Ga direct naar de content

Geen groei en geen werk

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 25 1981

ECONOMISCH SWISTISCHE BERICHTEN

Geen groei en geen werk
Tien jaar geleden waanden wij ons op weg naar de postindustriele samenleving. De centrale rol van industriele
produktie in het maatschappelijk gebeuren zou geleidelijk
aan kunnen verminderen. Consumptie en vrije tijd zouden
in het dagelijks leven meer op de voorgrond treden; produktie en arbeid minder. In plaats van een streven naar
steeds meer goederen en diensten zou er een ontwikkeling
zijn naar betere goederen en diensten. De nadruk zou
overigens steeds minder op geproduceerde goederen en
diensten komen te liggen en meer op andere bronnen van
behoeftebevrediging, b.v. in de sfeer van de sociale relaties en de individuele en creatieve ontplooiing.
Tien jaar geleden ook stootten wij op de grenzen van
de groei. Het tempo van economische groei moest worden
afgeremd om aan de vervuiling van het milieu en’ aan de
snelle uitputting van energie- en grondstoffenvoorraden
een halt toe te roepen. We dreigden ons exponentieel ,,te
barsten” te groeien, voor een deel terend op de natuurlijke
rijkdommen van minder ontwikkelde landen. In plaats
van eenzijdige aandacht voor economische groei zou er
meer oog moeten komen voor de kwaliteit van het
bestaan.
Tien jaar geleden stelden wij de zeggenschapsverhoudingen ter discussie. Op de arbeidsplaats, in het onderwijs,
in het openbare leven en in allerlei vormen van organisatie zouden alle betrokkenen steeds meer gaan participeren in beslissingen die hen aangingen. Daardoor zou
de samenleving een menselijker aanzien kunnen krijgen,
zouden onpersoonlijke hierarchische verhoudingen verdwijnen en zou ieder naar wens en vermogen een inbreng
kunnen hebben in de besluitvorming.
Dezelfde probleemvelden waarop zich tien jaar geleden
onze aandacht concentreerde — arbeid, produktiegroei
en maatschappelijke organisatie — staan ook momenteel
nog in het middelpunt van de belangstelling. Maar het
is wel op een heel andere manier dan wij hadden gedacht.
De vermindering van het aandeel van de industriele produktie baart ons thans grote zorgen en heet nu industriele
afbraak in plaats van evolutie. De teruggang in economische groei die noodzakelijk werd geacht is verwezenlijkt, maar wordt als allesbehalve positief ervaren. De
hoeveelheid arbeid noodzakelijk voor het op peil houden
van de levensstandaard vermindert, maar dat vertaalt zich
in werkloosheid, niet in vrije tijd. De mondigheid is toegenomen en we mogen meepraten in allerlei inspraakorganen, maar we hebben het over bestuurlijke chaos
en verlamming van de besluitvorming. Wat tien jaar geleden onze luxe-problemen waren, zijn thans onze armoedeproblemen geworden. Minder werk, minder groei — toen
een perspectief, is nu een bedreiging geworden.

Hoe reageren we op die verandering? ,,Human change
occurs by human action, not by human design”, zegt Beek
in zijn column in navolging van Adam Ferguson. We
dachten plannen te kunnen ontwikkelen om de maatschappij in een gewenste richting te kunnen sturen, maar
als er wat verandert is het omdat de nood ons dwingt
actie te ondernemen, niet omdat we mooie plannen hebben.
Geen groei en geen werk, dat is ernstig, want groei en
werk domineren nog steeds, evenals tien jaar geleden,
onze sociale-welvaartsfunctie. We kunnen dus actie verwachten. Beek beschrijft in zijn column dat de grens waar
het knapt, wat betreft de ontwikkeling van de werkloosheid nabij is. Dan zal er iets gebeuren. Dat zal de samenleving haar eigen pluriforme antwoord wel formuleren.
Het begin van veelvormige beantwoording is trouwens
al zichtbaar. Op de afwezigheid van groei is dat in positieve zin o.a.: nieuwe bedrijvigheid, herwaardering van
ondernemingszin en initiatief, samenwerking tussen universiteiten en bedrijfsleven, doe-het-zelf-activiteit; in
negatieve zin: zwarte arbeid, anderen — b.v. sociale-uitkeringstrekkers — hun deel misgunnen en/ of afpakken,
zelf nemen wat je niet krijgt (woningen). Op de afwezigheid van werk is het antwoord in positieve zin o.a.: vrijwilligerswerk, betere verdeling van de beschikbare arbeid,
zinvolle besteding van de vrije tijd; in negatieve zin: ontmoediging, destructief gedrag, rassendiscriminatie en
doemdenken.
In het maatschappelijk gedrang om groei en werk raken
andere zaken op de achtergrond. Met plannen voor een
verandering van de economische orde en de zeggenschapsverhoudingen hoef je nu niet aan te komen. Het milieu
wordt de laatste tien jaar niet vergeten in een opsomming
van de doeleinden van economische politick, maar schijnt
nog wel wat te kunnen velen als het echt gaat om groei
en werk. Een veilige toekomst op lange termijn wordt
zonder veel omhaal opgeofferd voor korte-termijngewin.
Zelfs onze eigen gezondheid zijn we bereid in de waagschaal te stellen door bijna collectief de ogen te sluiten
voor de schadelijke effecten van talrijke stoffen waarmee
we veelal dagelijks omgaan.
Herstel van de groei en volledige werkgelegenheid lijken noodzakelijke voorwaarden om andere aspecten van
de welvaart uit hun blokkade te halen. Maar tegelijkertijd
gaat het groeiherstel zelf al gauw ten koste van die andere
aspecten. Het vergt subtiel manoeuvreren om uit dat
dilemma te geraken. Bovendien politieke begeleiding,
want in de pluriforme maatschappelijke reactie ontbreken
de afweging en subtiliteit meestal.
L. van der Geest

SB 25-3-1981

281

Auteur