Ga direct naar de content

De top der lage landen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 5 2000

De top der lage landen
Aute ur(s ):
Geest, S.A. van der (auteur)
Varkevisser, M. (auteur)
Beide auteurs zijn werkzaam bij het aan de Erasmus Universiteit Rotterdam verb onden Onderzoekcentrum Financieel Economisch Beleid. Zij
danken Gert-Jan Hospers, Jeroen Hoogendoorn en Patrick van der Schans voor assistentie.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4237, pagina 9, 7 januari 2000 (datum)
Rubrie k :
Polderparade
Tre fw oord(e n):
scorebord

Bij het traditionele overzicht voor het afgelopen jaar wordt een nieuwe telmethode geïntroduceerd.
De Polderparade 1999 geeft antwoord op de vraag welke Nederlandse economen de afgelopen jaren het meest werden geciteerd in de
vaderlandse economische discussie (zie tabel 1). Dit gebeurt aan de hand van een analyse van de verwijzingen in zeven
toonaangevende Nederlandse publicaties gedurende de periode 1994-1998, te weten ESB, De Economist, Financiële en Monetaire
Studies, Maandschrift Economie, Openbare Uitgaven, Tijdschrift Politieke Ekonomie en de jaarlijkse Preadviezen van de
Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde. Zo ontstaat een overzicht van de Nederlandse economen die gedurende de laatste
jaren de meeste invloed hebben uitgeoefend op de beleidsdiscussies in ons land.

Tabel 1. Polderparade 1999 op basis van citaties over 1994-1998. Tussen haakjes staat de klassering in de Polderparade 1998
vermeld
Naam

1.
2.
3.
4.
6.
8.
9.
10.
11.
12.
13.

16.
17.
18.
19.
20.

23.
25.

30.

33.

36.

(1)
(2)
(3)
(4)
(8)
(6)
(9)
(4)
(9)
(11)
(12)
(14)
(19)
(7)
(16)
(21)
(16)
(12)
(18)
(19)
(36)
(22)
(15)
(26)
(29)
(-)
(36)
(32)
(24)
(-)
(24)
(22)
(36)
(26)
(33)
(-)
(-)

Werkgever

Totaal Citaties Hoogste
citaties
1998
positie

A.L. Bovenberg
KUB (CentER)/EUR (OCFEB)
P.A.G. van Bergeijk UBS Groupa/EUR (OCFEB)
M.M.G. Fase
DNB/UvA
F.A.G. den Butter
WRR/VU
G.M.M. Gelauff
CPB/KUN
41
C.A. de Kam
RUG/OESO
C.N. Teulings
Tinbergen/EUR (OCFEB)
J.J.M. Kremers
Min. Financiën/EUR (OCFEB)
E.J. Bomhoff
NYFER
J. Hartog
UvA
A.H. Kleinknecht
TU Delft
P. de Grauwe
KU Leuven
J. de Haan
RUG
29
H.W. de Jong
Emeritus
J.J.M. Theeuwes
UvA(SEO)
29
F. van der Ploeg
Min. OCW
28
J.J. Graafland
CPB
27
J. van Sinderen
EZ/EUR (OCFEB)
26
S.K. Kuipers
RUG
25
W.H. Buiter
Cambridge
24
S. Cnossen
EUR (OCFEB)
C. van Ewijk
CPB/UvA
24
L.A. Geelhoed
Min. Alg. Zaken
J. Pen
Emeritus
23
J.A. Bikker
DNB
22
A.W.A. Boot
UvA
H.P. van Dalen
WRR/EUR (OCFEB)
W. Groot
UvM/UvA
22
D. Jacobs
RUG/TSM (UTwente)
E.E.C. van Damme
KUB(CentER)
B. Nooteboom
EURb
J.C. van Ours
KUB (CentER)/OSA
21
S.C.W. Eijffinger
KUB(CentER)
B.M.S. van Praag
UvA (SEO)
D.J. Wolfson
Emeritus
19
L.J.M. Aarts
RUL/Aarts & De Jong BV
B. van Ark
RUG

66
54
51
41

12
7
7
2

Jaar

2

1997

2

1992

3
6

1992
1996

9

1997

7
1996
1992
1992
1996
1997
1998

1998

12
5
5
8
15
19

8
1992
1997

1992

22
18

8

1992

16
1996

1996

19
1996
13

1996

7
40
40
37
36
34
32
31

4
5
3
4
5
4
2
6

29

3
4
6
2
2
2
3

24

7
1

23

0
3
2

22
22

10
3
5

22
21
21

0
6
2
0

19
19

21
5
6

1
18
18

27
2
1

1992

(-)
(-)
(-)

W.F. Duisenberg
C.G. Koedijk
S.J.G. v Wijnbergen

ECB
UvM/EUR
UvAc

18
18
18

1
2
5

a. Per 1 december 1999, daarvoor DNB.
b. Per 1 november 1999, daarvoor RUG.
c. Tot voor kort als secretaris-generaal werkzaam bij EZ.

Telregels
De belangrijkste regel die bij het opstellen van de Polderparade gehanteerd wordt is dat alleen gekeken wordt naar de eerste auteur van
de publicatie waarnaar verwezen wordt. Niet alle citaties worden meegeteld. Uitgezonderd zijn, naast verwijzingen naar eigen werk, ook
verwijzingen die terug te vinden zijn in boekbesprekingen, review- artikelen en redactionele artikelen. Als in een artikel meerdere malen
naar dezelfde Nederlandse econoom verwezen wordt, wordt dit als één citatie gezien, ook wanneer het om verwijzingen naar
verschillende publicaties gaat. Het begrip ‘Nederlandse econoom’ wordt overigens soepel gehanteerd. Alle economen die zich geregeld
in de Nederlandse taal in de discussies mengen worden geteld. Om misverstanden te voorkomen: Engelstalige publicaties van
Nederlandstalige economen tellen gewoon mee.
Wie heeft de meeste citaties?
Dat de Polderparade 1999 aangevoerd wordt door Bovenberg, is geen verrassing. Ook de laatste jaren bezette hij reeds de eerste plaats.
Opvallend is wel dat, ondanks het feit dat Bovenberg zijn totaal aantal citaties ten opzichte van de Polderparade 1998 zag dalen, de
achterstand van zijn naaste belager Van Bergeijk toch nog toenam 1.
Binnen de top tien kan een aantal positiewisselingen waargenomen worden. Gelauff en Teulings maken een flinke sprong voorwaarts,
terwijl Kremers en De Jong terrein verliezen. Dit laatste wordt veroorzaakt doordat zij in 1993 relatief veel citaties scoorden, maar dat in
plaats van dat jaar 1998 nu meetelt voor het bepalen van de eindscore. En met slechts drie citaties scoren Kremers en De Jong in dat jaar
onvoldoende om het verlies van 1993 (respectievelijk elf en dertien citaties) te compenseren.
Een opvallend snelle stijger is Cnossen. Kwam hij vorig jaar de Polderparade binnen op een gedeelde zesendertigste plaats, dit jaar bezet
hij reeds een gedeelde twintigste plaats. Dit is te danken aan zijn vele toonaangevende publicaties op het gebied van belastingen. Met
name twee ESB-artikelen van zijn hand hebben in de discussie die voorafging aan de publicatie van de belastingplannen van Zalm en
Vermeend een grote rol gespeeld 2. Gezien het feit dat in 1999 de discussie rond dit inmiddels beroemde belastingplan voor de 21e eeuw
nog verder verhevigde, kan verwacht worden dat Cnossen hier in de nabije toekomst verder van profiteert. Ook de andere twee
nieuwkomers van vorig jaar (Van Dalen en Eijffinger) hebben, zij het in mindere mate, hun opmars voortgezet.
De lijst kent dit jaar zeven nieuwkomers. Dit grote aantal wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de drempel om binnen te treden in de
‘galerij der groten’ lager ligt dan in voorgaande jaren. Achttien citaties zijn nu voldoende, terwijl dat aantal vorig jaar nog negentien
bedroeg. Dit brengt, in combinatie met de geringe onderlinge verschillen in de onderste regionen 3, met zich mee dat één punt meer of
minder grote verschuivingen tot gevolg heeft. Hoogste nieuwe binnenkomer is Boot, die als hoogleraar ‘corporate finance and financial
markets’ verbonden is aan de Universiteit van Amsterdam. In 1998 behaalde hij maar liefst tien citaties, waardoor hij zijn totaalscore in
een jaar tijd bijna verdubbelde. Dit wordt niet alleen veroorzaakt door zijn publicaties op het gebied van concurrentie op financiële
markten, ook hield hij in 1997 in ESB een pleidooi voor afschaffing van de hypotheekrente-aftrek en het huurwaardeforfait 4. Dit had een
levendige discussie met onder andere De Kam tot gevolg. Een andere nieuwe binnenkomer is de Tilburgse hoogleraar Van Damme. Dit is
voornamelijk het gevolg van de belangstelling die momenteel bestaat voor speltheoretische vraagstukken. Zijn entree in de Polderparade
werd overigens vorig jaar al voorspeld. Hetzelfde geldt voor Aarts, Van Ark, Duisenberg en Koedijk; zij allen stonden vorig jaar met meer
dan vijftien citaties reeds op de drempel van de Polderparade. De zevende nieuwe binnenkomer is Van Wijnbergen. Hij verdween vorig
jaar uit de lijst, maar keert nu dankzij zijn nieuwjaarsartikel van januari 1998 weer terug 5.
Waar sprake is van nieuwe binnenkomers, zijn logischerwijs ook auteurs verdwenen. Ten opzichte van vorig jaar vinden we Andriessen,
Van der Geest, Gradus, Knoester, Thurik, Wellink en Zalm niet meer terug in de lijst. Het vertrek van een aantal van deze economen uit de
Polderparade viel te verwachten. Met name Andriessen en Van der Geest (destijds respectievelijk Minister van EZ en hoofdredacteur
van esb) scoorden in 1993 veel citaties, terwijl zij de laatste jaren duidelijk minder aan de weg timmeren. Ditzelfde geldt overigens voor de
(voorlopig) nog wel in de Polderparade terug te vinden Geelhoed. Begin jaren negentig verzorgde hij als secretaris-generaal van EZ
jaarlijks het veelbesproken nieuwjaarsartikel in ESB, terwijl hij in zijn huidige functie (secretaris-generaal van het Ministerie van
Algemene Zaken) minder op de voorgrond treedt. De uit de top weggevallen Gradus en Wellink blijven met zeventien citaties wel op de
drempel van de Polderparade staan, tezamen met Brakman, Heertje en Van Waarden.
Nieuwe regels
De telregels die tot nu toe bij het samenstellen van de Polderparade worden gehanteerd kennen een aantal bezwaren. De belangrijkste
hiervan is dat bij verwijzingen naar een artikel waaraan meerdere auteurs meewerken, de eerstgenoemde als enige alle eer krijgt. Wanneer
de auteursnamen in alfabetische volgorde opgevoerd worden, krijgt iemand die bijvoorbeeld ‘Van der Aa’ heet zodoende altijd meer
punten dan zijn mede-autreur met bijvoorbeeld de naam ‘Zwijnenburg’. Om aan deze oneerlijke behandeling een eind te maken zal met
ingang van volgend jaar gebruik worden gemaakt van een nieuwe verzameling telregels. Deze wijken op enkele belangrijke punten af van
de oude regels. De meest vergaande verandering is het tellen van alle auteurs in plaats van slechts de eerste bij een citatie. Daardoor
worden de punten per citatie toegekend naar rato van het aantal auteurs. Dus wanneer bijvoorbeeld verwezen wordt naar een publicatie
van vier auteurs, scoort ieder van hen een kwart punt. Een ander belangrijk verschil is het meenemen van alle verwijzingen naar eenzelfde
persoon. Voorheen werd per artikel slechts één referentie geteld. Verder worden citaties in reviews, redactionele artikelen en
boekbesprekingen (met uitzondering van het betreffende boek) vanaf heden ook meegeteld daar ook deze publicaties doorgaans een
bijdrage leveren aan de economische discussie. Verwijzingen in biografieën worden daarentegen buiten beschouwing gelaten omdat
deze over het algemeen geen actuele beleidsrelevantie bezitten. Ook referenties in artikelen zonder auteursnaam tellen niet mee. Zo

worden mogelijke impliciete zelfverwijzingen voorkomen. Ook in de nieuwe Polderparade worden verwijzingen naar eigen werk buiten
beschouwing gelaten. Doordat nu niet meer alleen naar de eerste auteur van de citatie gekeken wordt, is overigens wel eerder sprake van
een zelfverwijzing.
tabel 2 is samengesteld met behulp van de nieuwe regels. Niet alleen kan uit deze tabel opgemaakt worden welke economen gedurende
1998 het meest aangehaald werden, ook geeft tabel 2 inzicht in de door het nieuwe telsysteem veroorzaakte veranderingen.

Tabel 2. Jaarlijst 1998 samengesteld met behulp van de nieuwe telregels. Tussen haakjes de positie met gebruikmaking van de
oude telregels
Naam

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.

13.
15.

18.
20.
22.
23.
24.

27.
28.
30.

(1)
(3)
(2)
(8)
(14)
(14)
(14)
(8)
(14)
(8)
(14)
(33)
(3)
(33)
(24)
(8)
(14)
(3)
(24)
(14)
(57)
(14)
(14)
(24)
(57)
(139)
(14)
(24)
(8)
(24)

Werkgever

Punten
Punten
Verandering
(nieuwe
(oude
telregels) telregels)

A.L. Bovenberg
KUB(CentER)/EUR(OCFEB) 16,42
S. Cnossen
EUR(OCFEB)
10,00
A.W.A. Boot
UvA
9,67
J. de Haan
RUG
7,83
C.N. Teulings
Tinbergen/EUR (OCFEB)
7,08
J.J. Sijben
KUB
7,00
J. Swank
DNB
6,83
E.E.C. van Damme
KUB
6,42
L. de Haan
DNB
6,17
P. de Beer
SCP
6,00
H.P. Huizinga
DNB
6,00
H.W. de Jong
Emeritus
6,00
M.M.G. Fase
DNB/UvA
5,50
L.J.R. Scholtens
RUG
5,50
C.A. de Kam
RUG/OESO
5,00
F. van der Ploeg
Min. van OCW
5,00
S.J.G. van Wijnbergen UvA
5,00
P.A.G. van Bergeijk
UBS Group/EUR (OCFEB)
4,83
J.J.M. Theeuwes
UvA(SEO)
4,83
S.C.W. Eijffinger
KUB
4,50
J.J. Graafland
CPB
4,50
R. Goudriaan
RUL/EUR(OCFEB)
4,27
W. Groot
UvM/UvA
4,16
A.C.F.J. Houben
DNB
4,00
H. Oosterbeek
UvA
4,00
L.U. de Sitter
Emeritus
4,00
J. Hartog
UvA
3,84
H.A. Keuzenkamp
UvA(SEO)
3,83
B.M.S. van Praag
UvA(SEO)
3,83
A.H. Kleinknecht
TU Delft
3,67

12
7

+37%
+43%

10
6
5
5
5
6
5

-3%
+31%
+42%
+40%
+37%
+ 7%
+23%

6
5
3

+20%
+100%

7
3
4

-21%
+83%
+25%

6
5
7
4
5
2
5
5
4
2
1

-17%
-31%
+21%
-10%
+125%
-15%
-17%
+100%
+300%

5
4
6
4

-23%
-4%
-36%
-8%

Naast de bekende namen, die ook terug te vinden zijn in de Polderparade 1999, bevat de jaarlijst over 1998 een aantal opvallende namen.
Ten eerste betreft dit Sijben, hoogleraar geld-, krediet en bankwezen aan de KUB. Daarnaast bevinden zich maar liefst drie DNB’ers bij de
tien meest geciteerde economen van 1998, te weten Swank, De Haan en Huizinga. Zij profiteren van de grote aandacht in dat jaar voor de
thema’s financiële markten en monetair beleid. Aangezien de invoering van de EMU nog niet voltooid is, hebben deze onderwerpen nog
niets aan relevantie verloren en kunnen deze economen hun opmars de komende jaren verder voortzetten. Tenslotte valt de hoge
klassering van de aan het SCP verbonden De Beer op, een positie die hij dankt aan zijn arbeidsmarkt-artikelen.
Zoals de eerste twee kolommen van tabel 2 laten zien, leiden de nieuwe telregels tot behoorlijke verschuivingen, waarbij zowel sprake is
van ‘winnaars’ als van ‘verliezers’. Ten eerste zijn er auteurs die er qua behaalde citaties op vooruitgaan. Veelal staan zij niet als eerste
auteur vermeld, of worden zij meerdere keren in hetzelfde artikel geciteerd. In het eerste geval scoorden ze tot op heden in het geheel
geen punten voor de desbetreffende citatie, terwijl de score in het laatste geval beperkt bleef tot één punt. Met name De Jong, Graafland,
Oosterbeek en De Sitter profiteren van de doorgevoerde wijzigingen. Zo verviervoudigt de score van de Nijmeegse emeritus hoogleraar
De Sitter, die de oorspronkelijk Britse sociotechniek in Nederland verder ontwikkeld heeft. Hierbij moet wel worden opgemerktdat al deze
verwijzingen afkomstig zijn uit één artikel, en geen betrekking hebben op publicaties van recente datum 6. Er lijkt dan ook sprake van een
eenmalig succes.
Onder de ‘slachtoffers’ van de nieuwe telsystematiek bevindt zich ook een aantal prominente namen, zoals Van Bergeijk (-31%) en Van
Praag (-36%). In beide gevallen gaat het om economen die overwegend gezamenlijk met collega’s publiceren, maar daarbij over het
algemeen als eerste genoemd worden. Nog groter is de schade voor Gelauff, die zijn in 1998 behaalde punten ziet afnemen van zeven op
basis van de oude telregels tot 2,5 op basis van de nieuwe. In tabel 2 komt hij daarom niet voor. Tenslotte zijn er economen voor wie de
verandering van telregels niet van invloed is, omdat ze over het algemeen alleen publiceren.
Conclusie
De Polderparade 1999 levert weinig verrassingen op. Veranderingen binnen de top tien zijn niet zo ingrijpend dat ze het algemene beeld
ten opzichte van de Polderparade 1998 sterk veranderen. Opvallend is wel de snelle opmars van Boot en Cnossen. Beiden profiteren sterk
van de aandacht die voor hun specifieke vakgebied bestaat. Aangezien de Polderparade een nogal statisch karakter heeft – de ranglijst
beslaat een periode van vijf jaar – is ook gekeken naar het aantal in 1998 behaalde citaties. Deze lijst bevestigt dat de Nederlandse

economendiscussie zich de laatste jaren toespitst op fiscale en monetaire thema’s

1 Zie Polderparade 1993-1997, ESB, 18 december 1998, blz. 968-969.
2 Zie S. Cnossen, Proeve van een duale inkomstenbelasting, ESB, 7 mei 1997, blz. 364-368, en S. Cnossen en A.L. Bovenberg,
Belastingen in de 21e eeuw, ESB, 27 februari 1998, blz. 161-165.
3 Er is namelijk sprake van relatief grote groepen auteurs met hetzelfde aantal verwijzingen.
4 Zie A.W.A. Boot, Heilige huisjes, ESB, 22 januari 1997, blz. 63 en A.W.A. Boot, Heilige huisjes 2, ESB, 12 februari 1997, blz. 129-130.
5 S.J.G. van Wijnbergen, Nederland weer aan het werk, ESB, 7 januari 1998, blz. 4-8.
6 P. van Amelsvoort, Een poldermodel voor organisatievernieuwing, ESB Dossier, 3 december 1998, blz. D24 -D28.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs