‘Ofijunctuur
Groeivertraging
zet door
Na een periode van hoogconjunctuur zet de groeivertraging, die zich
dit jaar aftekent, in de tweede helft
van 1991 en de eerste helft van 1992
versterkt door, zo verwacht het Centraal Planbureau in de op Prinsjesdag verschenen Macro Economische
Verkenning 1992. Gemeten naar het
bruto nationaal produkt daalt de
groei van 2% tot 1,5%. Hieraan ligt
met name de zwakke positie van de
binnenlandse bestedingen ten grondslag. Ten opzichte van het in het
voorjaar verschenen Centmal Economisch Plan is inmiddels een aantal
zaken fors bijgesteld. Positief is dat,
mede door de opgelopen dollar, de
loonkosten in het buitenland sneller
oplopen dan aanvankelijk verwacht.
Daarentegen is de verwachte inflatie
met 0,75 procentpunt naar boven bijgesteld tot gemiddeld 3,25% voor zowel 1991 als 1992. Een belangrijke
veronderstelling ten aanzien van de
inflatie voor 1992 is de loonontwikkeling. Het CPB gaat uit van een gemiddelde loonstijging van 3,5% voor
de nieuw af te sluiten cao’s. Niet alleen in de prognoses van het CPB,
maar ook voor de verbetering van
de Nederlandse economische structuur is een gematigde loonontwikkeling een cruciale factor. Vandaar dat
de regering hiertoe wederom een
dringend beroep op de vakbeweging doet. Toch blijft in het licht van
het huidige inflatieniveau en de onrust rond de maatregelen in de sfeer
van de sociale zekerheid de door het
CPB geraamde loonstijging een uiterst onzekere factor.
Convergence
Na een periode waarin de economieen internationaal een uiteenlopend beeld lieten zien, treedt nu een
zekere convergentie in de internationale groeicijfers op. De recessielanden zullen in 1992 een herstel vertonen, dat zich al in de loop van dit
jaar inzet. Daartegenover zal de
groei in Duitsland en Japan afnemen. Per saldo wordt een gemiddelde groei van het bruto nationaal pro-
DEZE WEEK
van 2,5% tot 3%, na nog geen 1% dit
jaar.
Voor de Verenigde Staten gaat het
CPB ervan uit dat het dieptepunt in
de recessie is gepasseerd en dat de
monetaire verruiming door de Fed
vruchten afwerpt. Voor 1992 wordt
voor deze raming vormt de veronderstelling dat de vakbeweging zich in
haar looneisen zal beperken tot
3,5%. Argumenten die pleiten voor
een dergelijke gematigde loonontwikkeling zijn de verminderde perspectieven op de arbeidsmarkt, het
toegenomen inkomensverlies bij een
Nederlandse bedrijfsleven. In eerste
instantie zal dit nog last hebben van
de zwakke economische conjunctuur, maar daarna verbetert het
beeld. Zo stijgt de arbeidsproduktiviteit in 1992 met 1,75%, terwijl de
werkgeverspremies met 1,5 procentpunt dalen. Per saldo blijft de ar-
een gemiddelde groei van 2,75%
voorzien. De externe positie van de
beroep op de sociale zekerheid en
de druk op de winsten bij het be-
beidsinkomensquote volgend jaar
VS verslechtert volgend jaar weer nadat het beeld dit jaar, mede door de
bijdragen van derden aan de Golf-
eveneens een voorzichtig optimis-
drijfsleven. Daarnaast benadrukt het
CPB nogmaals in een aparte studie
dat de banengroei in de jaren tachtig
grotendeels te danken is geweest
aan de loonmatiging.
De investeringen leveren volgend
jaar geen bijdrage aan de groei. Na
een periode van sterk toenemende
bedrijfsinvesteringen wordt volgend
jaar een daling voorzien van 2,5%.
stabiel. Doordat de loonkosten in
het buitenland, mede als gevolg van
valutaire invloeden, sterker stijgen
dan bij ons verbetert onze concurrentiepositie. Hierdoor neemt de groei
van onze export volgend jaar weer
toe en zullen vanaf de tweede helft
volgend jaar geleidelijk ook de marges weer kunnen herstellen. Van de
internationaal verbeterende conjunctuur zullen in eerste instantie de be-
me. Het herstel dat zich in de loop
van dit tweede halfjaar inzet, leidt
Hier liggen de verslechterde winstge-
drijven profiteren die exporteren
vendheid en de afgenomen economi-
naar landen die uit een recessie komen, zoals de Verenigde Staten en
het Verenigd Koninkrijk.
Voor het vooral op de binnenlandse
afzetmarkt gerichte bedrijfsleven,
dat de druk op de marges pas in latere fase ondervond, zal het herstel
ook later volgen. Na de uitzonderlijk
hoge groei van de consumptieve bestedingen tot begin dit jaar, zal de
groei de tweede helft van dit jaar en
volgend jaar beperkt zijn.
dukt in het OESO-gebied voorzien
oorlog, onverwacht positief is. Over
de mogelijkheden de begrotingstekorten terug te dringen is, vooral
door de problemen met de spaarbanken, het CPB weinig hoopvol.
Voor de Britse economie bestaat
tot een groei volgend jaar van tegen
de 2%. Ook de inflatie-ontwikkeling
geeft daar aanleiding tot enig opti-
misme.
Anders is het beeld juist in de economieen die de internationale groei
het laatste jaar getrokken hebben. In
Japan zal de groei in 1992 vertragen
tot rond de 3%, vooral door een afne-
mend investeringstempo en een afzwakkende groei van de consump-
FvanLanschot
Bankiersnv
SINDS1737
tie. Een positieve factor vormt
daarbij de inflatie-ontwikkeling.
De conjuncturele cyclus in WestDuitsland is nog sterker. Waar onder
invloed van de eenwording de groei
in de tweede helft van 1990 versnelde tot circa 6%, en dit jaar nog ruim
3% zal bedragen, zal deze in 1992
sche groei aan ten grondslag. Een additionele factor vormt de hoge rentestand.
Omdat van de binnenlandse bestedingen nauwelijks een impuls te verwachten is, wordt de groei vooral ge-
dragen door de uitvoer. Was het
verder afnemen tot circa 2%. De vertraging komt met name doordat in
afgelopen jaar vooral Duitsland belangrijk voor de Nederlandse export,
de tweede helft van dit jaar de negatieve effecten van de belastingverhogingen op de consumptieve beste-
de komende periode zal de groei
met name moeten komen van de uitvoer naar landen die uit een recessie
komen. Als gevolg van de zwakke
binnenlandse bestedingen zal het
overschot op de lopende rekening
oplopen van/ 21 miljard in 1991 tot
/ 25 miljard in 1992.
Per saldo is het macro-economische
beeld voor Nederland in 1992 wei-
dingen beginnen door te werken.
Voor 1992 wordt een relatief hoge inflatie van 4% verwacht.
Na een afzwakking in de achter ons
liggende periode wordt voor de rest
van Europa dit jaar een bescheiden
herstel voorzien, hetgeen volgend
jaar leidt tot een economische groei
van ruim 2%.
Besluit
De in de Macro Economische Verkenningvoor 1992 geraamde groei vanhet netto nationaal inkomen van
1,1% is weliswaar teleurstellend,
maar een nadere analyse wijst op
een wat minder somber beeld. Gemeten naar het produktievolume bij
de bedrijven bedraagt de groei volgend jaar 1,75%. Het verschil is deels
een gevolg van een ruilvoetverlies
door een koersstijging van onder andere de dollar, die tegelijkertijd positief is voor de concurrentiepositie
van het bedrijfsleven. Daarnaast
vloeit het tegenvallende groeicijfer
voor 1992 mede voort uit de teruggang in de conjunctuur die rond
deze tijd haar dieptepunt bereikt.
nig florissant. Uit de eveneens gepu-
Eind van dit jaar wordt echter weer
een aantrekken van de groei verwacht, oplopend tot rond 3% eind
volgend jaar. Het bedrijfsleven kan
In Nederland loopt de groei van het
BNP volgend jaar verder terug tot
1,5%. De belangrijkste oorzaak hiervan ligt in de particuliere consump-
bliceerde halfjaarprognoses blijkt
echter dat het zwaartepunt van de afzwakking in de tweede helft van
1991 en de eerste helft van 1992 zal
vallen. In de tweede helft van 1992
zal de groei versnellen tot 3%, terwijl
voor de volgende jaren gerekend
tie, die na een toename van 2,75% in
wordt op een gemiddelde groei van
van de concurrentiepositie en een
1991 volgend jaar nog slechts met
2,5% tot 3% per jaar.
groei van zowel marktaandeel als
marges.
Loonmatiging
1,25% groeit. Deze teruggang hangt
samen met de door het CPB voor
1992 verwachte stabilisatie van het
vrij beschikbaar inkomen. De basis
ESB 18-9-1991
volgens het Centraal Planbureau, dat
ondanks alles een gematigde loonontwikkeling verwacht, van dit herstel profiteren met een versterking
Gevolgen voor bedrijfsleven
De geschetste vooruitzichten leiden
tot een uiteenlopend beeld voor het
945