ESB Input / output
Input //output
Criminaliteit
resultaten blijkt dat tijdsvoorkeuren inderdaad
crimineel gedrag kunnen voorspellen. De effectgrootte is ongeveer een derde van het effect
van intelligentie op criminaliteit. Het effect van
tijdsvoorkeur is groter voor vermogensdelicten,
zoals inbraken en autodiefstallen, en mannen
met een laag opleidingsniveau. De resultaten
suggereren dat maatregelen om de tijdsvoorkeur van kinderen te verhogen, criminaliteit
kunnen voorkomen.
Straffen voor crimineel gedrag, zoals een gevangenisstraf, zijn gebaseerd op het idee van een
afschrikeffect: potentiële criminelen worden
afgeschrikt door de gevolgen. In theorie zullen
mensen met een hoge tijdsvoorkeur hier minder vatbaar voor zijn dan mensen met een lage
tijdsvoorkeur, zodat ze vaker betrokken zullen zijn bij criminele activiteiten. Op basis van
gegevens over 13.606 Zweden voor de periode
1966–1984 onderzoeken Åkerlund et al. of dit
klopt. Ze bestuderen in hoeverre tijdsvoorkeuren op dertienjarige leeftijd crimineel gedrag in
de leeftijd van 15–31 jaar voorspellen. Uit de
Staaroperaties
De toename van de kwaliteit van staaroperaties met
één punt op een schaal van honderd, leidt gemiddeld tot een toename van het aantal behandelde patiënten met vier procent. Het effect halveert echter
wanneer het best presterende ziekenhuis niet wordt
meegenomen in de berekeningen. Dit concluderen
Ruwaard en Douven aan de hand van onderzoek
met gegevens over alle, ruim 850.000 patiënten die
in Nederland in de periode 2006–2011 een staaroperatie ondergingen. Op individueel niveau vinden de auteurs dat tachtig procent van de patiënten
niet verder dan twintig kilometer wil reizen voor
een behandeling. Vijf procent is echter bereid om
meer dan zestig kilometer te reizen. Voor het best
presterende ziekenhuis wil de gemiddelde patiënt
wel elf kilometer extra reizen. De resultaten suggereren dat de invloed van kwaliteit op keuzes van
patiënten niet-lineair verloopt: het best presterende
ziekenhuis trekt veel meer patiënten dan op basis
van een lineaire schatting verwacht kan worden.
Åkerlund, D., B.H.H. Golsteyn, H. Grönqvist en L. Lindahl (2014) Time preferences and criminal behavior. IZA
Discussion Paper, 8168.
Neutraal
Crisis
De framing van een experiment, zoals de presentatie van de instructies, kan te neutraal zijn, wat leidt
tot onverwachte uitkomsten. Dit
concluderen Duersch en Müller aan
de hand van een laboratoriumexperiment met 73 deelnemers. In een
eerste experiment moesten deelnemers bieden op een waardeloze
activiteit, namelijk het vernietigen
van een envelop, wat niet verder
werd toegelicht. Hierbij boden deelnemers positieve bedragen tot zes
euro. In een tweede experiment had
de activiteit waarop werd geboden
meer waarde, maar was het bieden
tegelijkertijd onderdeel van een grotere procedure. Toch nam de hoogte
van de biedingen significant af.
Colvin et al. onderzoeken hoe Nederlandse banken
de bankencrisis in de jaren twintig van de vorige
eeuw doorstonden. Ze bekijken hoe keuzes in het
beleid van banken die gemaakt werden voordat de
crisis uitbrak, invloed hebben op de prestaties van
banken tijdens de crisis. Daarbij maken de auteurs
gebruik van gegevens uit beleggingsbrochures uit
de periode 1917–1927 met daarin informatie over
de boekhouding en het beleid van 142 banken in
Nederland, waarvan er 33 in de problemen kwamen. Het blijkt dat banken die meer leningen op de
balans hadden en veel deposito’s hadden aangetrokken, meer getroffen werden door de crisis. Tevens
waren banken met branches en met internationale
activiteiten meer kwetsbaar in deze periode. Het
blijkt ook dat banken waarvan leden van de raad
van bestuur ook in de raad van bestuur van sterk
winstgevende banken zaten, meer werden geraakt
door de bankencrisis.
Duersch, P. en J. Müller (2014) Bidding
Colvin, C.L., A. de Jong en P.T. Fliers (2014) Predicting the
Ruwaard, S. en R. Douven (2014) Quality and hospital choice
for nothing? The pitfalls of overly neu-
past: understanding the causes of bank distress in the Ne-
for cataract treatments: the winner takes most. CPB Discus-
tral framing. Tinbergen Institute Discus-
therlands in the 1920s. EHES Working Paper, 035.
sion Paper, 272.
sion Paper, 063.
Energiecoöperaties
Nederland kent momenteel 110 lokale energiecoöperaties die zich inzetten voor verduurzaming van de energieproductie en met burgers als de voornaamste initiatiefnemers. Zij houden zich bezig met activiteiten als
het collectief inkopen van zonnepanelen, energiebespa-
358
110
ringsacties en het doorleveren van ingekochte energie.
Elzenga, H. en A.M. Schwencke (2014) Energiecoöperaties:
ambities, handelingsperspectief en interactie met gemeenten. De
energieke samenleving in praktijk. Den Haag: Planbureau voor de
Leefomgeving.
Jaargang 99 (4687) 13 juni 2014
Input / output ESB
Banken
Remigratie
Bilgili en Siegel onderzoeken hoe kenmerken van
immigranten samenhangen met intenties om terug
te keren naar hun land van herkomst. Daarvoor
gebruiken ze gegevens uit 2010 en 2011 over 1022
in Nederland wonende, eerstegeneratiemigranten
afkomstig uit vier niet-westerse landen. Uit de resultaten blijkt dat de mate van economische integratie in Nederland, zoals het hebben van een baan,
geen relatie heeft met de intentie om te remigreren.
Sociale integratie, zoals de taal die thuis wordt gesproken, hangt alleen samen met de kans om permanent te vertrekken, terwijl de binding met het
herkomstland samenhangt met zowel tijdelijke als
permanente remigratie. Migranten die alleen in Nederland zijn om onderwijs te volgen, zijn vaak van
plan permanent te remigreren.
Mink en De Haan onderzoeken
of veranderingen in het risico van
systeembanken, zoals gemeten in
de prijs van kredietverzuimswaps,
gevolgen hebben voor de aandelenkoersen van andere banken.
Dit doen ze met gegevens over de
honderd grootste banken uit de VS,
EU, IJsland, Noorwegen en Zwitserland over de periode 2007–2012.
Het blijkt dat veranderingen in het
risico van individuele systeembanken geen invloed hebben op andere
banken. Veranderingen in het risico
van een groep systeembanken hebben dit echter wel.
Mink, M. en J. de Haan (2014) Spillovers
from systemic bank defaults. CESifo
Bijstandsmoeders
Een inkomensvrijstelling, ofwel een regeling waarbij de bijstandsuitkering minder dan recht evenredig afneemt met extra verdiend inkomen, is een
effectief instrument om alleenstaande bijstandsmoeders met kinderen jonger dan twaalf jaar aan
het werk te helpen. Dit concluderen Knoef en Van
Ours aan de hand van een veldexperiment in de
jaren 2009 en 2010 waarbij veertien Nederlandse
gemeenten de inkomensvrijstelling invoerden. Het
aantal gewerkte uren van moeders nam toe, vooral
van allochtone vrouwen. Daarnaast experimenteerden sommige gemeenten ook met het creëren van
banen voor bijstandsmoeders. Dit blijkt effectief te
zijn voor allochtone moeders met kinderen tussen
de vijf en elf jaar oud en autochtone moeders met
kinderen jonger dan vijf jaar. Hoewel de uitstroom
vanuit de bijstand naar de arbeidsmarkt niet significant toenam, namen de totale uitgaven aan uitkeringen wel af.
Working Paper, 4792.
Knoef, M. en J.C. van Ours (2014) How to stimulate single
mothers on welfare to find a job: evidence from a natural
experiment. IZA Discussion Paper, 8188.
Bilgili, Ö. en M. Siegel (2014) To return permanently or to
Teamprestaties
return temporarily? Explaining migrants’ intentions. UNU-
Kredietbeoordelaars
De waarderingen van kredietbeoordelaars worden
soms beïnvloed door de conjunctuurcyclus. Dit
stelt Freitag aan de hand van empirisch onderzoek
met gegevens over 21 EU-landen over de periode
2001–2010. Bij een langetermijnvoorspelling zou
de stand van de conjunctuur in theorie geen invloed moeten hebben. Daarnaast is er sprake van
padafhankelijkheid: de kredietbeoordeling hangt
in hoge mate af van de vorige waardering, ook wanneer gecorrigeerd wordt voor macro-economische
omstandigheden. Dit kan ervoor zorgen dat een
land in financiële moeilijkheden door een afwaardering nog verder in moeilijkheden komt doordat
de leenkosten verder oplopen, zodat een vicieuze
cirkel ontstaat.
Hoe beïnvloedt inkomen religie?
Buser onderzoekt dit causale verband met gegevens uit enquêtes
met 2645 mensen uit Ecuador over
de periode 2007–2011, waarbij er
exogene schokken in het huishoudeninkomen optraden als gevolg van
veranderingen van de criteria voor
het ontvangen van een overheidsuitkering. Uit de resultaten blijkt
dat huishoudens die een uitkering
ontvangen vaker naar de kerk gaan.
Daarnaast zijn huishoudens die
meer verdienen vaker lid van een relatief nieuwe, evangelische gemeente, in plaats van de meer populaire
rooms-katholieke kerk.
Wat is het effect van verschillen in de cognitieve
vaardigheden van teamleden op teamprestaties?
Hoogendoorn et al. onderzoeken deze vraag aan de
hand van een veldexperiment met 573 Nederlandse
studenten die in 49 teams een bedrijf moesten opzetten. Daarbij zorgden de onderzoekers ervoor dat
het verschil in cognitieve vaardigheden in teams
exogeen bepaald werd. Het blijkt dat teamprestaties bij een laag niveau van verschillen in cognitieve
vaardigheden toenemen, maar weer afnemen naarmate de verschillen nog groter worden. Vervolgens
ontwerpen de auteurs een theoretisch model dat
deze resultaten kan verklaren. Het model veronderstelt dat verschillen in cognitieve vaardigheden
voordelig zijn omdat het de productie optimaal verspreidt over verschillende taken die verschillende
niveaus vereisen die in het team uitgevoerd moeten
worden. Te veel verschil zorgt er echter voor dat te
veel capaciteit in weinig productieve taken wordt
gestoken, wat de prestaties negatief beïnvloedt.
Freitag, L. (2014) Procyclicality and path dependence of so-
Buser, T. (2014) The effect of income on
Hoogendoorn, S., S.C. Parker en M. van Praag (2014) Ability
vereign credit ratings: the example of Europe. GSBE Research
religiousness. CESifo Working Paper, 4801.
dispersion and team performance. Tinbergen Institute Discus-
MERIT Working Paper, 041.
Religie
Memorandum, 020.
Personenauto’s
Voor het eerst sinds 1990 is het aantal personenauto’s
per duizend inwoners over een jaar gedaald. Het aantal
personenauto’s steeg weliswaar licht tot 7,9 miljoen in
januari 2014, maar de bevolking groeide sneller. Hierdoor
zijn er nu 471 personenauto’s per duizend inwoners, tegen
Jaargang 99 (4687) 13 juni 2014
sion Paper, 053.
471
472 in januari 2013. Het aantal auto’s in het bezit van natuurlijke personen nam met 20.000 toe, terwijl het aantal
auto’s in het bezit van bedrijven met 3000 afnam.
CBS (2014) Minder personenauto’s per duizend inwoners. CBS
Webartikel, 2 juni.
359