Ga direct naar de content

Conjunctuurbericht

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 30 1992

Geregistreerde werkloosheid

Bruto binnenlands produkt
Het volume van het bruto binnenlands produkt (BBP) in het tweede
kwartaal van dit jaar was 1,5% groter
dan in hetzelfde kwartaal een jaar
eerder (zie figuur 1). Dit blijkt uit
een eerste raming die in het kader
van de Kwartaalrekeningen wordt
gemaakt. De volumegroei voor het
eerste halfjaar van 1992 kwam hiermee uit op 2,3%. Bij dit accres wordt
aangetekend dat het groeicijfer over
het eerste kwartaal (3,1%) 1 a 2-procentpunt opwaarts werd bei’nvloed
door het gecombineerde effect van
de milde winter en de schrikkeldag.
Zonder deze invloed gaf de Nederlandse economic in de eerste twee
kwartalen van 1992, evenals in het
laatste kwartaal van vorig jaar, een
relatief lage maar voortgaande groei
van rond de 1,5% te zien. De gemiddelde groei van het BBP over 1991
bedroeg 2,2%. De stijgingspercentages over 1990 (3,9%) en 1989 (4,7%)
waren veel hoger.

over een wat langere periode blijvend aftekenen, worden beschouwd
als indicaties voor de werkelijke ontwikkeling. Uit de recente gegevens
blijkt een voortgezette dating van de
geregistreerde werkloosheid. In
1989 was deze 43 duizend lager dan
een jaar eerder. In 1990 was de daling ongeveer even groot. De gemiddelde daling in 1991 ten opzichte
van 1990 was geringer (27 duizend).
De gemiddelde daling in 1992 tot en
met de periode juni-augustus ligt in
dezelfde orde van grootte.

Het aantal geregistreerde werklozen
bedroeg in de periode juni-augustus
1992 gemiddeld 274 duizend. Dit is
28 duizend minder dan in de overeenkomstige periode een jaar eerder
(zie figuur 3). De uitkomsten van de
Statistiek geregistreerde werkloosheid zijn gebaseerd op de registratie
van de arbeidsbureaus en de Enquete beroepsbevolking van het CBS.
Omdat deze enquete een steekproefonderzoek is, mogen alleen grote
verschillen tussen driemaandscijfers
alsmede ontwikkelingen die zich

Figuur 1. Bruto binnenlands produkt f volume); procentuele fcwartaahnutaties ten opzicbte van voorgaandjaar

Figuur 2. Consumentenvertrouwen; saldo van positieve en negatieve antwoorden in procenten van bet totaal
40 r

20

Consumentenvertrouwen
Volgens het Consumentenconjunctuuronderzoek is het vertrouwen
van de consumenten in de ontwikkeling van de economic in September
ten opzichte van augustus licht gedaald (figuur 2). Op de vijf vragen
die aan de index van het consumentenvertrouwen ten grondslag liggen,
werden per saldo 9% meer negatieve
dan positieve antwoorden gegeven.
In augustus was dat 7%. Het is voor
de tweede achtereenvolgende
maand dat het oordeel van de consumenten iets verslechterde. In September gaf met name de beantwoording
van de twee vragen over de algemeen-economische situatie uiting
aan het gedaalde vertrouwen. Deze
twee vragen worden samengevat in
de index van het economisch klimaat. De beantwoording van de
twee vragen naar de eigen financiele
situatie leverde het meest positieve
saldo op sinds oktober 1990.

-20

———-— consmnenfieavertrouwen
– — — koopbereidheid
• • • • • • economised klimaal

-40

-60 L-M-

j fmamj j a s o n d j fmamj j a s o n d j fmamjj a s o n d j fmamj j a i

1989

1990

1991

1992

Figuur 3. Geregistreerde werklozen, driemaandsgemiddelden (x duizend)
375
1990
350
1991

325
1992
300

275
250

o I-*j

f

m

a

m

j

j

s

o

n

d

Buitenland

waar geringer dan die in de tweede
helft van vorig jaar, maar groter dan
de prijsstijging over 1991 als geheel,

de landen gegevens voorhanden zijn

prijzen juist vorig jaar hoger ( figuur
4). Zo was in het VK de stijging in
de eerste zeven maanden ongeveer
even groot als in ons land, terwijl vorig jaar de prijsstijging bijna twee
keer zo groot was als in Nederland.

In de eerste zeven maanden van dit
jaar was de gemiddelde prijsstijging
in Nederland 4,1% in vergelijking
met de overeenkomstige periode
van vorig jaar. Deze groei is welis-

ste maanden van 1992 in figuur 5 in
beeld gebracht. De meest recente periode waarover voor de verschillen-

seerde landen was de groei van de

Prijzen gezinsconsumptie

is het eerste kwartaal. Opmerkelijk
is dat de consumptiegroei in Nederland in 1991 in vergelijking met de

die toen 3,9% bedroeg. In Duitsland
is een vergelijkbare ontwikkeling te

Volume gezinsconsumptie

zien. De prijsstijging in de eerste zeven maanden was hier 4,3% en vorig

De ontwikkeling van de voor prijsveranderingen gecorrigeerde gezins-

Figuur 4. Prijsindex gezinsconsumptie;procentuele mutatte t.o.v. overeenkomstige periode voorgaandjaar
jan-juli 1992

1991

consumptie is voor 1991 en de eer-

jaar 3,5%. Nederland en Duitsland
nemen hiermee internationaal gezien een uitzonderingspositie in. In
de meeste belangrijke geindustriali-

andere landen hoog was. Hoewel de
groei in het eerste kwartaal bijna gehalveerd is ten opzichte van die in
1991, overtreft het accres nog dat
van de meeste in de figuur opgenomen landen. In Duitsland werd in de
eerste drie maanden geen groei
meer gemeten. In het VK werd in
het eerste kwartaal bijna twee procent minder geconsumeerd dan in
hetzelfde kwartaal van vorig jaar. Inmiddels zijn voor Nederland gegevens voor de eerste zeven maanden
beschikbaar. De volumegroei voor
dit tijdvak ten opzichte van dezelfde
periode van 1991 bedroeg 1,4%.

Uitvoer van goederen

CAN

JAP

DEN

NOR

FIN

VS

FRA

NL

VK

DUI

ZWI

ZWE

ITA

Figuur 5. Gezinsconsumptie (volume);procentuele mutatie t.o.v. overeenkomstige periode voorgaandjaar
1-1992

1991

De maandelijkse volumemutaties
van de uitvoer van goederen geven
grote fluctuaties te zien. In juli was
het exportvolume 2% groter dan in
dezelfde maand van 1991. In mei
daalde de uitvoer – bij deze wijze
van vergelijken – met 3%, terwijl de
toename in februari 12% bedroeg.
Een beter te interpreteren beeld ontstaat wanneer de ontwikkelingen
over een wat langere periode wor-

den bezien. In de eerste zeven maan-

ZWI

DEN

NL

VS

FRA

ITA

JAP

Figuur 6, Uitvoer van goederen (volume); procentuele jaarmutaties van bet

voortscbrijdend twaafftnaandsgemiddelde

den van dit jaar was het volume van
de uitvoer 4% groter dan in het overeenkomstige tijdvak van 1991. Dit
groeicijfer blijft wat achter bij de stijgingspercentages van 1991 en 1990.
Deze bedroegen respectievelijk 5 en
6%. Het trendmatige verloop kan
worden gei’llustreerd met de ontwikkeling van het voortschrijdende
twaalfmaandsgemiddelde. In figuur
6 is de betrokken mutatie steeds geplaatst aan het eind van de periode.
De meest recente trendmutatie is de
kleinste van de afgelopen twee jaar.
Veruit de grootste exportcategorie is

de groep fabrikaten. Het aandeel
van deze groep in de totale uitvoer
is bijna 90%. De export van fabrikaten nam in de eerste zeven maanden
van dit jaar met ruim 3% toe in vergelijking met dezelfde periode van
1991. Deze groei blijft achter bij de
jaarmutatie van 1991, die 4,5% bedroeg.
4 –

Deze bijdrage is ontleend aan het Con-

junctuurbericht, nr. 9-92, dat wordt sa• 1986

ESB 30-9-1992

I

1987

I

1988

I

1989

I

1990

I

1991

I

1992

mengesteld door de hoofdafdeling Natio-

nale Rekeningen van het CBS.

Auteurs