Figuur 2. Consumentenvertrouuvn,
saldo van positieve en negatieve ant-
woorden in % van bet totaal
10
Produktie Industrie
Het volume van de industriele produktie was in mei, voor seizoeninvloeden gecorrigeerd, ruim 1% groter
dan in april. Deze stijging volgt op
een lichte daling in april en een vrijwel gelijkblijvend produktieniveau in
het eerste kwartaal van dit jaar.
In de eerste vijf maanden van 1993
stabiliseert de industriele produktie
op een niveau dat ongeveer een half
procent onder het gemiddelde van
1992 ligt. Vergeleken met de overeenkomstige periode van 1992 lag het
produktievolume in de eerste vijf
maanden van dit jaar nog steeds
duidelijk lager (-2%).
o
-10
-20
-30
-40
-so
-60
-70
• eCOBfflte’t1 Mima**
I I I I LI I I I I 1 I I I
j fmamj j ttoodtt fmimj j a s ondp fmaraj j
r
r
1991
1992
1993
no
Na een dalende tendens die medio
vorig jaar inzette, is het consumentenvertrouwen de laatste maanden betrekkelijk stabiel. Wel vond er de
laatste twee maanden een lichte
verschuiving plaats bij de deelindicatoren. De indicator van de koopbereidheid gaf in juni en juli een lichte
verbetering te zien (ten opzichte van
de voorgaande maand). In juli overtrofFen de negatieve antwoorden de
positieve met 1%; in mei was dit saldo -6%. De indicator van het economische klimaat verslechterde enigszins. Het soldo in juli bedroeg -57%;
in mei was dit -54%.
105
dat de onderliggende tendens een
steeds sterkere stijging is.
Dit blijkt vooral als wordt vergeleken met een jaar eerder. Het aantal
geregistreerde werklozen in het tweede kwartaal was 73 duizend hoger
dan in dezelfde periode van 1992.
Dat is een toename met ruim 25%.
In het eerste kwartaal was de geregistreerde werkloosheid 53 duizend
hoger dan een jaar eerder en in het
laatste kwartaal van vorig jaar 6 duizend. Daarvoor had de geregistreerde werkloosheid jarenlang een dalende tendens. De stijging in de laatste
drie kwartalen is echter zo scherp,
dat de geregistreerde werkloosheid
nu ruimschoots boven het niveau van
1990 ligt.
Werkloosheid
Figuur 1. Volume produktie Industrie,
setzoengecorrigeerd, 1985 = 100
125 r
120
115
FailUssementen
100
I I I I I 1 1 1 “III I I I 1 1 1 , 1 1 1 1 1 1 III
j fmamj j asondn fmamj j asondi fmai
ifvii
~
i
1991
1992
1993
Binnen de Industrie werden in dit tijdvak relatief forse dalingen waargenomen in de chemische Industrie (-6%)
en in de rubber- en kunststofverwerkende Industrie (-5%). De daling van
de produktie van de textiel-, kledingen lederindustrie, de papier- en grafische Industrie en van de metaalindustrie kwam vrijwel overeen met die
van de industrie als geheel.
Consumentenvertrouwen
Volgens het Consumenten Conjunctuuronderzoek is het vertrouwen van
de consumenten in de ontwikkeling
van de economic in juli ten opzichte
van juni nauwelijks gewijzigd. Op de
vijf vragen die aan de indicator ten
grondslag liggen, werden per saldo
24% meer negatieve dan positieve
antwoorden gegeven. In juni was dit
saldo -25%.
De stijgende tendens van de geregistreerde werkloosheid wordt steeds
sterker. In een tweede kwartaal daalt
de geregistreerde werkloosheid doorgaans. Dit jaar kwam de geregistreerde werkloosheid in het tweede kwartaal uit op 359 duizend, evenveel als
in het eerste kwartaal. De verwachte
daling door seizoeninvloeden is dus
achterwege gebleven. Dit wijst crop
Figuur 3- Geregistreerde werklozen,
driemaandsgemiddelden (x 1000)
375 r
1993.
350
1991
325
1992
300
^
*
*
N ••.
-….- … ‘•
,. .•
275
j f r n a m j i a s o n d
Het aantal uitgesproken faillissementen was in juni 49% groter dan een
jaar eerder. In de eerste helft van
1993 werden ruim 3 duizend faillissementen uitgesproken, een stijging
van 34% vergeleken met hetzelfde
tijdvak van 1992. In vergelijking met
vorig jaar waren hierbij relatief veel
bedrijven met meer dan tien werknemers betrokken. Volgens schattingen
van het CBS gingen daardoor ruim 11
duizend arbeidsplaatsen verloren,
een stijging van 75% ten opzichte van
dezelfde periode van 1992.
De ontwikkeling van het aantal uitgesproken faillissementen per provincie verschilde nogal. Zeeland en Flevoland gaven dalingen te zien (resp.
-43% en -3%). De overige provincies
kenden stijgingspercentages die uiteenliepen van 24% (Gelderland) tot
90% (Groningen). Binnen de sector
bedrijven gaven alle onderscheiden
bedrijfstakken in de eerste helft van
dit jaar een stijging te zien. De grootste stijgingen deden zich voor in de
zakelijke dienstverlening (42%) en in
de landbouw en visserij (38%).
Bultenland
Figuur 5. Werkloosheid, procentuele
mutaties mei 1993 t.o.v. mei 1992
ling van de invoer weergegeven. Aan
de bestedingenkant zijn de groeicij-
Prijsindex gezinsconsumptie
fers van de nationale finale bestedin-
In juni is het prijsindexcijfer van de
gezinsconsumptie in Nederland met
2,1% gestegen ten opzichte van een
gen en de uitvoer in beeld gebracht.
Het is opvallend dat de groei van de
nationale finale bestedingen over
1992 weinig achterblijft bij de toename over 1991 (resp. 1,4% en 1,5%).
De groei van zowel de overheidsconsumptie als de overheidsinveste-
jaar eerder. Deze prijsstijging ligt
ruim 1%-punt onder het cijfer voor
de twaalf landen van de Europese Gemeenschap (EG) als geheel. In Griegem. EG
kenland lag de inflatie in juni boven
ringen overtrof die van 1991.
de 15%. In de drie zuidelijk gelegen
EG-landen en Duitsland lag de infla-
tie tussen 4% en 6%, in Belgie, Nederland en Frankrijk rond de 2% en in
het Verenigd Koninkrijk, lerland en
Denemarken rond de 1%.
Figuur 4. Prijsindex gezinsconsumptie,
procentuele mutaties juni 1993 t.o.v.
juni1992
Figuur 7. Loonquoten, in procenten
Dial Ned Spa Bel For Den fin fcr VK Ita
Industrie
steeg de werkloosheid al in 1991, in
Nederland pas eind 1992.
Focus: Nationale rekenlngen
1992
De onlangs beschikbaar gekomen gegevens van de Nationale rekeningen
gem. EG
For Sm In Ouit Bel Ned Ra VK fie Den
In de meeste van de weergegeven
landen was de prijsstijging tussen december 1992 en juni 1993 groter dan
die tussen juni 1992 en december
over 1992 bevestigen het beeld van
een economic met afnemende groeicijfers. De volumetoename van het
bruto binnenlands produkt (bbp) veelal gezien als belangrijkste indicator van de economische groei – over
1992 bedroeg 1,4%. Dit is iets minder
(-0,1%-punt) dan eerder dit jaar werd
geraamd. De groei over 1992 blijft
duidelijk achter bij het accres van de
voorgaande jaren (in 1991 en 1990
resp. 2,1% en 4,1%).
In de Nationale rekeningen ligt de
nadruk vooral op de samenhang tussen de economische grootheden. De
in figuur 6 weergegeven confrontatie
handel
1983 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992
Het bbp kan verdeeld worden in de
lonen (incl. sociale lasten) en het overig inkomen. In de laatste figuur is
het aandeel van de lonen in het bbp
weergegeven. De totale loonquote
laat na 1990 weer een stijgende tendens zien. Dat betekent dus dat het
aandeel van het overig inkomen af-
Werkloosheid
hiervan een zeer gecomprimeerd
neemt. De loonquote stijgt in bijna
alle bedrijfstakken; de bouwnijverheid is een uitzondering. Na 1990 laat
de Industrie de sterkste stijging van
De Werkloosheid in de EG blijft stij-
beeld. Aan de middelenkant is naast
de loonquote zien. Bij de dienstensec-
gen, maar in de meeste lidstaten min-
de groei van het bbp de ontwikke-
tor (exclusief handel en transport) is
het aandeel van de lonen in de toegevoegde waarde de laatste jaren vrij
Figuur 6. Middelen en bestedingen,
volumegroei in procenten
constant.
1992. Nederland, lerland en Spanje
vormen hierop een uitzondering.
van middelen en bestedingen geeft
der snel dan in Nederland. Gemid-
deld was de Werkloosheid volgens
EG-cijfers in mei 14% hoger dan een
jaar eerder. In Nederland kwam de
stijging uit op 26%. Alleen in West-
Duitsland en Spanje neemt de werkloosheid in eenzelfde tempo toe als
in ons land. In Denemarken, Frankrijk, lerland en Italic was de stijging
lager dan voor de EG als geheel. In
het Verenigd Koninkrijk daalt de
Werkloosheid zelfs sinds eind vorig
jaar.
De verschillen tussen Nederland en
de andere landen zijn deels ontstaan
doordat de stijging van de werkloosheid in Nederland later inzette dan in
de andere landen. In veel EG-landen
ESB 28-7-1993
MIDDELEN
2
3
ufage finale
bcstcdingcn
(1992:538 mid)
BESTEDINGEN
Deze bijdrage is ontleend aan het Con/uitvoergoederen
‘ endjensten
6 1(1992:294 mid)
junctuurbericht, nr. 7-93, dat wordt
samengesteld door de hoofdafdeling
Nationale Rekeningen van het CBS.