De groei van de Griekse economie ligt al jaren boven het
gemiddelde van het eurogebied. Desalniettemin is de
welvaartskloof met de oude EU-lidstaten nog altijd fors. Dit
artikel gaat in op de oorzaken van de kloof en geeft beleidsÂ
aanbevelingen om deze te dichten.
D
e Griekse economie groeit al jaren sterk.
Zo groeide het bruto binnenlands product
(bbp) over de periode 2000–2007 met
gemiddeld 4,3 procent per jaar, tegenover
gemiddeld 1,8 procent in het gehele eurogebied.
Ook de vooruitzichten voor 2008 zijn met een verwachte groei van 3,8 procent positief.
Feitelijk heeft het Griekse groeitempo in de afgelopen jaren zelfs nog wat hoger gelegen. Doordat
Griekenland tot voor kort een verouderde methode
voor het berekenen van de economische groei toepaste, werd de groei onderschat. Het overgaan op
een moderne meetmethode is dan ook de reden dat
Eurostat eind oktober het Griekse bbp met 9,6 procent opwaarts heeft bijgesteld (Eurostat, 2007). De
bijstelling is vooral het gevolg van het beter kunnen
meten van de Griekse dienstensector (OECD, 2007a).
Slechts een klein deel van de verhoging komt door het
mee gaan tellen van de informele sector.
Dankzij de fraaie groei is het bbp per hoofd in de
afgelopen jaren behoorlijk gestegen. Op Ierland na
kende Griekenland tussen 1994 en 2006 zelfs de
hoogste inkomenstoename van alle OECD-lidstaten
(OECD, 2007a). Tevens nam de werkgelegenheid behoorlijk toe (zie tabel 1), waardoor de werkloosheid
is teruggelopen van 11,4 procent van de beroepsbevolking begin 2000 tot 8,1 procent dit jaar. Volgend
jaar daalt zij volgens de OECD tot 7,9 procent. Wel
is door de voorspoedige economische ontwikkeling
het inflatietempo aan de hoge kant. De gemiddelde
jaarlijkse prijsstijging in de periode 2004–2007
bedraagt 3,2 procent; duidelijk meer dan de 2,1
procent voor het eurogebied.
Dankzij de economische groei en een stringenter
begrotingsbeleid is het financieringstekort van maar
liefst 7,3 procent van het bbp in 2004 gedaald tot
2,4 procent dit jaar (EIU, 2007). Ook de overheidsschuld is afgenomen, maar deze ligt met 95,3
procent van het bbp nog altijd op een hoog niveau.
Oorzaken hoge groei
Ron Hogenboom
Econoom te De Zilk
De voorspoedige economische ontwikkeling is terug
te voeren op zowel tijdelijke als structurele factoren,
zoals deelname aan de EMU, de Olympische Spelen
van 2004 en diverse structurele hervormingen (IMF,
2006; OECD, 2007a). Deze laatste, waarvan de
verlaging van de winstbelasting en de liberalisatie
van de financiële sector twee voorbeelden zijn, hebben de aanbodkant versterkt (IMF, 2006; OECD,
2007a). Door de hervormingen is het ondernemingsklimaat verbeterd, wat mede heeft bijgedragen aan
de flinke groei van de bedrijfsinvesteringen. Verder
ontvangt Griekenland omvangrijke EU-subsidies;
afgelopen jaar bedroegen deze 6,8 miljard euro (2,7
procent bbp). Alhoewel de subsidies uit hoofde van
het Europese cohesiebeleid zeker niet per definitie
de economische structuur versterken (CPB, 2006),
stuwen ze wel de binnenlandse vraag op.
Inmiddels loopt de Griekse economie tegen haar
capaciteitsgrenzen aan, zoals op de arbeidsmarkt
het geval is. De feitelijke werkloosheid ligt een procentpunt onder de structurele werkloosheid, die de
OECD op 9,1 becijfert (zie tabel 1; OECD, 2007b).
De krapte vertaalt zich in opwaartse prijsdruk,
waardoor de concurrentiepositie van het Griekse
bedrijfsleven verslechtert. En die positie is al niet
best, doordat de Griekse inflatie sinds de start van
de euro hoger ligt dan in de andere deelnemende
landen. Hierdoor zijn Griekse producten sindsdien
zo’n twintig procent duurder geworden ten opzichte
van concurrerende producten uit het eurogebied
(MEF, 2006). De slechte concurrentiepositie is
ook terug te zien in het al jaren hoge tekort op de
lopende rekening (IMF, 2006; EIU, 2006). Dit jaar
bedraagt het tekort 10,5 procent van het bbp (EIU,
2007). Voor volgend jaar beloopt het circa tien
procent (EIU, 2007).
Er is in Griekenland dan ook nog het nodige werk te
verrichten (IMF, 2006; OECD, 2007a; EIU, 2007).
Dit geldt te meer omdat de welvaartskloof met
bijvoorbeeld Italië, Frankrijk en Nederland nog altijd
groot is (zie tabel 1).
Oorzaken welvaartsverschil
Een belangrijke oorzaak van het welvaartsverschil zit
in de relatief lage benutting van de potentiële beroepsbevolking. Hoewel Griekse werknemers relatief
veel uren per jaar maken (door een relatief lange
werkweek, weinig vakantiedagen en weinig deeltijdwerk) en de participatiegraad rond het gemiddelde
in het eurogebied ligt, is deze duidelijk lager dan
in Denemarken, Nederland en Portugal (OECD,
2007c). Vooral bij jongeren, vrouwen en 55–64-jarigen zit nog veel onbenut potentieel (OECD, 2007a).
De lage participatiegraad weerspiegelt zich in een
hoge werkloosheid, waaronder zich naar verhouding
veel langdurig werklozen bevinden (OECD, 2007c).
ESB
30 november 2007
715
ontwikkeling
De Griekse sprong voorwaarts
Een tweede oorzaak van het forse welvaartsverschil is de
2007a). Qua Onderzoeks- en
In vergelijking met
arbeidsproductiviteit. Hoewel de arbeidsproductiviteitsgroei
Ontwikkelingsuitgaven en het
een belangrijke drijfveer was achter de sterke economische
andere OECD-lidstaten aantal patenten, wetenschappegroei in de afgelopen tien tot vijftien jaar, is een gemiddelde
lijke onderzoekers en publicaties
brengen Grieken
Griekse werknemer per uur nog altijd beduidend minder
behoort Griekenland tot de OECDproductief dan zijn Deense of Nederlandse collega (OECD,
hekkesluiters (OECD, 2006). Het
weinig jaren in een
2007a). Een belangrijk gedeelte hiervan is terug te voeren
innovatievermogen kan worden
school of aan een
op het lage opleidingsniveau van de Griekse beroepsbevolvergroot door onder meer de ordeking (zie tabel 2; EIU, 2006; OECD, 2007a). In vergelijking
ning van productmarkten te moderuniversiteit door
met andere OECD-lidstaten brengen Grieken weinig jaren
niseren (IMF, 2006; OECD, 2007a).
in een school of aan een universiteit door (OECD, 2007a).
Concurrentie wordt nu veelal
Griekenland neemt hierbij binnen de OECD zelfs de op twee na laatste (27ste)
belemmerd door onvoldoende toegeruste mededinplaats in. Het is dan ook niet verwonderlijk dat relatief weinig Griekse jongegingsautoriteiten en overregulering (MEF, 2006;
ren een tertiaire opleiding afronden (OECD, 2007a). Hierbij bungelt Hellas
OECD, 2007a). Regulering van bijvoorbeeld Griekse
zelfs onderaan. Wel neemt het opleidingsniveau van jongere generaties in snel
netwerksectoren is zelfs nog strikter dan in Frankrijk,
tempo toe (OECD, 2007d). Verder wordt de gemiddelde productiviteit negatief
Italië en Portugal (OECD, 2007a). Het niet goed
beïnvloed door het omvangrijke overheidsapparaat (MEF, 2006). Dit is in verfunctioneren van de markt is een belangrijke reden
gelijking met andere OECD-landen groot, terwijl hier niet een navenant hogere
waarom relatief weinig Grieken internet hebben, het
output tegenover staat (OECD, 2007a). Ook bedrijven waarvan de overheid
aantal breedbandaansluitingen gering is en er sprake
grootaandeelhouder is, drukken de productiviteit. Zo zijn Griekse staatsbedrijven
is van een hoog prijsniveau (OECD, 2007a).
overstaffed, weinig innovatief en kennen ze structureel hogere loonstijgingen dan
Tenslotte het op orde brengen van de overheidshuishet bedrijfsleven, terwijl de productiviteitsgroei juist lager ligt (OECD, 2007a).
houding. Hierbij moet het kabinet zich als eerste
Illustratief is dat de verliezen van de twintig grootste staatsbedrijven in zowel
richten op budgettaire consolidatie. Belangrijke on2006 als ook dit jaar zo’n half procent van het bbp beslaan (OECD, 2007a).
derdelen hierbij zijn het verbreden van de belastingHun aantal neemt wel af omdat de overheid bedrijven geheel of gedeeltelijk
grondslag (door te snijden in het omvangrijke aantal
privatiseert. Daarbij behoudt zij dan echter vaak doorslaggevende zeggenschap
aftrekposten) en het hervormen van het Griekse
in een bedrijf (EIU, 2007).
pensioensysteem (IMF, 2006). Dit laatste geldt in
het bijzonder omdat de verwachte vergrijzingskosBeleidsaanbevelingen
ten tot de hoogste van alle OECD-landen behoren
Om het welvaartscheppende vermogen van de Griekse economie te verhogen,
(OECD, 2007a). De OECD spreekt in de Griekse
zou de overheid een beleidsagenda moeten opstellen die rust op de volgende
situatie zelfs van een “budgettaire tijdbom†(OECD,
drie pijlers:
2007a). Het is essentieel om de prikkels om vroeg
Ten eerste, het verhogen van de arbeidsparticipatie. Hierbij moet het kabinet
te stoppen met werken (deze zijn het hoogste van
zich met name richten op de relatief weinig participerende ouderen (zie de derde
alle OECD-lidstaten (OECD, 2007a)) te verminderen
pijler), vrouwen en jongeren. Die laatste groep kan aan het werk worden geholen tegelijkertijd alternatieve uittreedroutes aan te
pen door hun loonkosten meer in lijn te brengen met hun arbeidsproductiviteit,
pakken. Ten tweede zou het kabinet de administrabijvoorbeeld door de introductie van een minimum jeugdloon (IMF, 2006; OECD,
tieve lastendruk moeten verminderen en de kwaliteit
2007a). Ook het versoepelen van het ontslagrecht is een geschikt instrument
van het overheidsapparaat moeten verhogen, want
om nieuwkomers op de arbeidsmarkt en herintredende vrouwen aan de slag te
het is volgens de Wereldbank in Griekenland niet
helpen (IMF, 2006; OECD, 2007a).
gemakkelijk zaken doen (zie tabel 2; IMF, 2006;
Ten tweede, het vergroten van de arbeidsproductiviteit door het verhogen van
EIU, 2007). De Grieken nemen hierbij binnen de EU
het opleidingsniveau, het beter laten aansluiten van opleidingen op de wensen
een uitzonderlijk slechte positie in; zelfs Bulgarije
van werkgevers en het vergroten van het innovatievermogen van het Griekse
en Roemenië scoren aanzienlijk beter. Het gaat dan
bedrijfsleven. Dit laatste is relatief gering (zie tabel 2; MEF, 2006; OECD,
bijvoorbeeld om het starten van een bedrijf, het
tabel 1
Economische kerncijfers
Inkomen per hoofd
(in dollars)
Gecumuleerde banengroei
2000–2007 (in %)
Werkgelegenheidsgraad
2007 (in %)
Structurele werkloosheid
2007 (in %)
Griekenland
21.690
9,6
67,3
9,1
Portugal
18.100
6,3
72,5
4,8
Verenigd Koninkrijk
40.180
6,8
72,3
5,3
Italië
32.020
12,5
60,1
8,3
Frankrijk
36.550
7,0
63,0
8,5
Denemarken
51.700
5,5
79,3
4,6
Nederland
42.670
7,0
76,0
3,2
Eurogebied
–
9,1
67,4
7,3
44.970
8,2
71,2 (2005)
4,6
Verenigde Staten
Bronnen: OECD, 2001; OECD, 2002; OECD, 2005; OECD 2007b; World Bank 2007.
716
ESB
30 november 2007
tabel 2
Economische kerncijfers (vervolg)
Opleidingsniveau, percentage beroepsbevolking
met ten minste mbo-2-niveau (2005)
Positie op Innovation
Scoreboard 2006
Positie op Doing
Business 2008
Positie op Global
Corruption Index 2008
Griekenland
57
32
100
56
Portugal
26
29
37
28
Verenigd Koninkrijk
67
9
6
12
Italië
50
20
53
41
Frankrijk
66
12
31
19
Denemarken
81
4
5
1
7
Nederland
72
11
21
Eurogebied
68 (EU-19)
–
–
–
Verenigde Staten
88
7
3
20
Bronnen: OECD, 2007d; ProInno, 2007; World Bank 2007; Transparency International 2007.
handhaven van eigendomsrechten, het invoeren van
goederen en de complexiteit van fiscale regelgeving
(OECD, 2007a). Verder moeten vriendjespolitiek en
corruptie hard worden aangepakt, want het is niet
ongewoon dat Griekse overheidsdienaren, inclusief
rechters, op eigen gewin uit zijn (Transparency
International, 2007; EIU, 2007). Griekenland
staat op de Global Corruption Index 2008 op de
56e plaats (zie tabel 2); een positie waarbij het
Jordanië, Zuid-Afrika en menig Aziatisch en LatijnsAmerikaans land voor moet laten gaan.
is essentieel om de Griekse economie om te vormen tot een moderne westerse
economie en de inkomenskloof te dichten. Het is nu het moment om dit te doen.
De economie groeit uitbundig en de werkloosheid ligt op het laagste niveau sinds
jaren.
Het zou in ieder geval bijzonder te betreuren zijn als de oplopende krapte op de
arbeidsmarkt en de stijgende bezettingsgraden zich enkel vertalen in prijsstijgingen. Hierdoor verslechtert de concurrentiepositie van het Griekse bedrijfsleven,
waardoor de kansen om meer mensen aan het werk te helpen en de welvaartskloof te dichten, snel verkleinen.
Griekse regering wil hervormen
Het is positief dat het eind september aangetreden
nieuwe Griekse kabinet heeft aangegeven de Griekse
economie te willen hervormen, al heeft het ook
minder hervormingsgezinde plannen gelanceerd. Zo
wil het kabinet pensioenen voor boeren met bijna
twintig procent en werkloosheidsuitkeringen met tien
procent verhogen. In de komende tijd werkt het zijn
plannen nader uit. Daarbij is het voor de Griekse
regering een tegenvaller dat Eurostat het Griekse
bbp met 9,6 procent opwaarts heeft bijgesteld en
niet met de door Griekenland gevraagde 26 procent
(Eurostat, 2007). Het fundament onder de onlangs
gepresenteerde ontwerpbegroting voor 2008 is hierdoor weggeslagen. Dat maakt het extra belangrijk
dat de regering langs de bovengenoemde drie pijlers
aan de slag gaat. Dit zal echter niet gemakkelijk zijn,
want de eerste felle demonstraties zijn reeds gehouden (De Pers, 2007). En er zullen er beslist meer
volgen. Naast goede plannen heeft het kabinet dan
ook doorzettingsvermogen nodig.
Conclusie
De Griekse economie laat, mede dankzij forse EUsubsidies, al jaren fraaie groeicijfers zien. Toch is
er nog een grote welvaartskloof met de oude EUlidstaten. Om deze achterstand verder te reduceren,
moet de regering inzetten op het verhogen van de
arbeidsparticipatie, het vergroten van de arbeidsproductiviteit en zelf een forse slag maken door onder
meer af te slanken, het pensioenstelsel te hervormen
en de administratieve lastendruk te verminderen. Dit
Literatuur
Economist Intelligence Unit (2006) Greece – Country Profile 2006.
Londen: EIU.
Economist Intelligence Unit (2007) Greece – Country Report.
Londen: EIU.
Eurostat (2007) Euro-indicators – news release. 142/2007.
CPB (2005) Macro Economische Verkenning 2006 – Europa: financiële
perspectieven in perspectief. Den Haag: Sdu Uitgevers.
De Pers (2007) Grieks studentenprotest tegen privatisering. 19
oktober 2007.
IMF (2006) Greece-2006 – Article IV Consultation. Washington: IMF.
Ministry of Economy and Finance (2006) National Strategic
Reference Framework – 2007-2013. Athene: MEF.
OECD (2001) Economic Outlook. 2(70). Parijs: OECD.
OECD (2002) Economic Outlook. 2(72). Parijs: OECD.
OECD (2005) Economic Outlook. 1(77). Parijs: OECD.
OECD (2006) OECD Science, Technology and Industry Outlook. Parijs:
OECD.
OECD (2007a) Economic Surveys – Greece, 2007(5). Parijs: OECD.
OECD (2007b) Economic Outlook. 1(81). Parijs: OECD.
OECD (2007c) OECD Employment Outlook 2007. Parijs: OECD.
OECD (2007d) Education at a glance 2007. Parijs: OECD.
ProInno (2007) European Innovation Scoreboard 2006 – Comparative
Analysis of Innovation Performance. Brussel: ProInno.
Transparency International (2007) Global Corruption Report
2007 – Corruption in Judicial Systems. Cambridge: Cambridge
University Press.
World Bank (2007) Doing Business 2008. Washington: World
Bank.
ESB
30 november 2007
717