaar) en vervolgens de kroonleden in de
SER bij het kruisje wilden laten tekenen.
Dat kostte de voorzitter van de SER
maanden van moeizaam overleg in de
voorbereidingscommissie om de zaak
weer een beetje open te breken. Toen
de kroonleden in de uiteindelijke
Raadsvergadering ten slotte hun poot
stijf hielden en een werkbaar compromis aanboden, kozen de werkgevers eieren voor hun geld door mee te gaan en
nam het kabinet dat meerderheidsadvies ijlings over. Eind goed, al goed in
dit geval, maar het demonstreert dat de
SER niet het parlement ondermijnt,
maar het parlement de SER door uit beschetenheid het kabinet steeds weer te

vragen daar problemen te parkeren die
het zelf zou moeten oplossen.
Zijn SER-adviezen als regel hopeloos verdeeld? Dat is onzin, overgenomen uit kranteberichten van stukjesschrijvers die ze niet lezen of niet
begrijpen. Wie de moeite neemt te lezen zal zien dat er aan het Bezuidenhout veel vaker unanimiteit wordt bereikt dan aan het Binnenhof, en dat
verschilpunten over het algemeen minder worden opgespeeld dan in het parlementaire verkeer tussen regeringsen oppositiepartijen. Dat is opmerkelijk,
want het gaat om dezelfde moeilijke zaken, terwijl ook de sociale partners
daarbij een achterban te bedienen hebben. Wie dan als regel unanimiteit verwacht staat buiten de maatschappelijke
werkelijkheid. Wie de ontwikkelingsgang van de advisering in de tijd volgt,
bespeurt evenwel een onmiskenbare
tendentie naar consensus: dat is de eigenlijke waarde van de SER. Dat in zo’n
proces van convergentie verschillen
van inzicht niet worden verdoezeld, is
niet hopeloos, maar nuttig.
Duurt het allemaal niet veel te lang?
Dat is een deels technische, deels filosofische vraag. In technisch opzicht lijkt
er wel wat te verbeteren aan de werkwijze van de SER. Op mijn verlanglijstje staan een grotere terughoudendheid
in de aanvaarding van adviesaanvragen (zie boven), een vroegtijdige committering van partners en kroonleden op
hoofdlijnen van uit te brengen adviezen,
een grotere beschikbaarheid van onafhankelijke deskundigen en een meer
flexibele inzet van het — overigens zelf
erg deskundige — secretariaat. Maar
dat zijn — welhaast — huishoudelijke
zaken. De moeilijke vraag is die naar die
Rem; daar zit een filosofisch kantje aan.
Kan de convergentie niet bespoedigd
worden en zo neen, moet we de regering dan maar niet laten regeren, met
een beetje minder lief zijn voor elkaar?
Dat is de vraag, en tegelijk de nonvraag.
We kunnen wel zoveel willen, maar
een politieke cultuur laat zich niet zo
maar veranderen. Je kunt participate
niet zonder meer terugdraaien (als je
dat al wilt), hooguit beter kanaliseren
(zie alweer boven). Ook ik word wel
eens moe van die waarheden als overfokte koeien waar we elkaar in de SER
meebelagen. Met dat soort koeien vang
je niet veel hazen in de Internationale
wedloop, nee, maar zou het met kwaadwillige honden beter gaan? U merkt het
wel, ik weet het ook niet. Ik kan me er
zelfs niet over opwinden. Ik ga weer verder met Hermans, over tijd en eeuwigheid.
D.J. Wolfson

51

Auteur