Ga direct naar de content

Adam Smith: moraalfilosoof en econoom

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 30 1996

Adam Smith: moraalfilosoof en econoom
Aute ur(s ):
Verburg, R.M. (auteur)
De auteur is werkzaam b ij het Instituut voor Sociologisch-Economisch Onderzoek (ISEO) van de EUR.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4082, pagina 958, 20 november 1996 (datum)
Rubrie k :
Boekbespreking
Tre fw oord(e n):
boekbesprekingen, geschiedenis, van, het, economisch, denken

Adam Smith schreef eerst een standaardwerk over de mores van de samenleving waarbij ‘sympathie’ een belangrijke rol heeft. Daarna
schreef hij een ander standaardwerk, waarin ‘eigenbelang’ centraal staat. Een biografie over een slecht begrepen liberaal 1.
Sinds het marktdenken zich vanaf de jaren tachtig in een groeiende populariteit mag verheugen, wordt de naam van Adam Smith
veelvuldig aangehaald als illustere pleitbezorger van het adagium ‘meer markt, minder overheid’. Voor het welvaren van de
samenleving dient het eigenbelang maximale speelruimte te krijgen, binnen een maatschappelijk systeem gekenmerkt door “peace,
easy taxes and a tolerable administration of justice”. Dit is een eenzijdige vertaling van het denken van de vader van de economische
wetenschap, die eerst zijn sporen als moraalfilosoof verdiende. De onlangs verschenen biografie van Ian Ross corrigeert dit beeld2.
Glasgow en Oxford
Adam Smith werd geboren in 1723 in het Schotse Kirkcaldy, enkele maanden nadat zijn vader was overleden. Na een gedegen opleiding
aan de Latijnse school in zijn geboorteplaats, vertrok Smith op de toen gebruikelijke leeftijd van veertien jaar naar Glasgow voor een
universitaire opleiding. In de vier jaar van zijn verblijf in Glasgow bevond Smith zich onder het gehoor van docenten, die met hun
vernieuwende ideeën de Schotse Verlichting zouden inluiden. Met name Francis Hutcheson maakte indruk. Uitgaande van de sociale
natuur van de mens, propageerde Hutcheson de wenselijkheid moraliteit niet langer als een abstract ideaal te beschrijven maar op een
praktische leest te schoeien. Vanuit deze praktische invalshoek vonden de door Newton voorgestane methoden van kennisvorming,
ervaring en observatie, ingang in de zoektocht naar een empirische onderbouwing van moraliteit. De basis daarvoor werd gevormd door
de alledaagse handelingen tussen individuen binnen heersende instituties.
Voordat Smith zijn studie had voltooid, werd hem een beurs van de Snell Foundation toegekend. Deze was bedoeld om talentvolle
studenten in staat te stellen hun opleiding in Engeland te vervolgen ter voorbereiding op een kerkelijk ambt. Zonder dergelijke aspiraties
te koesteren, meldde Smith zich in Oxford als student aan. Oxford bleek na het intellectueel stimulerende Glasgow een teleurstelling.
Docenten hielden zich verre van hun onderwijstaken en het profijt van zijn verblijf in Oxford ontleende Smith dan ook aan de goed
toegeruste bibliotheek.
Tekenend voor de ingeslapen sfeer (en de anti-Schotse houding) in Oxford was de ernstige reprimande die Smith kreeg na te zijn
aangetroffen in het bezit van David Hume’s ‘Treatise of human nature’. Na zes jaar van zelfstudie hield Smith Oxford en zijn beurs voor
gezien en keerde huiswaarts.
Terug naar Schotland
In 1748 werd Smith gevraagd publieke lezingen in Edinburgh te verzorgen op het terrein van retoriek en literatuurkritiek en later de
geschiedenis van de filosofie en het recht. In de drie jaar dat Smith optrad als freelance docent in de Schotse hoofdstad maakte Smith
kennis met Hume, wiens opvattingen een belangrijke stimulans bleken te zijn in de ontwikkeling van zijn eigen ideeën.
Het succes van zijn lezingen bleef niet onopgemerkt en in 1751 kreeg Smith een leerstoel aan de universiteit van Glasgow aangeboden,
eerst in de logica, later in de moraalfilosofie.
Morele gevoelens
Nadere uitwerking van thema’s uit zijn lezingen leidde in 1759 tot de publicatie van zijn Theory of moral sentiments. In dit boek zet Smith
uiteen hoe individuen met veelal tegenstrijdige belangen in staat zijn met elkaar samen te leven zonder dat onmiddellijk conflicten
uitbreken. Zijn verklaring begint met het vermogen van de mens zich in de ander te verplaatsen: de sympathie. Deze gevoelsmatige
rolverwisseling tot ‘onpartijdige toeschouwer’ creëert een zekere distantie die een morele beoordeling van gedrag mogelijk maakt waarbij
het subjectieve eigenbelang wordt overstegen. Uit zulke uitingen van morele goed- en afkeuring evolueren de regels voor moraal en
recht. Deze kanaliseren het gedrag zodat de samenleving orde en samenhang kent.
Hume, beducht dat het boek van Smith’ met eenzelfde stilte zou worden ontvangen als zijn eigen ‘Treatise’ ten deel was gevallen, schreef

hem zijn impressies omtrent de eerste reacties. In deze brief schrijft Hume dat de publieke waardering vaak omgekeerd evenredig is met de
kwaliteit van een dergelijk filosofisch werk, alvorens Smith het melancholieke nieuws te melden dat zijn boek zo onfortuinlijk is zich in een
warme publieke belangstelling te mogen verheugen.
La plus distraite créature
De reputatie van Smith was hiermee gevestigd en dit leverde hem in 1764 het verzoek op om de jonge hertog van Buccleigh te begeleiden
op een educatieve reis naar Frankrijk. Het idee Frankrijk te bezoeken en het in het vooruitzicht gestelde pensioen waren aanlokkelijk
genoeg om Smith te doen instemmen en zijn professoraat neer te leggen. Het verblijf begon in Toulouse en werd na zeventien maanden
abrupt afgebroken na de dood van de zich bij het gezelschap gevoegde broer van de hertog. Deze tijd was weinig enerverend en in een
brief aan het thuisfront meldde Smith dat hij begonnen was een boek te schrijven om de tijd door te komen. Het zou bijna twaalf jaar
duren voordat Smith dit aan het publiek zou presenteren. De betekenis voor Smith van zijn reis lag in zijn contacten met Voltaire, Diderot,
Holbach, Helvetius, Quesnay en Turgot, nadat Smith zich met succes had gepresenteerd in de Parijse salons. Zijn innemendheid en
reputatie als gevierd filosoof wonnen het ruimschoots van zijn belabberde frans en zijn gebrek aan flair. Madame Riccoboni, een
schrijfster en actrice, omschreef Smith met de woorden: “c’est la plus distraite créature, maïs c’est une des plus aimables”. Smith had ook
bij anderen naam als een verstrooide geleerde, die ongeacht het gezelschap waarin hij verkeerde in diep gepeins kon verzinken. Hij had
de gewoonte in zichzelf te mompelen. Zo ging Adam Smith eens zodanig op in een gesprek tijdens zijn ontbijt dat hij een stuk brood,
besmeerd met boter, in een theepot deed en hierover water schonk. Zich bedienend en proevend van het brouwsel, verklaarde hij nog
nooit zo’n beroerde kop thee te zijn tegengekomen. Zijn leven lang werd Smith geplaagd door nerveuze aandoeningen en jarenlang leidde
hij een kluizenaarsbestaan bij zijn inspanningen zijn gedachten op schrift te stellen.
Smith, die zijn leven in dienst heeft gesteld van de wetenschap, heeft zeker geen tumultueus leven geleid. David Hume spreekt over
Smith’ “indolence and love of solitude”, terwijl Samuel Johnson hem beschrijft als “as dull a dog as he had ever met with”.
Wealth of nations
Via Londen, waar hij diverse onderzoeksopdrachten uitvoerde voor de overheid, keerde Smith terug naar zijn ouderlijk huis in zijn
geboorteplaats om aan zijn manuscript te werken. Meer dan eens trachtte David Hume op humorvolle wijze Smith te bewegen zijn studie
te onderbreken: “I want to know what you have been doing, and propose to exact a rigorious account of the method, in which you have
employed yourself during your retreat. I am positive you are in the wrong in many of your speculations, especially where you have the
misfortune to differ from me.” Na jaren van moeizame arbeid, waarbij het tijdstip van publicatie voortdurend opschoof, vertrok Smith in
1773 naar Londen om de laatste hand aan zijn manuscript te leggen. Toch zou het tot 1776 duren voordat ‘An inquiry into the nature and
causes of the wealth of nations’ uitkwam.
In dit boek analyseert Smith de werking van een markteconomie. Bovendien schetst Smith hier de historische ontwikkeling van de
markteconomie in Europa, bespreekt hij verschillende denksystemen van politieke economie en spreekt hij zich uit over de taken van de
wetgever ter bevordering van economische groei.
De onzichtbare hand
Smith analyseert hoe, binnen een kader van morele en rechtsregels, de arbeidsverdeling tussen individuen die wedijveren om hun
eigenbelang te dienen onbedoeld een bijdrage levert aan economische groei en het maatschappelijk welzijn. Het individu, zo staat er, is
“let by an invisible hand to promote an end which is no part of his intention”. Hoewel de onzichtbare hand in een wisselende context
slechts drie keer figureert in zijn oeuvre, is zijn naam onlosmakelijk met deze metafoor verbonden. Ironisch genoeg is deze metafoor, die
door de trefzekerheid tot de verbeelding van velen heeft gesproken, een eigen leven gaan leiden, die ‘no part of his intention’ is geweest.
Het is dan ook wel gesuggereerd dat de Smith van de ‘Theory of moral sentiments’ een andere is dan de Smith van de ‘Wealth of nations’.
Zijn reis naar Frankrijk zou hieraan debet zijn. De morele gevoelens en het onpartijdige inlevingsvermogen waarvan sprake is in het eerste
boek zouden zich slecht verhouden tot de centrale plaats die het eigenbelang van individuen in het laatste boek wordt gegeven.
Volgens Smith worden gedragingen bepaald door verschillende, ook sociale, motieven en behoeften. Daaruit ontstaan en evolueren
regels voor het samenleven die het eigenbelang beteugelen. Binnen dit theoretische kader is Smith in zijn ‘Wealth of nations’
geïnteresseerd in de werking van een specifieke institutie, de markt, en in de wijze waarop die in staat is het eigenbelang te reguleren met
het oog op het maatschappelijk belang. Smith besefte zich terdege de beperkingen van die marktwerking. Zijn aanbeveling tot een vrijere
marktwerking moet dan ook gezien worden in het licht van het mercantilistische denken in zijn tijd. Voortdurend wijst Smith op het belang
van de institutionele context waarbinnen de markt als coördinatiemechanisme opereert. Met zijn schets van de denkwereld van Smith in
zijn maatschappelijke context, corrigeert Ross het beeld van Smith als pleitbezorger van het eigenbelang met slechts oog voor de
zegeningen van de markt.
Hoewel Smith zich de taak had gesteld nog een boek te schrijven over de beginselen en de geschiedenis van het recht, ging hij in 1778 in
op het verzoek het ambt van ‘Commisioner of customs’ in Edinburgh te vervullen. Ironisch genoeg hield de pleitbezorger voor de
vrijhandel zich daarmee de laatste jaren van zijn leven bezig met het toezicht op de naleving van restricties en verboden op het terrein
van de in- en uitvoer. De meeste vrije tijd werd gestoken in het reviseren van de teksten van zijn ‘Theory of moral sentiments’ en de
‘Wealth of nations’. In 1790 overleed Smith op 67-jarige leeftijd.
Een biografie voor kenners
Omdat er al een biografie van Smith bestond, richt Ross zich vooral tot degenen die reeds bekend zijn met het leven en werk van en over
Smith. Ondanks de consciëntieuze wijze waarop Ross het leven van Smith verhaalt, doet deze opzet afbreuk aan de levendigheid en
leesbaarheid van zijn boek voor minder ingewijde lezers. Niettemin zal de volhardende lezer Smith leren kennen als een wat zonderling,
hypochondrisch, maar bovenal genereus en welwillend mens, wiens werk door de reikwijdte van zijn denken zich in een blijvende
belangstelling zal mogen verheugen

1 I.S. Ross, The life of Adam Smith, Clarendon Press, Oxford, 1995, 495 blz. f. 73,50
2 Pas in 1895 verscheen de eerste volledige biografie over Smith, van de hand van de journalist John Rae ( Life of Adam Smith), in 1965
opnieuw uitgegeven met een uitvoerig, aanvullend commentaar van Jacob Viner. Bovendien heeft W.R. Scott veel materiaal gepubliceerd
in zijn Adam Smith as student and professor (1937).

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur