ontwikkeling
De prijs van geluk
Meer en meer vinden economen dat de economie moet
gaan over geluk. De vraag is welke prijs voor die zienswijze
moet worden betaald.
N
iet meer alleen Bhutan, maar nu ook
Frankrijk ziet geluk als datgene wat de
overheid voor haar onderdanen moet zien
te verwezenlijken. Onlangs immers vroeg
president Sarkozy de Nobelprijswinnaars Amartya
Sen en Joseph Stiglitz een specifiek Frans bbp te
ontwerpen, waarin factoren als kwaliteit van leven en
geluk worden verdisconteerd.
Aan dit Franse verzoek is een tiental jaren voorafgegaan waarin steeds meer economen zich zijn gaan
afvragen of de economie niet zou moeten gaan over
geluk (happiness, well-being). In het verlengde daarvan is de verwachting geuit dat we nog maar aan het
begin staan van een ontwikkeling waarin een economische wetenschap die gebaseerd is op geluk een
van de voornaamste hulpmiddelen zal worden van
het sociaaleconomische beleid (Van Praag, 2007).
Geheel nieuw is dit alles uiteraard niet. Iedere econoom zal weten dat al verscheidene eeuwen geleden
voor iemand als Bentham geluk iets was waarom het
voor de mensen allemaal draaide (Blaug, 1997). Een
nieuw facet is wel dat men er zich tegenwoordig ook
sterk op richt om geluk te meten (in de satisfactieanalyse, Van Praag, 2004; 2007).
Sommigen hebben al te kennen gegeven in de
economie geen plaats te zien voor een begrip geluk
(Wolfson, 2001; Heertje, 2006; Polak, 2007). Er is
echter nog wel ruimte voor een aanvullende analyse.
Deze kan aan het licht brengen, nog scherper dan
al is gedaan, welke prijs voor het omhelzen van een
begrip geluk zou moeten worden betaald.
Voorkeuren
Jacob Polak
Emeritus hoogleraar
aan de Rijksuniversiteit
Groningen
264
ESB
De gangbare economie ziet de welvaart van de individuele agenten bepaald door hun eigen voorkeursoordelen (Hennipman, 1962). Sommige economen
vinden echter, zoals Ng dit heeft uitgedrukt, dat de
voorkeuren maar een povere weerspiegeling vormen
van de individuele welvaart (Ng, 2003; Diener en
Seligman, 2004; Kahneman en Krueger, 2006).
Zij brengen daartoe onder meer het volgende naar
voren. De voorkeuren berusten, anders dan de gangbare economie het zou voorstellen, niet uitsluitend
op rationele overwegingen (Layard, 2006; Folmer,
2007; Fudenberg, 2006; Ng, 2003; Ng en Ho,
2006). De voorkeuren vinden niet, volledig autonoom, hun oorsprong bij ieder afzonderlijk subject,
93(4534) 2 mei 2008
maar komen mede tot stand op grond van oordelen
van anderen (Ng, 2003; Layard, 2006; Folmer,
2007). Bij de bepaling van hun voorkeuren kijken
individuen niet alleen naar de lopende periode, maar
ook naar voorafgaande perioden (Layard, 2006;
Rayo en Becker, 2007; CPB, 2007). De voorkeuren
weerspiegelen de voorkeuren ex ante, maar vormen
ipso facto geen goede uitdrukking van de welvaart
ex post, die daarvan kan afwijken (Ng, 2003).
Sommigen menen dat hier steeds sprake is van
systematische beoordelingsfouten bij het individu of
ook van een gebrek aan zelfbeheersing (CPB, 2007;
Frey en Stutzer, 2005).
Degenen die menen dat men niet kan afgaan op
de voorkeuren, zien als oplossing voor het door hen
veronderstelde probleem het vervangen van het in
de economie gebruikelijke begrip welvaart door een
begrip geluk. De vraag is dan of men daarin mee
wil gaan. Nu zijn bezwaren tegen het als gegeven
aannemen van de voorkeuren lang niet nieuw (Blaug,
1997) over de opvattingen over de subjectievewaardetheorie ten tijde van Marshall. Zo somde
men al veel eerder allerlei omstandigheden op die
erop neerkwamen dat individuen niet rationeel te
werk gaan. Heertje heeft er recent op gewezen dat
de economie daar ook helemaal niet van uitgaat
(Heertje, 2006). Voor de andere bezwaren, bijvoorbeeld dat de individuen geen boodschap zouden
hebben aan de oordelen van anderen, geldt exact
hetzelfde. Dat de neoklassieke economie de veronderstellingen zou doen die critici zoals hier genoemd
haar toeschrijven, is dan ook “een indianenverhaalâ€
(Wolfson, 2001).
Dit alles kan worden verduidelijkt door het voorgaande op meer abstracte manier weer te geven.
Met bezwaren als de genoemde geeft men in feite
te kennen de voorkeuren niet als gegeven te willen
zien. Anders gezegd, de voorkeuren zouden kennelijk moeten worden verklaard. Dit is duidelijk in
afwijking van de gangbare economie, waar immers
wel de voorkeuren een gegeven vormen (Robbins,
1935; Hennipman, 1962; Wolfson, 2001; Gul en
Pesendorfer, 2007).
De vraag is nu waarom men bezwaar zou moeten
maken tegen het als gegeven aannemen van de
voorkeuren. Geeft men zich er geen rekenschap van
dat dit, evenals bijvoorbeeld het als gegeven aannemen van de stand van de techniek, uitsluitend
een kwestie is van methodiek? Onderkent men niet
dat de economie zich hiermee helemaal niet uitspreekt over de vraag waarom een individu handelt
zoals het handelt? Men zou toch eens de uitspraak
dat geluk (subjective well-being)
zelf geschikt lijkt. Hoe, echter, zal dit kunnen zonder dwang?
Voor een begrip
betrekking heeft op de percepties,
Buiten dictaturen zal zoiets toch gewoon niet gaan gebeuren?
en niet op het nut zoals economen
De conclusie moet luiden dat het realiteitsgehalte van een
geluk dat steunt
dat plegen op te vatten (Kahneman
integrale gedragswetenschap, hoe ook opgevat, op nul moet
op het idee dat
en Krueger, 2006), moeten conworden gesteld.
fronteren met wat Heertje hierover
Wie toch iets blijft zien in een integrale gedragswetenschap,
de voorkeuren
opmerkte, namelijk dat “de specizal zich allicht wel willen afvragen of daaraan een reële beniet als gegeven
ficatie van de nutsfunctie reageert
hoefte bestaat. Wat kan hierop worden geantwoord?
op alle mogelijke gedragingen die
Ten eerste, hierboven bleek reeds dat degenen die vinden dat
worden beschouwd,
men uit de psychologie aanreiktâ€
de economie moet draaien om geluk, de voorkeuren niet zien
is in de economie
(Heertje, 2006). Conclusie, voor
als een gegeven maar als grootheden die moeten worden vereen begrip geluk dat steunt op het
klaard. Dat er een integrale gedragswetenschap zou moeten
geen plaats
idee dat de voorkeuren niet als
zijn is geen op zichzelf staande gedachte, maar een die een
gegeven worden beschouwd, is in
logisch gevolg is van het opvatten van de voorkeuren als te
de economie geen plaats.
verklaren grootheden. Vergelijk hier Blaug dat, afzien van het
Nu is het niet ondenkbaar dat de pleitbezorgers van
gegeven karakter van de voorkeuren, zou betekenen dat de traditionele theorie
geluk zich niet op een zo eenvoudige manier laten
van het consumentengedrag opgegeven moet worden ten gunste van een “broad
overtuigen. Het heeft er namelijk veel van dat men
socioeconomic theory of consumption” (Blaug, 1997).
zich hier bevindt “among the believers†(Naipaul,
Ten tweede, om daadwerkelijk de voorkeuren te kunnen verklaren zal men toch
1982). De vraag is dan ook of in het idee dat de
onherroepelijk te rade moeten gaan bij andere gedragswetenschappen dan de
economie moet gaan over geluk, niet in een nog
economie, zoals die hierboven zijn genoemd. Men mag aannemen dat degenen
fundamenteler opzicht dan het niet als gegeven aandie de term integrale gedragswetenschap gebruiken, een situatie als deze voor
nemen van de voorkeuren, een breuk met de gangogen hebben. Of behoefte bestaat aan een integrale gedragswetenschap? Wie
bare economie valt te herkennen. Maar eerst vraagt
de mening toegedaan blijft dat de voorkeuren voor de economie een gegeven
nog iets anders de aandacht. Naast de niet-gegeven
vormen kan iets dergelijks missen. Voor wie er niettemin van overtuigd blijft dat
voorkeuren kan namelijk nog een andere consequende voorkeuren moeten worden verklaard, behoudt, per definitie, het idee van een
tie van het begrip geluk worden blootgelegd.
integrale gedragswetenschap zijn zin.
Iemand als Heertje ziet niets in een integrale sociale wetenschap. Voor hem
Integrale gedragswetenschap
bestudeert de economie alleen een aspect van menselijk gedrag: het aspect van
Economen die pleiten voor een economie gebaseerd
de fundamentele schaarste (Heertje, 2006, 2007; Wolfson, 2001).
op geluk vinden nogal eens dat er een integrale geOok enkele niet-economen kunnen hier worden genoemd, zoals de filosoof H.J.
dragswetenschap zou moeten zijn. Daarvan zouden
Pos. Deze besprak, meer dan een halve eeuw geleden, de rol van de psychologie
dan, naast de economie, ook de psychologie, en
binnen de gedragswetenschap (Pos sprak hier van cultuurwetenschappen). Hij
voor sommigen ook de sociologie, de geografie en de
erkende het belang van de psychologie maar was van mening dat niettemin “de
neurowetenschap, deel moeten uitmaken (Ng, 2003; gebieden dezer wetenschappen onderscheiden (moeten) worden, of men ze op
Van Praag, 2004; Van Praag en Ferrer-i-Carbonell,
de psychologie grondt of niet.†(Pos, 1953).
2004; Frey en Stutzer, 2005; Fudenberg, 2006;
Illustratief is ook hoe iemand van buiten de gedragswetenschappen denkt over
Layard, 2006; Folmer, 2007; Van Hoorn, 2007;
een geïntegreerde wetenschap. Hierover merkte de natuurkundige, universiteitsRayo en Becker, 2007).
hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, Robbert Dijkgraaf op: “Eenheid
Wat hiervan te vinden? De vraag is wat precies met
in verscheidenheid geldt ook binnen de wetenschap. Niemand is erbij gebaat om
een integrale gedragswetenschap wordt bedoeld. Dat
alle gerechten in een blender te gooien, deze eens flink te klutsen en vervolgens
is namelijk beslist niet duidelijk. Stel dat men hierals een smakeloze brij te serveren.†(Dijkgraaf, 2007). Is dit alles iets dat het
voor mag lezen: multidisciplinariteit. Dan doen zich
idee kan ondersteunen dat er behoefte bestaat aan een integrale gedragswetenechter nog twee verschillende mogelijkheden voor.
schap? Daarvan is niets gebleken.
Allereerst, dat economen ook goed thuis moeten zijn
Resumerend, een begrip geluk impliceert kennelijk ook dat een integrale gein vakgebieden als de psychologie, de sociologie, de
dragswetenschap wordt aanvaard. Daarvan moet men echter zeggen dat zoiets
geografie en de neurowetenschap. De vraag is hoe
niet alleen een lege huls blijkt te zijn, maar ook overbodig. Als een begrip geluk
reëel dit is. In zijn tijd kon iemand
zo iets impliceert, dan kan men met zo’n begrip weinig
als Leonardo da Vinci de kennis van
gelukkig zijn. Naast niet-gegeven voorkeuren en een integrale
De conclusie
een reeks uiteenlopende vakgebiegedragswetenschap is er nu nog een verderÂeikende implicatie
r
den in zich verenigen. Maar wie kan
van een begrip geluk.
moet luiden dat
dat nu? Is niet ieder die dat zou
het realiteitsgehalte
Schaarste
willen proberen gedoemd te worEerder is betoogd (Polak, 1999; Heertje, 2006) dat een
den tot een Jack of all trades and
van een integrale
begrip geluk geen aandacht schenkt aan het bestaan van
master of none?
gedragswetenschap,
de fundamentele schaarste, een notie die voor het overgrote
Multidisciplinariteit zou ook kunmerendeel van de economen als uitgangspunt dient. Vindt
nen inhouden dat iedere econoom
hoe ook opgevat,
men grond om een begrip geluk te weren uit de economie dan
in letterlijk alle gevallen samenop nul moet worden
zal, zoveel is duidelijk, over die grond ook geen enkele twijfel
werkt met mensen uit belendende
mogen bestaan. Nu laten echter bepaalde beschouwingen,
disciplines, en niet, zoals nu het
gesteld
anders dan men zou verwachten, wel een verband zien tussen
geval is, alleen wanneer hem dat
ESB
93(4534) 2 mei 2008
265
geluk en schaarste. Hier zal dus klaarheid dienen te worden
de economie de menschelijke
Dat geluk niets
geschapen. In het begin werd al melding gemaakt van de
gedragingen moet behandelenâ€
satisfactieanalyse. Hierin wordt satisfactie (of geluk), zoals ge(Hennipman, 1945).
heeft uit te staan
meten op een bepaalde schaal, gelijkgesteld met kardinaal nut.
Een van de hedendaagse misvermet de notie van
Soms gebeurt dit impliciet (Layard, 2006), soms ook expliciet:
standen is dat het er helemaal niet
“information on the cardinal utility function (…) of the individual
toe zou doen dat geluk geen aande fundamentele
is tantamount to information about her welfare or happiness
dacht schenkt aan de schaarste,
schaarste mag
function†(Ng, 2003) en “the measuring of cardinal utility or
omdat de economie daar toch
satisfaction†(Van Praag, 2007). Als het begrip nut, ordinaal
al nooit over ging. Dat wil zegnu dan toch wel als
of kardinaal, zoals telkens hier, zonder enige nadere toelichting
gen, economen als Robbins en
vaststaand worden
wordt gebruikt, kan men moeilijk anders dan aannemen dat dit
Hennipman, die de fundamentele
in de betekenis is die daaraan gewoonlijk in de economie wordt
schaarste benadrukten, zouden
aangenomen
toegekend. In een economische theorie die uitgaat van de
alleen een soort brokkenpiloten
fundamentele schaarste is dit gegeven in alle begrippen uit die
zijn geweest, door wier toedoen de
theorie geïmpliceerd, dus ook in het begrip nut.
economie op een lelijke manier uit
Als geluk/satisfactie gelijk wordt gesteld aan (kardinaal) nut, dan kan men toch
de koers is geraakt (Van Praag, 2004; Van Praag,
niet anders concluderen dan dat ook geluk/satisfactie schaarste impliceert. Het
2007). Dit gaat er dan echter aan voorbij dat de
bezwaar dat geluk niet thuishoort in de economie omdat dit de schaarste buiten
economie al veel langer, sinds de jaren zeventig van
beschouwing zou laten, zou op deze manier komen te vervallen. De vraag dringt
de negentiende eeuw, uitgaat van de fundamentele
zich echter op hoe steekhoudend de weergegeven redenering is. Meer in het
schaarste (Hennipman, 1945; Blaug, 1997). En
bijzonder, welke betekenis mag worden toegekend aan een uitspraak van de aard
langer nog, als men het idee van een fundamentele
dat geluk/satisfactie in de buurt komt van (kardinaal) nut? Allereerst, in de buurt
schaarste ook mag lezen in de vaststelling van A.
komen van, of zeggen dat een bepaald begrip neerkomt op een ander begrip, is
Walras dat ruil berust op eigendom, en dat deze de
niet hetzelfde als een situatie waarin de identiteit van twee begrippen van het
beperktheid van de hoeveelheid goederen veronderbegin af aan vaststaat.
stelt (Walras, 1831).
Dit zo zijnde zal men willen weten waarom dat wat wordt gemeten, op de satisHet tweede, meest fundamentele, misverstand
factieschaal, mag worden gezien als (kardinaal) nut. Het blijkt nu dat enig zelfbetreft het welvaartsbegrip. Wat jammer toch dat al
standig bewijs hiervoor ontbreekt. Er wordt namelijk alleen gezegd dat datgene
diegenen die menen dat geluk het centrale begrip
wat wordt gemeten als (kardinaal) nut mag worden beschouwd. Er is hier, zo
moet vormen in de economie, steeds nog blijven
mag duidelijk zijn, sprake van een cirkelredenering. Een uitspraak als: “datgene
denken dat de economie uitsluitend gaat over
wat wordt gemeten mag worden opgevat als kardinaal nut†is daarmee zonder
materiële welvaart respectievelijk over geld. Het
reële inhoud (“If you ask somebody to rate their happiness on a scale, you have
formele en subjectivistische welvaartsbegrip voorziet
no idea what the answer meansâ€, Kling, 2006). Dat dit inderdaad het geval is,
in alles waarvoor men een begrip geluk zou willen
kan ook worden ingezien met behulp van de semantiek, de leer van de betekegebruiken (Hennipman, 1995). Als Van Damme
nis van de woorden. De semantiek, meer in het bijzonder daaruit de theorie van
zich nog onlangs afvroeg wat we aanmoeten “met
de semantische treden, bevat de regel dat iedere uitspraak waarin sprake is van
de constatering dat het ‘gaat om een formeel begrip
die uitspraak zelf zonder betekenis is (Bochénski, 1980). Een uitspraak als: “de
in die zin dat alles ertoe behoort wat geacht wordt
waarderingen worden gemeten op een bepaalde schaal†zegt iets wat men kan
ertoe te behoren’?†(Van Damme, 2007) dan kan
nagaan in de concrete werkelijkheid. Een uitspraak, echter, als: “de waarderinhet antwoord hierop luiden dat het begrip de behoefgen geven het ondervonden nut aan†zegt uitsluitend iets over de waarderingen,
tebevrediging omvat die ontleend wordt aan welke
en daarmee over zichzelf. Een uitspraak als deze is dus zonder betekenis.
vorm van schaarse middelen dan ook. Aan industriMet dit resultaat is het betoog weer terug bij af: satisfactie/geluk heeft niets met
ële producten en aan een ongerepte natuur. Al is het
de fundamentele schaarste.
zonder meer van belang, vanwege hun onderlinge
Van belang is op te merken dat deze conclusie niet alleen rust op de voorgaande
vergelijkbaarheid, om de effecten op de welvaart zo
uiteenzetting. Er valt nog wel meer ondersteuning voor te vinden. Kijkt men, ten
veel mogelijk in geld uit te drukken, principieel geeerste, naar definities van geluk, dan vindt men iets als: “de positieve waardezien maakt het niets uit als dat niet mogelijk blijkt.
ring die mensen hebben van hun leven†(Diener en Seligman, 2004). Verwijst
Hoe komt het dat vrijwel allen die geluk propageren
hierin iets naar schaarste?
niet van dit moderne welvaartsbegrip op de hoogte
Ten tweede, de satisfactieanalyse is bij voortduring een impliciete ontkenning
zijn? Een grootscheepse inspanning is kennelijk nog
van de schaarste aanwezig. De individuen, gevraagd naar hun
nodig om dit begrip in de internawaarderingen, worden namelijk, in deze analyse, nergens getionale beoefening van de econoHet formele en
confronteerd met een budgetrestrictie (Van Praag en Baarsma,
mie te laten doordringen.
2005). Dat geluk niets heeft uit te staan met de notie van de
En ten slotte, wat is de prijs
subjectivistische
fundamentele schaarste mag nu dan toch wel als vaststaand
van geluk? Het ingaan tegen de
welvaartsbegrip
worden aangenomen.
algemeen aanvaarde wetenschappelijke methodiek, om maar de
voorziet in alles
Slotbeschouwing
voorkeuren te kunnen verklaren.
waarvoor men
“Talrijk zijn nog de misverstanden, sterk is nog de invloed van
Een integrale gedragswetenschap,
verouderde opvattingen en groot is nog de spraakverwarring,
bij de concrete inhoud waarvan
een begrip geluk zou
ook onder de meest bevoegden.†Dit schreef Hennipman aan
men zich niet alleen niets kan
willen gebruiken
het begin van zijn proefschrift dat ging over “de wijze waarop
voorstellen maar die ook nog eens
266
ESB
93(4534) 2 mei 2008
overbodig is. Een economie, oikonomia, die heet te
gaan over huishouden zonder dat zij aanvaardt dat
er grond is tot huishouden. Als men de invloed van
schaarste op het menselijk gedrag wetenschappelijk
bestudeert, houdt dit in dat men die schaarste, als
relevant fenomeen uit de werkelijkheid, ontkent. De
prijs van geluk is dan ook uiteindelijk: denken dat
men leeft in een wondere wereld waarin een ieder
naar hartelust kan consumeren, niet gehinderd door
enigerlei eindigheid van de productiefactoren. Of
die prijs te hoog is zal ieder voor zichzelf moeten
beslissen.
economy of well-being. Psychological science in the public interest,
5 (1), 1–31.
Dijkgraaf, R. (2007) Disciplines op drift. NRC Handelsblad, 26
mei 2007, 50.
Folmer, H. (2007) Waarom economen vaak miskleunen. Rede,
Rijksuniversiteit Groningen.
Frey, B.S. en A. Stutzer (2005) Happiness research: state and
prospects. Review of Social Economy, 63 (2), 207–228.
Fudenberg, D. (2006) Advancing beyond advances in behaviorial economics. Journal of Economic Literature, 44 (3), 694–711.
Gul, F. en W. Pesendorfer (2007) Welfare without happiness.
AEA Papers and Proceedings, 97 (2), 471–476.
Heertje, A. (2006) Het was niet de bedoeling. Algemeen evenwicht,
Banach-ruimten en Europees mededingingsbeleid. Afscheidsrede
Universiteit van Amsterdam. Amsterdam: Vossiuspers UvA.
Heertje, A. (2007) Naar echte economie in 2008. ESB (92) 4525,
772–775.
Hennipman, P. (1945) Economisch motief en economisch principe.
Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij.
Hennipman, P. (1962) Doeleinden en criteria der economische
politiek. In: Andriessen, J.E. en M.A.G. van Meerhaeghe (red.)
Theorie van de economi che politiek. Leiden: Stenfert Kroese,
s
1–106.
Hennipman, P. (1995) On the theory of economic policy. In:
Hennipman, P. Welfare Economics and the Theory of Economic
Policy. Aldershot: Edward Elgar, 1–58.
Hoorn, A. van (2007) A short introduction to subjective wellbeing: its measurement, correlates and policy uses.
www.oecd.org/dataoecd/16/39/38331839.pdf.
Kahneman, D. en A.B. Krueger (2006) Developments in the
measurement of subjective well-being. Journal of economic
perspectives, 20 (1), 3–24.
Kling, A. (2006) Measurement without measurement. http://
econlog.econlib.org/archives/2006/02/measurement_wit.html.
Layard, R. (2006) Happiness and public policy: A challenge to
the profession. The Economic Journal, 116 (510), C24–C33.
Naipaul, V.S. (1982) Among the Believers: An Islamic Journey.
New York: Knopf.
Ng, Y.-K. (2003) From preference to happiness: Towards a more
complete welfare economics. Social Choice and Welfare, 20(2),
307–350.
Ng, Y.-K. en L.S. Ho (2006) Introduction: Happiness as the only
ultimate objective of public policy. In: Ng, Y.-K en L.S. Ho (red.)
Happiness and Public Policy: Theory, Case Studies, and Implications.
Basingstoke: Palgrave Macmillan, 1–16.
Polak, J.B. (1999) Auto’s, status en welvaart: een reactie.
Tijdschrift Vervoerswetenschap, (35), 203–212.
Polak, J.B. (2007) Alternatieven voor de kosten-batenanalyse?
Enkele welvaarts-theoretische kanttekeningen. Tijdschrift
Vervoerswetenschap, (43), 28–33.
Pos, H.J. (1953) Universitas scientiarum. In: Filosofie der wetenschappen. Vijf inleidende voordrachten. Arnhem: Van Loghum
Slaterus.
Praag, B.M.S. van (2004) De betekenis van subjectieve benaderingen
in de economische wetenschap. Rede uitgesproken op 20 februari
2004 aan de Universiteit van Amsterdam.
Praag, B.M.S. van (2007) Perspectives from the happiness
literature and the role of new instruments for policy analysis.
CESifo Economic Studies, 53 (1), 42–68.
Praag, B.M.S. van en B.E. Baarsma (2005) Using happiness surveys to value intangibles – the case of airport noise. Economic
Journal (115), 224–246.
Praag, B.M.S. van en A. Ferrer-i-Carbonell (2004) Happiness
Literatuur
Quantified: A Satisfaction Calculus Approach. Oxford: Oxford
Blaug, M. (1997) Economic theory in retrospect. Cambridge:
University Press.
Cambridge University Press.
Rayo, L. en G.S. Becker (2007) Evolutionary Efficiency and
Bochénski, I.M. (1980) Die zeitgenössischen Denkmethoden,
Happiness. Journal of Political Economy, 115 (500), 302–337.
München: Francke.
Robbins, L. (1935) An Essay on the Nature and Significance of
CPB (2007) Macro-economische Verkenning, speciaal onderwerp,
Economic Science, Londen: Macmillan.
Geluk en Economie, 123–136. Den Haag: Sdu.
Walras, A.A. (1831) De la nature de la richesse et de l’origine de la
Damme, E. van (2007) Met discussie beter begrip welvaartsbe-
valeur. Evreux: Ancelle fils.
grip. ESB 92 (4519), 605.
Wolfson, D.J. (2001) Theorie en toepassingen van de economische
Diener, E. en M.E.P. Seligman (2004) Beyond money: toward an
politiek. Bussum: Coutinho.
ESB
93(4534) 2 mei 2008
267