Ga direct naar de content

Een vertrouwensindicator voor en door economen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 12 2014

Een nieuwe vertrouwensindicator geeft inzicht in het vertrouwensniveau van economen, alsmede in de veranderingen in persoonlijk oordeel en in de mate van onderlinge overeenstemming. De indicator lijkt een betere groeivoorspeller dan de maatstaf voor het consumentenvertrouwen van het CBS.

ESB Groei & Conjunctuur

groei

& conjunctuur

Een vertrouwensindicator
voor en door economen
Een nieuwe vertrouwensindicator meet het vertrouwen in de Nederlandse economie onder economen. In tegenstelling tot bij de
methode van het CBS, wordt dezelfde individuen herhaaldelijk
om hun oordeel gevraagd. Dit maakt het mogelijk om veranderingen in het persoonlijke oordeel, en in de mate van consensus, goed
te kunnen waarnemen en interpreteren. Metingen tussen 2009 en
2014 suggereren dat de nieuwe indicator toekomstige groei beter
voorspelt dan het consumentenvertrouwen van het CBS dat doet.

Rene Segers
Partner bij Gibbs
Quantitative Research & Consulting
philip hans
franses
Hoogleraar en faculteitsdecaan aan de
Erasmus Universiteit
Rotterdam
Bert de Bruijn
Promovendus aan de
Erasmus Universiteit
Rotterdam

374

H

et consumentenvertrouwen wordt maandelijks gemeten door het CBS als onderdeel van het Consumenten Conjunctuuronderzoek (CCO), een enquête die
gedurende de eerste tien werkdagen van
de maand wordt uitgevoerd onder ongeveer duizend huishoudens (kader 1). De indicator wordt gebruikt als recessieindicator, omdat de cyclus in het consumentenvertrouwen
enkele maanden voorloopt op die van de economie (Ludvigson, 2004). Daar komt bij dat de eerste flashraming van het
bbp pas 45 dagen na het sluiten van een kwartaal beschikbaar
komt, terwijl het maandelijkse consumentenvertrouwen al
bekend wordt rond de twintigste van de lopende maand.
De manier waarop vertrouwensindicatoren worden gemeten, is geharmoniseerd tussen de lidstaten van de EU binnen het Joint Harmonised EU Programme of Business and
Consumer Surveys (EC, 2006). Nederland meet het consumentenvertrouwen volgens deze standaard sinds 1985. In
de verbetering van het programma richt de EU zich op een
verfijndere harmonisering tussen de lidstaten en op de intro-

ductie van nieuwe indicatoren op deelsectorniveau.
Een kenmerk van deze opzet is dat de EU vasthoudt aan
herhaalde crosssecties, zodat maandelijks andere consumenten gepeild worden. Dit bemoeilijkt de interpretatie van de
gemeten vertrouwensniveaus. Ter illustratie: in mei 2009
kwam het consumentenvertrouwen uit op –22 punten, daar
waar in maart nog –33 punten was gemeten. Men speculeerde
volop of dit een signaal was voor het einde van de recessie. Op
basis van de twee genoemde metingen, kan veilig worden geconcludeerd dat de gemiddelde fractie negatieve antwoorden
in mei lager was dan in maart. Ook kan gesteld worden dat de
index met 11 punten is gestegen. De meting in maart is echter
gebaseerd op een andere groep huishoudens dan de meting in
mei. Veel journalisten stelden onterecht dat de Nederlander
in mei optimistischer geworden was. Er is hier sprake van een
ecologische fout: de statistische gegevens uit het ecologische
onderzoek van het aggregaat consumentenvertrouwen, zijn
niet van toepassing op de individuen die deel uitmaken van
dit aggregaat. Deze fout is de journalisten in kwestie echter
niet geheel te verwijten, omdat de gebruikte meetmethode op
dit punt tekortschiet.
In het overzichtswerk van King et al. (2004) zijn methoden geopperd om de ecologische fout te ondervangen.
Daarbij wordt de data uit de herhaalde crosssecties op een
andere manier gemodelleerd. Dergelijke methoden vereisen
dat de eigenschappen van de verschillende groepen respondenten zeer sterk overeenkomen, wat moeilijk realiseerbaar
is. Een alternatieve methode voor het meten van vertrouwen
is het gebruik van een panel, waarbij dezelfde individuen
herhaaldelijk om hun oordeel gevraagd worden. Een panel
maakt het mogelijk om niet alleen de veranderingen in het
vertrouwensniveau van een groep te volgen, maar ook de
veranderingen op individueel niveau (bijstelling) en de mate
van overeenstemming binnen de groep (spreiding). Deze
twee extra deelindicatoren zouden aanvullende waarde kunnen hebben bij het voorspellen van toekomstige economische groei. Immers, wanneer het aantal optimisten dat pes-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4687) 13 juni 2014

Groei & Conjunctuur ESB

simistisch wordt in balans is met het aantal pessimisten dat
optimistisch wordt, blijft het niveau gelijk, maar kun je wel
spreken van onrust. Dit kan een interessante waarneming
zijn met voorspellende kracht.
Om de proef op de som te nemen is in 2009 een nieuw
panel opgericht. Om de praktische reden dat we daarbij niet
de beschikking hadden over een representatieve groep Nederlandse consumenten, is gekozen voor een groep economen.
Deze groep is niet representatief voor de gemiddelde Nederlander, maar gebruik van deze groep heeft ook een voordeel.
Door het vertrouwen in de Nederlandse economie te meten
onder economen, kan een antwoord worden gevonden op de
vraag of ‘de econoom’ minder sentimenteel is dan ‘de Nederlander’ en of het vertrouwen van economen net zo gevoelig
is voor economisch weinig relevante gebeurtenissen, zoals de
prestaties van het Nederlands elftal op een WK voetbal.

Meting van het consumenten­
vertrouwen

kader 1

De index van het consumentenvertrouwen geeft aan in
hoeverre huishoudens vinden dat het economisch gezien
beter of slechter gaat. Het consumentenvertrouwen wordt
bepaald op basis van de mening van huishoudens over het
algemene economisch klimaat en over de eigen financiële
situatie. Daartoe worden maandelijks vijf vragen gesteld
aan ongeveer duizend huishoudens. De geïnterviewden
kunnen aangeven dat het beter gaat (de ‘optimisten’), dat
het slechter gaat (de ‘pessimisten’) of dat de situatie gelijk
blijft. De gestelde vragen zijn:
1. Vindt u dat in het algemeen de economische situatie
van ons land de afgelopen twaalf maanden beter is gewor­
den, slechter of hetzelfde gebleven?
2. En wat denkt u van de komende twaalf maanden? Zal in
het algemeen de economische situatie van Nederland dan
beter worden, slechter worden of hetzelfde blijven?
3. Als het gaat om meubelen, een wasmachine, een televi­
sie en andere duurzame artikelen, vindt u dat het nu voor
de mensen een gunstige of een ongunstige tijd is om zulke
grote aankopen te doen of noch het een noch het ander.
4. Is de financiële situatie van uw huishouden de laatste
twaalf maanden beter geworden, slechter of ongewijzigd
gebleven?
5. Wat verwacht u van de financiële situatie van uw huis­
houden? Zal deze in de komende twaalf maanden beter
worden, slechter of ongewijzigd blijven?
Het gemiddelde saldo van het percentage optimisten en
pessimisten van de eerste twee vragen wordt de indicator
voor het economisch klimaat genoemd. Het gemiddelde
saldo van de laatste drie vragen wordt de koopbereidheid
genoemd. Het consumentenvertrouwen is het gemiddel­
de saldo van alle vijf de vragen.
Bron: CBS

Jaargang 99 (4687) 13 juni 2014

TOTSTANDKOMING en kalibratie PANEL

In september 2009 zijn de alumni van het Econometrisch Instituut uitgenodigd om lid te worden van het zogenoemde Econometristenpanel. De afgelopen vijf jaar werden wekelijks aan
een deel van de panelleden tien vragen gesteld over de toestand
van de Nederlandse economie, waaronder de vijf vragen op basis waarvan het CBS het consumentenvertrouwen meet (kader
1). Op het moment van schrijven telt het panel 223 actieve
leden, die allen in de wetenschap dan wel in het bedrijfsleven
werkzaam zijn. De inspiratiebron van het panel is de in 1968
opgerichte Survey of Professional Forecasters in de Verenigde
Staten. Dit panel bestaat eveneens uit academici en personen
uit het bedrijfsleven.
Een panel heeft ook nadelen. Een daarvan is dat panelleden gaandeweg hun interesse zouden kunnen verliezen. Regelmatige verversing van het bestand is daarom
onontbeerlijk. Een ander nadeel is de kans dat panelleden
hun (gerapporteerde) gedrag aanpassen als gevolg van het
panellidmaatschap. Denk aan de chocoladeliefhebber die
plotseling wekelijks gevraagd wordt om te rapporteren
hoeveel chocolade er die week geconsumeerd is. De gehanteerde oplossing hiervoor is een keuze voor een opzet die
het midden houdt tussen een herhaalde crosssectie en een
hoogfrequent panel.
Gekozen is om eerst vast te stellen wat een passende
meetfrequentie is, en hoeveel meetmomenten realiseerbaar
zijn. Het loont om de uitnodigingsmomenten willekeurig te
kiezen, en deze verschillend te laten zijn voor alle panelleden
(Segers en Franses, 2014). Zo kunnen panelleden geen verwachtingen vormen over het volgende uitnodigingsmoment.
Het feit dat opeenvolgende metingen verschillende tussenpozen hebben, is in econometrisch opzicht bovendien voordelig
bij het modelleren van de autoregressieve structuur. Uit kalibratieonderzoek onder de alumni bleek dat het passend is om
de panelleden niet vaker dan viermaal per jaar uit te nodigen
om de tien vragen te beantwoorden. Panelleden die hun interesse in het project verliezen worden niet langer uitgenodigd
wanneer ze dit zelf aangeven of op het moment dat ze meer
dan een jaar inactief zijn.
modelimputatie

Door de uitnodigingsmomenten willekeurig over het jaar te
verspreiden, en panelleden maximaal viermaal per jaar uit te
nodigen om de tien vragen te beantwoorden, heeft de verzamelde dataset veel weg van een gatenkaas. Wanneer de index
simpelweg wordt gedefinieerd als het gemiddelde saldo van
optimisten en pessimisten onder de meest recente daadwerkelijke respons van alle individuen, dan wordt niet voorkomen
dat er alsnog de ene maand toevalligerwijs meer pessimisten
kunnen hebben gerespondeerd dan optimisten.
Om dit probleem te verhelpen is een Markov-transitiemodel gebruikt (De Bruijn et al., 2014). Het model beschrijft de overgang van een pessimistische, eventueel via een
neutrale, naar een optimistische mening over de economie,
of omgekeerd. Aan de hand van het model kunnen ontbrekende meningen worden geïmputeerd ofwel opgevuld met
voorspelde meningen. Daarbij wordt rekening gehouden
met het feit dat de geïmputeerde meningen slechts schattingen zijn van de daadwerkelijke mening die een panellid op
dat moment zou hebben.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

375

ESB Groei & Conjunctuur

Geschatte toestandsmatrix van het Markov-transitiemodel
Toestand,
van

Toestand, naar (dag op dag)

tabel 1

Toestand, naar (na 90 dagen)
Neutraal

Pessimistisch

Limiettoestand

0,732

0,128

0,141

0,418

0,788

0,194

0,387

0,420

0,279

0,270

0,191

0,388

0,421

0,304

Optimistisch

Neutraal

Pessimistisch Optimistisch

Optimistisch

0,996

0,000

0,004

Neutraal

0,006

0,206

Pessimistisch

0,000

0,730

Bron: De Bruijn et al., 2014

Tabel 1 geeft de geschatte overgangskansen binnen het
model weer. De kansen zijn geschat op basis van de verzamelde data over de periode 1 april 2010 – 19 mei 2014. Het
model is gedefinieerd in termen van meningsveranderingen
van dag op dag, maar omdat een mening over de economie
over het algemeen niet dagelijks verandert, zijn deze kansen
vertaald naar meningsveranderingen over een periode van
negentig dagen. Het getal 0,194 geeft aan dat gemiddeld
genomen 19,4 procent van de panelleden overgaat van een
neutraal naar een optimistisch oordeel, in het genoemde
tijdsbestek. De limiettoestand geeft aan dat als het model niet
gevoed zou worden met nieuwe meningen, 42 procent van
de respondenten optimistisch zou zijn over de economie, 28
procent neutraal, en 30 procent pessimistisch.
Resultaten

De door het econometristenpanel opgebouwde historie van
het niveau, de spreiding en de bijstelling over de periode 1 april
2010 – 19 mei 2014, is weergegeven in figuur 1. Daarbij is ten

tabel 2
Relatieve voorspelfout van het nieuwe voorspelmodel ten opzichte van het voorspelmodel van het CBS

behoeve van de vergelijkbaarheid met de vertrouwensindicator van het CBS maandelijks alleen naar de stand op de tiende
werkdag gekeken, omdat het CBS zijn indicator baseert op
enquêtedata die verzameld zijn tot en met de tiende werkdag
van de maand. Allereerst valt op dat het niveau van onze indicator hoger ligt dat dat van de CBS-indicator. Kortom, het
panel is optimistischer dan ‘de Nederlander’. De veranderingen in het vertrouwensniveau, en daarmee de omslagpunten,
zijn echter zeer vergelijkbaar. Een stijging in de spreiding in
2011 liep voor op het omslagpunt in het vertrouwen, wat een
voorzichtige aanwijzing is dat dit een bruikbare voorlopende
indicator kan zijn. In 2013 is deze stijging niet te zien, maar
blijft het vertrouwen ook beter op peil. Ten slotte is het inter­
essant om te zien dat er veel meer bijstelling was rond 2010 en
2011 dan in 2013, bij vrijwel gelijke vertrouwens­ iveaus. Dat
n
duidt erop dat er meer onrust was tijdens de Europese staatsschuldencrisis dan tijdens de recente milde recessie.
Voorspelkwaliteit nieuwe indicator

Los van het feit dat de nieuwe index makkelijker te interpreteren is, rijst de vraag of deze tot betere voorspellingen leidt
dan die van het CBS. Daartoe zijn in De Bruijn et al. (2014)
zeven Nederlandse macro-economische indicatoren voorspeld met behulp van drie autoregressieve modellen. Ten
eerste een model met het consumentenvertrouwen van het

Voorspellingen aan
Voorspelling aan de
Doelstellingsvariabele
Kapitaalgoederen

hand van niveau,

hand van het niveau

spreiding en bijstelling

0,997

0,933

Halffabricaten

1,028

1,000

Industriële productie

1,050

0,975

Consumptiegoederen

0,924

0,838

0,867

0,816

0,925

0,757

Duurzame
consumptiegoederen
Niet-duurzame
consumptiegoederen
Elektriciteits-, gas-,
stoom- en aircovoorzieningen

0,980

0,881

Gemiddelde

0,967

0,886

Mediaan

0,980

0,881

Draag bij aan het Conjunctuur­panel

kader 2

‘De econoom’, dat bent u. Hierbij nodigen we u als ESBlezer graag uit om deel te nemen aan het Conjunctuurpa­
nel. Als panellid ontvangt u maximaal viermaal per jaar
een e-mail waarin we u uitnodigen om tien korte vragen
te beantwoorden. Dit kost niet meer dan vijf minuten van
uw tijd. Uw antwoorden worden strikt vertrouwelijk en
anoniem behandeld.
Indien u dat op prijs stelt, houden we u graag op de hoog­
te van het wetenschappelijke onderzoek naar aanleiding
van het panel en zijn voorspellingen. U kunt op ieder mo­
ment uw deelname beëindigen. U kunt zich aanmelden op

www.conjunctuurpanel.nl.

Bron: De Bruijn et al., 2014

376

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4687) 13 juni 2014

Groei & Conjunctuur ESB

CBS als additionele regressor. Ten tweede een model met het
nieuwe consumentenvertrouwen als additionele regressor.
En ten derde een model met zowel het nieuwe consumentenvertrouwen als de deelindicatoren spreiding en bijstelling als
additionele regressoren.
De gebruikte doelstellingsvariabelen worden net als het
consumentenvertrouwen maandelijks gemeten. Over het algemeen wordt verondersteld dat de cyclus in deze variabelen
ongeveer synchroon loopt met die van het bbp. De voorspelmodellen zijn geschat over de periode 1 april 2010 – 19
mei 2014, waarbij één maand vooruit voorspeld is. In tabel
2 zijn de relatieve voorspelfouten van het tweede en derde
model ten opzichte van het eerste model weergegeven. Een
waarde kleiner dan 1 geeft aan dat het concurrerende tweede
of derde model beter presteert dan het eerste. Uit de resultaten blijkt dat het niveau van de nieuwe vertrouwensindicator geen aanzienlijk betere voorspeller is dan het niveau
van de vertrouwensindicator van het CBS: de gemiddelde
voorspelfout over de zeven doelstellingsvariabelen gemeten
is ongeveer gelijk bij model 1 en 2, zodat de ratio vrijwel 1 is.
Dit duidt erop dat de ongeveer twintig econometristen die
maandelijks deelnemen aan onze metingen, het vooralsnog
niet evident winnen van de duizend Nederlandse huishoudens die het CBS ondervraagt.
Het derde model presteert wel aanzienlijk beter dan het
eerste, met een voorspelfout die gemiddeld twaalf procent
lager ligt. Daaruit blijkt dat de toegevoegde waarde van de
nieuwe indicator op dit moment vooral zit in het meenemen
van de spreiding en de bijstelling als extra vertrouwensvoorspellers. Deze voorspellers zijn nieuw, en kunnen niet op basis
van herhaalde crosssecties geobserveerd worden.

Niveau, spreiding en bijstelling van het
economenvertrouwen
50
40
30
20
10
0
-10
-20
-30
-40
-50

Niveau

4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5

2010

100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0

2011

2012

2013

2014

Spreiding

4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5

2010

5,0
4,5
4,0
3,5
3,0
2,5
2,0
1,5
1,0
0,5
0

figuur 1

2011

2012

2013

2014

Bijstelling

4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5

2010

2011

2012

Panel

2013

2014

CBS

Conclusie

Een nieuwe vertrouwensindicator en zijn deelindicatoren
brengen verschillen in economisch vertrouwen onder economen in kaart. Dit biedt een interessant alternatief voor het
consumentenvertrouwen van het CBS. De ontwikkelingen
in de nieuwe indicator zijn makkelijker te interpreteren en
kunnen worden benut om de Nederlandse macro-economische groei te helpen voorspellen. In vervolgonderzoek hopen
we te kunnen aantonen dat de indicator niet alleen een betere voorspeller is voor groei, maar ook voor omslagpunten.
Daartoe moeten het panel en de economie eerst nog enkele
recessies doorstaan.
De gepresenteerde resultaten zijn gebaseerd op een kleine groep panelleden. Voor een volwaardige nieuwe indicator
is niet alleen een betrouwbare methode nodig, maar moeten
er vooral ook voldoende panelleden zijn. Vanaf 1 juni is het
Econometristenpanel dan ook omgedoopt tot het Conjunctuurpanel, met aan alle lezers van ESB de uitnodiging om lid
te worden. Ga hiervoor naar www.conjunctuurpanel.nl (kader 2). Hier kunt u ook terecht voor suggesties tot verbetering
van de methodiek, of voor het benutten van het panel en de
daarmee verzamelde gegevens.

Literatuur
Bruijn, B. de, R. Segers en P.H. Franses (2014) A novel approach to measuring consumer
confidence. Intern werkdocument aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
EC (2006) The Joint Harmonised EU Programme of Business and Consumer Surveys. EC Special Report, 5.
King, G., O. Rosen en M.A. Tanner (2004) Ecological inference: new methodological strategies.
New York: Cambridge University Press.
Ludvigson, S.C. (2004) Consumer confidence and consumer spending. Journal of Economic
Perspectives, 18(2), 29–50.
Segers, R. en P.H. Franses (2014) Panel design effects on response rates and response qua­
lity. Statistica Neerlandica, 68(1), 1–24.

Jaargang 99 (4687) 13 juni 2014

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

377

Auteurs