Ga direct naar de content

Jeugdwerkloosheid als optelsom van twee groepen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 12 2014

Ruim de helft van alle werkloze jongeren is scholier of student. Er is veel concurrentie om laaggeschoold werk tussen jongeren die een hoge en een lage opleiding volgen.

Arbeidsmarkt ESB

Arbeidsmarkt

Jeugdwerkloosheid als
optelsom van twee groepen
Ruim de helft van alle werkloze jongeren is scholier of student. Zij
zijn vaker werkloos dan jongeren die niet meer op school zitten.
Scholieren en studenten verrichten relatief vaak werkzaamheden
in een deeltijdbaantje op een laag beroepsniveau.

Harry
bierings
Onderzoeker bij het
Centraal Bureau
voor de Statistiek
robert
de vries
Onderzoeker bij het
Centraal Bureau
voor de Statistiek

D

e afgelopen twee jaar is de werkloosheid onder jongeren flink toegenomen.
In 2011 waren er 83.000 jongeren van
15 tot 25 jaar werkloos. In 2013 was dit
aantal gestegen tot 137.000, bijna zestien
procent van alle jongeren in de beroepsbevolking. Werkloos
is iedereen zonder werk of met werk van minder dan twaalf
uur, die werk voor ten minste twaalf uur per week zoekt en
daarvoor ook beschikbaar is. Het kabinet reageerde begin
2013 door extra geld uit te trekken voor gemeenten om in
samenwerking met scholen en bedrijven meer jongeren aan
het werk te helpen (Asscher en Bussemaker, 2013). Ook werd
een ambassadeur jeugdwerkloosheid aangesteld.
In discussies over de jeugdwerkloosheid blijven werkloze
scholieren en studenten vaak onbenoemd. De bestrijding van de
jeugdwerkloosheid richt zich met name op schoolverlaters die
de overgang naar de arbeidsmarkt maken. Maar net zoals werklozen die van school zijn, zijn ook zij actief op zoek naar een
baan. De werkloosheid onder hen is hoog en door de jaren heen
zelfs hoger dan onder jongeren die al van school zijn. Zo was in
2013 de werkloosheid onder onderwijsvolgende jongeren achttien procent. Met 76.000 maakten zij ruim de helft uit van alle
werkloze jongeren. Dit geeft aan hoe aanzienlijk de groep werkloze scholieren is, naast die van de overige werkloze jongeren.
Scholieren en studenten zijn dus relatief vaak werkloos.
Maar zijn hierin verschillen tussen schoolgaande jongeren
onderling? En waarin verschillen werkloze scholieren en studenten van werkloze jongeren die al van school zijn in termen
van gewerkte uren, voorkomende beroepen en gevraagd opleidingsniveau? Beantwoording van deze vragen geeft inzicht
in de arbeidsmarktpositie en -kansen van de verschillende
groepen jeugdwerklozen. In het bijzonder wordt duidelijker
in hoeverre laagopgeleide jongeren van hoogopgeleide jonge-

Jaargang 99 (4687) 13 juni 2014

ren concurrentie ondervinden om de schaarse banen, en hoe
de concurrentie verandert als jongeren van school zijn. Zodoende ontstaat inzicht in de samenhang tussen concurrentie
tussen onderwijsniveaus enerzijds en werkloosheid naar onderwijsniveau anderzijds.
schoolgaande jongeren

Onder schoolgaande jongeren bestaan grote verschillen in
werkloosheid naar onderwijsniveau. Scholieren in het voortgezet onderwijs zijn het vaakst werkloos. De werkloosheid
loopt uiteen van 22 procent voor havo- en vwo-scholieren
tot 34 procent voor leerlingen in het laagste opleidingssegment (CBS Enquête Beroepsbevolking). In aantal gaat het
om 18.000 van de in totaal 76.000 werkloze scholieren. Onder
studenten in het middelbaar beroepsonderwijs en in het hoger
onderwijs is de werkloosheid aanzienlijk lager. De verschillen
in werkloosheid kunnen worden toegeschreven aan het feit
dat het voor scholieren en studenten nogal dringen is voor
hetzelfde type banen, waarbij de laagstopgeleiden vaker in een
slechtere positie zijn (Raad voor Werk en Inkomen, 2012).
Van jongeren die op school zitten, wordt verondersteld
dat zij niet direct op zoek zijn naar een baan als hoofdacti-

Werkloosheidspercentage van
jongeren 15 tot 25 jaar, 2013

tabel 1

Onderwijs­
volgend

Niet onderwijs­
volgend

18

14

Bao/vmbo/mbo1/avo
onderbouw

34

21

Havo/vwo

22

17

Mbo 2-4

13

11

Hbo

15

8

Wo

11

17

Totaal
Onderwijsniveau¹

¹ Onderwijsvolgend gebaseerd op de huidige opleiding, niet-onderwijsvolgend gebaseerd op het hoogst behaald onderwijsniveau

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

367

ESB Arbeidsmarkt

Vijf meest voorkomende beroepen van jongeren
15 tot 25 jaar, 2011¹
Onderwijsvolgend

tabel 2

Niet-onderwijsvolgend

In
procenten

Maal
duizend

In
procenten

Maal
duizend

Winkelbediende

12

46

8

31

Kelner/serveerster

8

29

3

11

Vakkenvuller

7

25

1

5

Kassamedewerker

6

21

2

7

Medewerker huis­
houdelijke dienst e.d.

3

12

2

9

CONCURRENTIE

¹Werk van minimaal 1 uur per week

niet onderwijsvolgend onderwijsvolgend

Beroepsniveau van werkzame jongeren
15 tot 25 jaar naar onderwijsniveau, 2011¹

figuur 1

Bao/Vmbo/Mbo1/Avo ond.
Havo/vwo
Mbo 2-4
Hbo
Wo
Bao/vmbo/mbo1/avo ond.
Havo/vwo
Mbo 2-4
Hbo
Wo
0

10

20

30

40

50

60

70

¹ Werkzaam voor 12 uur of meer per week. Onderwijsvolgend gebaseerd op de huidige opleiding,
niet-onderwijsvolgend gebaseerd op het hoogst behaald onderwijsniveau

Laag

Middelbaar

80

90

100

In procenten

Hoog

viteit, maar vooral geïnteresseerd zijn in een additioneel inkomen (Steijn en Hofman, 1999; Van der Meer en Wielers,
2001). Daarbij gaat het dan om inkomsten uit een relatief
eenvoudige (deeltijd)baan, die gecombineerd kan worden
met de studie-activiteiten. De meeste werkloze scholieren
en studenten zoeken inderdaad een kleine deeltijdbaan tot
twintig uur per week. Van alle schoolgaande jongeren in de
werkzame beroepsbevolking is veertig procent hierin ook
werkzaam. Bijna een kwart werkte voltijd.
De top vijf van beroepen van werkzame scholieren en studenten bestaat uit winkelbedienden, kelners plus serveersters,
vakkenvullers, kassamedewerkers en schoonmakers (tabel 2).

LITERATUUR
Asscher, L.F. en J. Bussemaker (2013) Aanpak jeugdwerkloosheid. Brief aan de Tweede Kamer 5
maart 2013. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Meer, P. van der, en R. Wielers (2001) The increased labour market participation of Dutch
students. Work, Employment and Society, 15(1), 55–71.
Raad voor Werk en Inkomen (2012) Arbeidsmarktscan 2012. Den Haag: RWI.
Steijn, B. en A. Hofman (1999) Zijn lager opgeleiden de dupe van de toestroom van studenten op de arbeidsmarkt? Over verdringing aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Tijdschrift
voor Arbeidsvraagstukken, 15(1), 149–161.
Wolbers, M.H.J. (2008) Scholieren met een bijbaantje: de gevolgen voor hun schoolprestaties. Mens en Maatschappij, 83(3), 230–257.

368

Meer in het algemeen gaat het om elementaire en lagere beroepen, die geen specifieke opleidingskwalificaties vereisen.
Werkgevers nemen voor dit soort laaggeschoold werk graag
schoolgaande jongeren in dienst, omdat zij bereid zijn op onregelmatige of ongunstige tijdstippen zoals met name ’s avonds en
in het weekend te werken (Steijn en Hofman, 1999; Wolbers,
2008). Hiertoe zijn scholieren en studenten bovengemiddeld
bereid omdat ze naast hun opleiding meestal geen andere verplichtingen hebben, zoals de zorg voor een gezin.

Het merendeel van de scholieren uit het lagere opleidingssegment, zoals het vmbo, is werkzaam in een baan op een laag beroepsniveau (figuur 1). Voor een hoger beroepsniveau komen
deze scholieren vrijwel niet in aanmerking. Ook leerlingen
in het mbo en hbo hebben vooral laaggeschoold werk. Dit
heeft gevolgen voor onderwijsvolgenden op een lager onderwijsniveau. Zij moeten immers concurreren met studenten
op een hoger niveau om de beschikbare banen op het laagste
beroepsniveau. Van bijvoorbeeld de werkzame hbo-studenten had ruim de helft een lager beroep – zoals vakkenvuller,
winkelbediende of kelner – dat ook door een vmbo-, havo- of
vwo-scholier ingevuld had kunnen worden.
Onder niet-onderwijsvolgende jongeren zijn de verschillen in werkloosheid kleiner dan onder onderwijsvolgende
jongeren (tabel 1). Zij werken vaker in een voltijdbaan. Verder lopen de beroepen van laag-, middelbaar- en hoogopgeleide jongeren die van school zijn, sterk uiteen. Van een
concentratie van beroepen zoals bij scholieren en studenten,
is veel minder sprake. Anders dan bij de onderwijsvolgende
jongeren, lijkt de concurrentie om laaggeschoold werk tussen
laag- en hoogopgeleide schoolverlaters beperkt. Er zijn namelijk maar weinig afgestudeerde hbo’ers en wo’ers werkzaam in
een lager beroep. Laagopgeleide jongeren die van school zijn,
vinden vaak laaggeschoold werk waarvoor wel een vakspecifiek diploma nodig is zoals voor het beroep van loodgieter of
metselaar. Zo behalen laagopgeleiden met een diploma een
concurrentievoordeel. Scholieren en studenten hebben zo’n
diploma in het algemeen niet. Zij zijn vooral op zoek naar de
eerder genoemde scholierenbanen.
TOT SLOT

De jeugdwerkloosheid bestaat niet alleen uit werkloze schoolverlaters, maar ook uit werkloze scholieren en studenten. De
laatste groep blijft vaak onbenoemd, hoewel deze getalsmatig
de overhand heeft. Scholieren en studenten hebben bovendien een hoger werkloosheidspercentage. Zij zijn vooral op
zoek naar kleine banen en werken veelal op een laag beroepsniveau. Niet-onderwijsvolgende werklozen richten zich veel
meer op voltijdbanen. Eenvoudige baantjes als vakkenvuller,
winkelbediende en kelner, die bij onderwijsvolgenden hoog
in het vaandel staan, komen bij hen minder vaak voor.
Onder scholieren in het laagste opleidingssegment is de
werkloosheid het hoogst. Op de markt voor lagere beroepen
hebben zij te maken met onderwijsvolgenden in de hogere
opleidingssegmenten. Laatstgenoemden hebben een beter
perspectief op werk. De werkloosheid onder de laagstopgeleide schoolverlaters is niet zo hoog als voor de vergelijkbare
groep onderwijsvolgenden. De concurrentie met hogeropgeleiden om banen op een laag beroepsniveau is hier geringer.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4687) 13 juni 2014

Auteurs