Ga direct naar de content

Geluk als beleidsdoelstelling

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 2 2008

column

Eric van Damme

Geluk als beleidsdoelstelling
Een grootste geluk voor het grootste aantal burgers
bewerkstelligen was volgens Jeremy Bentham de kerntaak van de overheid. (Bentham, 1789). Een praktisch
bezwaar destijds was dat geluk niet goed gemeten
kon worden. Ondertussen kan dat wel, en zelfs verrassend eenvoudig, zodat ook de ideeën van Tinbergen
en Theil geoperationaliseerd kunnen worden: geluk als
welvaartscriterium en maximaliseren van de sociale
welvaart als ultiem doel van economisch beleid.
Hoewel Nederlandse wetenschappers als Van Praag en
Veenhoven fundamentele bijdragen aan dit gebied geleverd hebben, zijn we in Nederland toch terughoudend
om de inzichten uit het geluksonderzoek bij het beleid
te betrekken. Zo stelt het CPB in de MEV van vorig jaar,
in de speciale verhandeling over geluk en economie: “Al
met al is nog veel theoretisch en empirisch onderzoek
nodig voordat de implicaties van het geluksonderzoek
voor de analyse van economisch beleid voldoende
duidelijk zijn.†Een vergelijkbare opmerking kan bij elk
onderzoek en elk beleidsprobleem gemaakt worden. Er
is geen reden het geluksonderzoek te discrimineren:
het levert voldoende robuuste inzichten, die bovendien
grote toegevoegde waarde voor het beleid hebben. Een
voorbeeld. Easterlin (2008) laat zien dat het leven in
de voormalige DDR zo slecht nog niet was. Als antwoord
op de vraag “hoe tevreden of ontevreden bent u tegenwoordig met uw leven als geheel†gaven Oost-Duitsers
gemiddeld (op een schaal van 1 tot 10), vóór de val van
de muur het cijfer 6,6. Daarna is het cijfer nooit meer
zo hoog geweest. Het dieptepunt was in 1991 (6,0),
het hoogtepunt na de val in 1999 (6,5), maar sindsdien
is de index van subjectief welbevinden (SWB) weer
gedaald tot 6,3. De SWB laat een vergelijkbaar V-vormig
verloop zien als het bbp, met dien verstande dat de dip
in het SWB dieper is, en het bbp ondertussen weer wel
het niveau van 1989 bereikt heeft.
Rehabilitatie van het communisme? Verborgen gebreken
van het kapitalistische systeem? Het DDR-regime was
niet erg goed in het voorzien in consumptiegoederen
en het was niet erg democratisch, maar het voorzag
adequaat in semi-collectieve goederen zoals onderwijs,
gezondheidszorg, en kinderopvang, het zorgde voor werk
en het gaf middels gerichte subsidieprogramma’s, zoals
voor sport, de burgers een gevoel van eigenwaarde. De
overnemende partij, de BRD, deed het beter op de eerste twee dimensies, maar op de overige zijn een aantal
dingen verloren gegaan. SWB-subindices laten zien dat
Oost-Duitsers tevreden zijn over wat de markt gebracht
heeft, maar treuren om de dingen die verloren gingen,
en dat dit laatste domineert.

Verliesaversie en asymmetrische aanpassing van
aspiratieniveaus spelen een rol. Een achteruitgang
telt zwaarder dan een verbetering. De Oost-Duitsers
waren gewend aan een zeker niveau van collectieve
voorzieningen; toen de markt die niet leverde werd het
gemis zwaar gevoeld. Het aspiratieniveau werd door
het verleden bepaald. De extra’s (echte democratie en
gevulde schappen in de winkels) werden gewaardeerd,
maar minder dan wat er verloren was gegaan, bovendien paste het aspiratieniveau zich snel aan: wat is,
wordt snel gewoon.
Nederlanders gedragen zich niet anders. Wij lijden aan
een welstandssyndroom. Verbetering van omstandigheden leidt nauwelijks tot meer geluk; ervaren verslechtering wel tot minder. De Duitse les is onder meer
relevant voor het Nederlandse marktwerkingsbeleid, dat
recent door het Ministerie van EZ geëvalueerd werd. Er
zijn winnaars en verliezers. De winnaars zijn de consumenten en diegenen die bij de nieuwe toetreders een
baan gevonden hebben. Werknemers van de traditionele
bedrijven, die via (te) hoge lonen, meeprofiteerden
van de marktmacht van hun werkgevers, zijn mogelijk
verliezers. Medewerker van thuiszorgorganisaties die als
alfahulp verder moeten, zijn begrijpelijkerwijs ontevreden. De minister geeft hun terecht aandacht. Hadden
we dat maar eerder gedaan. Als we systematisch de
tevredenheid van werknemers en consumenten gemeten
hadden, dan wisten we nu of de kosten-batenanalyse
van het beleid positief dan wel negatief uitvalt.
Toekomstig beleid moet rekening houden met de inzichten uit het geluksonderzoek. Werk, arbeidsvreugde
en werkzekerheid leveren belangrijke bijdragen aan
levensgeluk. Een goed functionerende arbeidsmarkt is
een voorwaarde om marktwerkingsbeleid tot een succes te maken. Voorkomen van te hoge lonen ex ante is
beter dan het compenseren van verliesaversie ex post.
We hoeven, net als Bhutan, maximalisatie van het
Bruto Nationaal Geluk niet tot officiële beleidsdoelstelling te proclameren. Concurrentie leidt vanzelf daartoe;
uiteindelijk levert de politiek wat de burger vraagt. In
de strijd tussen partijen die respectievelijk vrijheid,
gelijkheid, burgerschap, christelijke waarden en menselijk geluk centraal stellen, zal de laatste de meeste
stemmen trekken, met beter beleid voor de burgers als
gevolg.
literatuur
Bentham, J. (1789) An Introduction to the Principles of Morals and
Legislation. Londen: T. Payne.
Easterlin, R. (2008) Lost in transition: Life Satisfaction on the Road to
Capitalism. SOEPpapers. Berlijn, april.

ESB

93(4534) 2 mei 2008

271

Auteur