Ga direct naar de content

Geluk en trouw

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 30 1996

Geluk en trouw
Aute ur(s ):
Butter, F.A.G. den (auteur)
De auteur is hoogleraar Algemene economie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4082, pagina 957, 20 november 1996 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
uit, de, vakliteratuur

De meesten van u zullen beamen dat geluk en welvaart iets met elkaar te maken hebben. Nu hoeft men niet per se welvarend te zijn om
zich gelukkig te voelen. Aan de andere kant biedt welvaart niet de garantie voor een gelukkig leven. Synoniemen zijn het dus niet.
Maar over het algemeen zal verhoging van de welvaart wel bijdragen tot het geluk. En omgekeerd.
Dit verband tussen de begrippen welvaart en geluk speelt mee bij de formulering van de doelstellingen van het economisch beleid
binnen een breed welvaartsbegrip. Zo is volgens de SER de bevordering van de arbeidsparticipatie zelfs de kerndoelstelling voor het
economisch beleid van de komende jaren 1. Anders gezegd, wanneer zoveel mogelijk Nederlanders aan werk geholpen kunnen worden,
neemt daarmee de welvaart toe, ook al zou die extra werkgelegenheid niet tot extra groei leiden. Toch raken de economen hier enigszins
tussen werk en welvaart in de knoop. Volgens de klassieke leer van het arbeidsaanbod wordt immers alleen maar gewerkt omdat dit een
loon oplevert en verkiest men vrije tijd boven arbeid indien het loon te laag is. Dit zou betekenen dat des te minder men hoeft te werken,
des te groter de welvaart en wellicht ook het geluk is.
Hoe staat het nu in werkelijkheid met het verband tussen werk, welvaart en geluk? Om dit te onderzoeken hebben Knut Gerlach en Gesine
Stephan van de Universiteit van Hannover een aantal gegevens van het socio-economische panel voor Duitsland op een rijtje gezet 2.
Als maat voor geluk geldt hier het antwoord op de vraag of men met het leven tevreden is. Zo wordt geluk meetbaar op een schaal van 0
tot 10, met 0 als volledig ongelukkig en 10 als volmaakt gelukkig. Op deze manier kan het verband tussen de positie op de arbeidsmarkt
en de mate van geluk worden gekwantificeerd. Zo blijken over het algemeen de werkenden met een volledige baan het meest gelukkig,
met een score van gemiddeld 7,3, terwijl de werklozen met een score van iets boven de 6 het minst gelukkig zijn. Op zich hoeft dit
overigens nog niets over het causale verband tussen geluk en werk te zeggen. Het kan immers zijn dat degenen die zich zelf weinig
gelukkig vinden gewoonweg sikkeneurige en kritische lieden zijn, die juist daarom geen baan hebben.
Om meer zicht op het verband tussen geluk en werk te krijgen, zijn de onderzoekers nagegaan of het gebrek aan geluk bij de werklozen
samenhangt met het feit dat men geen baan heeft, of met het feit dat men een deel van het inkomen is kwijtgeraakt. Het blijkt dat niet
alleen het inkomensverlies, maar toch ook het feit dat men geen baan heeft, een belangrijke en significante bijdrage levert aan de
vermindering van het geluksgevoel. In die zin bevestigen de resultaten dat de arbeidsparticipatie als een zelfstandige determinant van de
welvaart gezien moet worden. Alleen oudere vrouwen worden er niet ongelukkiger door wanneer zij werkloos zijn.
De berekeningen van Gerlach en Stephan leveren een opmerkelijk, maar niet door de onderzoekers opgemerkt nevenresultaat op. Om
goed het verband tussen werk en geluk te kunnen schatten, houden zij namelijk rekening met een aantal persoonlijke kenmerken van de
geënquêteerden. Eén van deze kenmerken betreft de huwelijkse staat. Voor vrouwen beneden de 30 en tussen de 30 en 49 jaar blijkt het
huwelijk bij te dragen tot het geluksgevoel, zij het in geringe mate. Voor oudere vrouwen is deze bijdrage veel groter. Diep ongelukkig zijn
de jonge weduwen van beneden de 30. Deze droefenis neemt flink af voor vrouwen tussen 30 en 49, terwijl het weduwschap voor
vrouwen boven de 40 zelfs enigermate bijdraagt aan het geluksgevoel. Geheel anders ligt het voor de gescheiden vrouwen. De enquête
toont dat gescheiden vrouwen beneden de 30 en tussen de 30 en de 49 gelukkiger zijn dan gemiddeld, terwijl gescheiden vrouwen boven
de 49 zich juist zeer ongelukkig voelen.
Hoe zit het nu met de mannen? Dat is zeer merkwaardig. Mannen blijken namelijk een vrijwel volledig tegengesteld verband tussen geluk
en huwelijkse staat te laten zien. De getrouwde man wordt steeds ongelukkiger naarmate hij ouder wordt en ook voor de weduwnaar
neemt de negatieve geluksscore met het vorderen van de leeftijd toe. Terwijl de scheiding de vrouw op oudere leeftijd ongelukkig maakt
is de oudere gescheiden man juist relatief gelukkig. Zowel voor mannen als voor vrouwen tussen de 30 en de 49 jaar levert het scheiden
een positieve bijdrage aan het geluk op, die groter is dan de desbetreffende bijdrage van het getrouwd zijn. Wanneer men geluk met
welvaart gelijk stelt en wanneer men voorbij gaat aan alle bezwaren die wel tegen zo’n cardinale nutsmeting zijn aangevoerd, toont deze
enquête dus dat met scheiden tussen de 30 en de 49 zelfs een Pareto-welvaartsverbetering te bereiken valt. Deze onbedoelde
nevenuitkomst van dit onderzoek geeft te denken over de Duitse huwelijksmoraal. En over causaliteit gesproken: zou de Duitse man zich
in het huwelijk steeds ongelukkiger gaan voelen omdat de oudere Duitse vrouw liever weduwe dan gescheiden is? Het lijkt erop dat het
verband tussen geluk en trouw even gecompliceerd is als tussen werk en welvaart

1 Sociaal Economische Raad, Advies Sociaal-economisch Beleid, 1996-2000, 96/05, juni 1996.

2 K. Gerlach en G. Stephan, A note on unhappiness and unemployment in Germany , paper gepresenteerd tijdens de vijftigste ‘AEA
Conference on econometrics of unemployment’, Göteborg, 9-10 mei, 1996.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur