Ga direct naar de content

Economie blijft goed presteren

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 5 2000

Economie blijft goed presteren
Aute ur(s ):
Centraal Planbureau (auteur)
Deze b ijdrage is verzorgd door het CPB.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4237, pagina 14, 7 januari 2000 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
vooruitblik

De Nederlandse economie blijft krachtig groeien. Tegenover een licht dalende consumptiegroei staat een aantrekkende uitvoer. De
werkloosheid daalt verder.
De Nederlandse economie groeide vorig jaar belangrijk meer dan eerder werd geraamd: de economische groei bedroeg waarschijnlijk
3½% . Het CPB verwacht dat het bbp dit jaar slechts in beperkte mate aan dynamiek verliest. In de projectie zwakt de toename van het
bbp af tot 3¼% . De werkloosheid daalt dit jaar naar verwachting tot 3½% .
Ontwikkelingen wereldeconomie
De groei van de wereldeconomie versnelde in de tweede helft van 1999 onverwacht krachtig. De Amerikaanse economie bleef sterk
groeien, het herstel in Azië zette krachtig door en de Europese economie trok duidelijk aan. Verwacht wordt dat de groei van de
wereldeconomie dit jaar toeneemt tot 3½% (zie tabel 1). In de projectie neemt de dynamiek van de binnenlandse bestedingen in de VS af,
maar het Amerikaanse bbp groeit naar verwachting toch nog met drie procent. Ten aanzien van Japan bestaat nu meer optimisme dan
enige tijd geleden, maar de groei van de Japanse economie bedraagt dit jaar, net als in 1999, waarschijnlijk toch niet meer dan één
procent. Voor de overige Aziatische landen wordt uitgegaan van een voortzetting van het snelle herstel dat eind 1998 op gang kwam. Het
bbp van deze landen neemt dit jaar vermoedelijk even sterk toe als in 1999 (5%). Het bbp van de EU-15 stijgt dit jaar naar verwachting met
drie procent.

Tabel 1. Bbp-volume naar regio’s, 1998-2000, mutaties per jaar in procenten
1998
Wereld
2,3
Industrielanden
2,4
Verenigde Staten
4,3
Japan
– 2,8
EU-landen
2,7
Overige landen
2,2

1999

2000

3
2¾
4
1
2
3

3½
2¾
3
1
3
4½

T

Bij de geraamde ontwikkeling van de wereldeconomie past een groei van de relevante wereldhandel in dit jaar van acht procent. Dit cijfer
is belangrijk hoger dan het CPB in de Macro Economische Verkenning 2000 raamde (5½%). Dit is het gevolg van de onverwacht sterke
versnelling van de groei van de industriële productie en van de wereldhandel in de tweede helft van vorig jaar.
De door Nederland geïmporteerde inflatie wordt nu hoger geraamd dan in de MEV, als gevolg van de sterkere dollar en de hogere
olieprijs. De dollar was medio december maar weinig minder waard dan een euro. Voor dit jaar wordt uitgegaan van een gemiddelde koers
van 0,93 euro, hetgeen overeenkomt met Æ’ 2,05. De olieprijs bedraagt in de raming dit jaar gemiddeld 21,50 dollar per vat, tegen gemiddeld
18 dollar per vat in 1999. Bij deze ontwikkelingen wordt verwacht dat het Nederlandse invoerprijspeil dit jaar met 2¼% omhoog gaat.
Amerikaanse economie onzeker
De vooruitzichten voor de wereldeconomie zijn belangrijk verbeterd ten opzichte van een kwartaal geleden. Bovendien zijn de risico’s van
het optreden van nieuwe (financiële) verstoringen afgenomen. De Amerikaanse economie blijft echter een bron van onzekerheid. Zowel
een scenario met een meevallende Amerikaanse groei als een scenario waarin deze groei juist lager uitkomt, behoort tot de
mogelijkheden. Enerzijds valt namelijk niet uit te sluiten dat de binnenlandse bestedingen in de vs opnieuw harder groeien dan geraamd,
en dat de dollar bijgevolg krachtiger blijft dan in de projectie. Anderzijds zouden de financiële onevenwichtigheden in de vs tot een
scherpe daling van de koers van de dollar en een stijging van de rentevoet kunnen leiden, mogelijk gevolgd door een koerscorrectie op
Wall Street. In dat geval is een harde landing van de Amerikaanse economie mogelijk. In het eerste scenario neemt het Europese bbp

meer toe als gevolg van grotere Amerikaanse importen, in het tweede groeit de Europese economie juist minder hard als gevolg van
geringere importen van de VS. Bij een sterkere dollar komt bovendien de Europese inflatie hoger uit, terwijl deze bij een zwakkere dollar
juist lager uitkomt (zie ook het kader).

Onzekerheid rond de Amerikaanse economie
De groei van de Amerikaanse economie zou opnieuw hoger kunnen uitkomen dan geraamd. In dit geval profiteert de rest van
de wereld van een grotere Amerikaanse vraag naar importen. Dit effect wordt vergroot door de hogere dollarkoers die dan valt
te verwachten. Anderzijds is er een risico dat de voor dit jaar geraamde dollarkoers ‘te hoog’ is. De combinatie van de
negatieve particuliere besparingen en het tekort op de lopende rekening van de vs kan internationale beleggers terughoudender
maken om in de vs te investeren en daarmee de Amerikaanse consumptie te financieren. Dit kan tot een substantiële
neerwaartse druk op de dollarkoers leiden.
De tabel toont de effecten voor de Nederlandse economie van een groei van het Amerikaanse bbp die ¾%-punt hoger uitkomt
en een dollarkoers die dit jaar gemiddeld 1 euro in plaats van 0,93 euro bedraagt (zie tabel 2). De sterkere groei van de
relevante wereldhandel en de verbetering van de prijsconcurrentiepositie als gevolg van de depreciatie van de euro leiden in
deze variant tot een hogere groei van de uitvoer en daarmee van het bbp. De depreciatie van de euro leidt bovendien tot een
hogere inflatie, omdat de invoerprijzen meer stijgen. Mocht daarentegen de tweede variant zich voordoen, waarin sprake is van
een harde landing van de Amerikaanse economie, dan zijn de effecten tegengesteld.

Tabel 2. Effecten van een sterkere Amerikaanse groei in 2000a

Relevante wereldhandel
Concurrerend uitvoerprijspeil
Prijspeil invoer
Prijspeil particuliere consumptie
Contractloon marktsector
Investeringen (excl. woningen)
Uitvoer goederen (excl. energie)
Bbp
Werkgelegenheid marktsector
Arbeidsinkomensquote (%-punt)

1,0
3,5
2,7
0,5
0,3
0,5
2,3
0,5
0,0
– 0,2

a. Afwijkingen van de centrale projectie in procenten

Groeimeevaller in 1999
Het Nederlandse bbp is vorig jaar waarschijnlijk toegenomen met 3½%. In de MEV 2000 werd voor 1999 nog een economische groei van
2¾% geraamd. De hoger uitkomende groei hangt samen met een meevallende stijging van de investeringen en een nog krachtiger dan
verwacht herstel van de uitvoer. Terugkijkend op 1999 valt te constateren dat de vertraging van de economische groei, die zich vanaf
medio 1998 manifesteerde als gevolg van een daling van de uitvoer, zeer mild is geweest. De consumptieve bestedingen behielden
namelijk hun dynamiek, terwijl bovendien in de loop van 1999 de economische groei weer versnelde dankzij een sterk aantrekken van de
uitvoer bij een krachtig blijvende toename van de consumptie.
Gunstige vooruitzichten
De CPB-conjunctuurindicator wijst voor de komende maanden op een boventrendmatige groei van het bbp (zie figuur 1). Vooral de
uitvoer is hiervoor verantwoordelijk. Zo heeft het aantal orders uit het buitenland zich de afgelopen maanden bijzonder voorspoedig
ontwikkeld. Bovendien wijzen de IFO-indicator voor Duitsland en de OESO-conjunctuurindicator voor Europa op gunstige
perspectieven voor de Nederlandse exporteurs vanwege een krachtig aantrekken van de Europese conjunctuur.

Figuur 1. CPB-conjunctuurindicator
Volgens de long-leading indicator is de economische groei ook in het tweede en derde kwartaal van volgend jaar boventrendmatig. Dit

vooruitzicht steunt met name op een nog steeds sterke groei van de geldhoeveelheid, de hoge koopbereid van consumenten, het geringe
aantal faillissementen en de voorspoedige ontwikkeling van het aantal bouwvergunningen voor woningen.
Consumptiegroei zwakt af
Al een aantal jaren neemt de particuliere consumptie belangrijk meer toe dan verwacht mocht worden op grond van de ontwikkeling van
het reëel beschikbaar gezinsinkomen. Zo groeide de consumptie vorig jaar met maar liefst 4¼%, terwijl de inkomensgroei beperkt bleef tot
twee procent. Als gevolg daarvan zijn de vrije gezinsbesparingen als percentage van het beschikbare gezinsinkomen in recordtempo
gedaald, van 6,4% midden jaren negentig tot 1¾% in 1999. Vermogenseffecten vormen de verklaring voor dit verschijnsel: de afgelopen
jaren zijn de waarde van de eigen woning en de waarde van het aandelenbezit van gezinnen flink gestegen. De vermogenseffecten zullen
dit jaar naar verwachting aan kracht inboeten, vooral omdat de vorig jaar gestegen kapitaalmarktrente naar verwachting een remmende
invloed gaat uitoefenen op de prijsstijging van huizen.
Hoewel de groei van de particuliere consumptie in 2000 waarschijnlijk vertraagt tot 3½%, blijft deze nog ruimschoots boven de
trendmatige groei. Ook dit jaar groeit het aantal mensen met een baan sterk, zij het minder dan vorig jaar. De koopkracht van gezinnen
neemt zelfs meer toe dan in 1999 omdat de contractloonstijging naar verwachting versnelt en de lastendruk voor gezinnen omlaag gaat.
De toename van het reëel beschikbaar gezinsinkomen komt daarmee in 2000 waarschijnlijk uit op 2¼%. De vrije besparingen van
gezinnen nemen nog met een procent van het beschikbare gezinsinkomen verder af.
De groeivertraging van de particuliere consumptie zal zich vooral voordoen bij de duurzame goederen. De afgelopen jaren zijn juist deze
goederen in een zodanige mate aangeschaft dat thans verzadigingseffecten zijn te verwachten: dit geldt het meest uitgesproken voor
auto’s.
Uitvoer behoudt dynamiek
Het buitengewoon krachtige herstel van de Nederlandse uitvoer dat zich vanaf medio 1999 voordoet, zet zich naar verwachting dit jaar
voort, onder invloed van een sterke buitenlandse vraag. Van jaar-op-jaar bezien zal de uitvoergroei evenwel flink versnellen van 5¾%
vorig jaar naar 8¼% dit jaar. De concurrentiekracht van Nederlandse exporteurs blijft waarschijnlijk in grote lijnen ongewijzigd ten
opzichte van 1999. Weliswaar stijgen in de projectie de Nederlandse exportprijzen dit jaar met 1¾%, terwijl de concurrentenprijzen (in
guldens) een half procent stijgen. Dat komt echter vooral omdat de betere marktomstandigheden in de chemie een doorberekening van
de sterk gestegen olieprijzen – basisgrondstof voor de chemie – in de afzetprijs mogelijk maken. Vanwege het energie-intensieve
exportpakket van Nederland in vergelijking met andere landen, heeft dit een groot opwaarts effect op de exportprijs zonder dat dit een
concurrentienadeel oplevert.
Investeringen
Onder invloed van de sterk herstellende buitenlandse vraag naar Nederlandse goederen trekt de productie in de industrie krachtig aan.
De bezettingsgraad zal hierdoor verder oplopen en industriële ondernemers aanzetten meer te gaan investeren. Afgaande op de
verleende bouwvergunningen voor de investeringen in bedrijfsgebouwen, waaronder kantoren, zijn de vooruitzichten rooskleurig.
Daarentegen nemen de investeringen in auto’s flink af, mede onder invloed van de hierboven genoemde verzadigingseffecten. Per saldo
zullen de investeringen van bedrijven in vaste activa dit jaar met ruim drie procent toenemen na een stijging van vijf procent in 1999.
De investeringsgroei in 1999-2000 is relatief gematigd, niet alleen in vergelijking met die van de periode 1996-1998, maar ook gezien de
voortgaande productiegroei van bedrijven. De belangrijkste reden is de weinig florissante ontwikkeling van de winstgevendheid. De
arbeidsinkomensquote van de marktsector steeg in 1999 waarschijnlijk met 1¼%-punt en neemt dit jaar naar verwachting met een
procentpunt toe.
Werkloosheid daalt verder
De werkgelegenheid groeide vorig jaar met 2½%. Dit jaar daalt de toename van de werkgelegenheid waarschijnlijk tot 1½%. Dit is voor
een deel het gevolg van de geprojecteerde versnelling in de groei van de reële arbeidskosten. Daarnaast speelt de krapte op de
arbeidsmarkt een rol: deze gaat namelijk gepaard met een opwaarts effect op de groei van de arbeidsproductiviteit, bijvoorbeeld omdat
bedrijven de werknemers vaker laten overwerken. De werkgelegenheid blijft echter vermoedelijk sterker groeien dan het arbeidsaanbod,
zodat de werkloosheid verder kan dalen; in de projectie van 4% in 1999 tot 3½% in 2000 (zie tabel 3).

Tabel 3. Kerngegevens voor Nederland, 1998-2000, mutaties per jaar, in procenten
1998
Volume bestedingen en productie
Particuliere consumptie
4,1
Investeringen in woningen
– 0,9
Bruto investeringen bedrijven
(excl. woningen)
8,6
Goederenuitvoer
(exclusief energie)
6,8
Goedereninvoer
8,0
Bbp
3,7
Arbeidsmarkt
Werkgelegenheid
(12 of meer uur per week, personen)
2,4
Werkloze beroepsbevolking
(niveau, in %)
4,9

1999

2000

4¼
3¼

3½
3¼

5

3

5¾
5¾
3½

8¼
8½
3¼

2½

1½

4

3½

Lonen en prijzen
Contractloon marktsector
Loonsom per werknemer,
(marktsector)
Re ëel beschikbaar gezinsinkomen
Consumentenprijsindex

3,0

2½

3½

2,3
2,1
2,0

3¼
2
2¼

3½
2¼
2¼

T

Inflatie stabiel
De stijging van de consumentenprijsindex bedroeg vorig jaar waarschijnlijk 2¼%. figuur 2 laat zien dat de maandcijfers voor de
onderliggende inflatie veel lager waren dan die voor de toename van de index. De inflatie kon derhalve voor een deel worden
toegeschreven aan relatief sterk stijgende prijzen van groenten, fruit en energie en aan een toename van de indirecte belastingen. Terwijl
de stijging van de consumentenprijsindex in de loop van de tijd lijkt te zijn versneld, is dat met de onderliggende inflatie niet het geval
geweest. Integendeel, deze inflatie is in de loop van 1998 en 1999 enigszins afgenomen. Het jaarcijfer voor de onderliggende inflatie lag
vorig jaar waarschijnlijk iets beneden de twee procent.

Figuur 2. Stijging consumentenprijsindex en onderliggende inflatie
Ondanks hogere gasprijzen en een sterkere groei van de arbeidskosten wordt voor 2000 een even sterke stijging van de
consumentprijsindex geraamd als in 1999 is opgetreden. Hierbij past als kanttekening dat de afschaffing van de omroepbijdrage het
inflatiecijfer in 2000 drukt met half procentpunt. De onderliggende inflatie neemt dit jaar licht toe tot iets boven de twee procent.
Begrotingsoverschot
Het begrotingstekort (EMU-tekort) is in 1999 naar verwachting uitgekomen op 0,1% van het bbp. Vooral als gevolg van meevallende
inkomsten van de collectieve sector belandde het tekort daarmee op een lager niveau dan in de MEV 2000 werd geraamd. Ook dit jaar
ontwikkelen de overheidsfinanciën zich als gevolg van de meevallende economische ontwikkeling gunstiger dan eerder werd verwacht.
In de projectie realiseert de overheid, uitgaande van ongewijzigd beleid, een EMU-overschot van 0,3% van het bbp. Bij het
geprojecteerde verloop van het EMU-saldo daalt de overheidsschuld in 2000 tot circa zestig procent van het bbp.
Conclusie
Het CPB verwacht dat de Nederlandse economie dit jaar goed blijft presteren. De toename van de consumptie zwakt in de raming
weliswaar af, maar daartegenover staat dat de uitvoer aantrekt. Het bbp verliest daarom waarschijnlijk maar weinig aan dynamiek. De
groei van de werkgelegenheid vertraagt naar verwachting wat meer, maar blijft hoog genoeg om een verdere daling van de werkloosheid
mogelijk te maken.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur