40 jaar na Bretton Woods
,,De Bretton-Woods-conferentie, die gehouden werd van 1 tot
22 juli 1944, was een van de succesrijkste conferenties van de
twintigste eeuw en een mijlpaal in de internationale economische
geschiedenis. Zelfs vandaag de dag kunnen economen, historici
en anderen nog verbaasd staan over de visie, de vastberadenheid
en het idealisme van degenen die de beide Bretton-Woodsinstellingen creeerden”, aldus Margaret Garretsen de Vries,
historica van het Internationale Monetaire Fonds, in een herdenkingsartikel ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van de
historische bijeenkomst in het Mount Washington Hotel te Bretton Woods 1). De strijd aan het front – drie weken eerder waren
de geallieerden in Normandie geland – en de wanhopige
toestand waarin het internationale monetaire systeem in de jaren
twintig en dertig was komen te verkeren, hadden alle deelnemers
aan de conferentie diep overtuigd van de desastreuze gevolgen
van economisch en politick nationalisme. Men was verplicht te
slagen, om via internationale economische samenwerking aan
een vreedzamer en welvarender wereld te bouwen. In die sfeer bereikten de 44 deelnemende landen na drie weken zeer intensief
onderhandelen overeenstemming over de oprichting van het Internationale Monetaire Fonds met als voornaamste doel de wisselkoersen te stabiliseren, en de Internationale Bank voor Herstel
en Ontwikkeling (de Wereldbank) voor het financieren van de
wederopbouw van de door de oorlog verwoeste economieen en
de economische groei van de minder ontwikkelde landen.
40 jaar na Bretton Woods zijn van het toen ontworpen internationale monetaire systeem eigenlijk alleen de internationale instellingenovergebleven, schrijftH.J. Witteveen in zijn column in
dit nummer. Het wisselkoerssysteem van Bretton Woods, dat ge. kenmerkt werd door vaste pariteiten ten opzichte van het goud en
de dollar, een interventieplicht van de lidstaten als de waarde van
hun munteenheid op de valutamarkten te veel van de pariteit ging
afwijken, onderlinge inwisselbaarheid van de valuta’s en van
dollars in goud, en aanpassingsprocedures in geval van fundamentele onevenwichtigheden op de betalingsbalans, stortte in het
begin van de jaren zeventig ineen toen de convertibiliteit van de
dollar in goud werd opgeschort en de overeengekomen aanpassingsprocedures bij betalingsbalansonevenwichtigheden op
steeds grotere schaal werden genegeerd. Een periode van grote
monetaire instabiliteit volgde. Jaren, die gekenmerkt werden
door scherpe wisselkoersfluctuaties, omvangrijke speculatieve
kapitaalbewegingen, een onbeheerste toeneming van de internationale kredietverlening, een wereldwijde stijging van de inflatie,
ongekend hoge rentestanden, een nijpend tekort aan liquide middelen in ontwikkelingslanden en zich steeds hoger opstapelende
internationale schuldenproblemen. Jaren ook, die van het vertrouwen en het optimisme inzake internationale samenwerking,
waarmee op 22 juli 1944 de Final Act werd ondertekend, niet veel
overlieten.
40 jaar na Bretton Woods lijkt het internationale monetaire
stelsel terug bij af. Wat ging er verkeerd, wat waren daarvan de
oorzaken en wat zijn de mogelijke remedies? In een vijftal artikelen in deze ESB wordt de stand van zaken op internationaal
financieel-monetair terrein geanalyseerd tegen de achtergrond
van wat er veertig jaar geleden werd besloten. In twee artikelen
staan de inhoudelijke aspecten centraal – het internationale wisselkoerssysteem en de internationale liquiditeitsvoorziening -,
in twee de institutes – het IMF en de Wereldbank – en in een
slot art ikel wordt de vraag besproken of de tijd rijp is voor ,,een
nieuw Bretton Woods”.
Het is natuurlijk niet mogelijk de veranderingen in het internationale monetaire systeem aan een oorzaak toe te schrijven. De
wereld veranderde en daarmee de monetaire instituties. Maar als
er een gemeenschappelijke conclusie uit de verschillende bijdragen aan dit nummer naar voren komt, is het dat de gang van zaken op financieel-monetair gebied in de wereld in laatste instantie
niet door internationale afspraken en arrangementen wordt bepaald, maar door nationale belangen. Daar hangt het van af welke overeenkomsten er tot stand worden gebracht en welke er
stand houden of worden verbroken. Zo wordt in het artikel van
A. Szasz beschreven dat het wisselkoersregime van Bretton
Woods geen einde maakte aan de Amerikaanse betalingsbalanstekorten in de jaren zestig, maar dat in plaats daarvan de
voortdurende betalingsbalanstekorten, onder meer samenhan-
ESB 18-7-1984
gend met de financiering van de oorlog in Vietnam, een einde
maakten aan het wisselkoersregime. En in het artikel van J.A.H.
de Beaufort Wijnholds wordt het plan van Keynes gememoreerd
voor een nieuw internationaal reservemiddel, de ,,bancor” genaamd. Dit voorstel werd op de Bretton-Woods-conferentie
door de Amerikanen afgewezen, maar toen er in de jaren zestig
problemen ontstonden met de dollar als reservevaluta werd wel
besloten tot de introductie van een nieuw internationaal reservemiddel in de vorm van bijzondere trekkingsrechten (SDK’s); niet
omdat de inzichten gewijzigd waren, maar omdat de belangen
anders waren komen te liggen. lets soortgelijks geldt voor de instellingen van Bretton Woods, het IMF en de Wereldbank, zoals
in de artikelen van Th. Peelers en F. van Dam wordt beschreven.
Niet de statuten of het beleid van deze instellingen bepalen de
financieel-monetaire verhoudingen in de wereld; dat doen de
lidstaten die op grond van hun nationale belangen vaststellen
welke ruimte deze instellingen krijgen om activiteiten te ondernemen. Het is in de internationale monetaire wereld niet anders dan
op veel andere terreinen: niet de regels bepalen de orde, maar de
(gevestigde) orde bepaalt de regels.
Als deze zienswijze juist is, heeft zij ook consequenties voor
wat er verder met het internationale financieel-monetaire bestel
gebeurt. Als blijkt dat de kosten van de wisselkoersfluctuaties te
hoog oplopen, zullen de landen die daar last van hebben voorzieningen treffen om de wisselkoersstabiliteit te vergroten, voor zover deze voorzieningen niet te hoge kosten voor hun binnenlandse beleid met zich brengen. Een aantal Europese landen heeft in
dit verband reeds besloten zijn valuta’s binnen het EMS te koppelen. Zo ook mag worden aangenomen dat als de schuldenproblemen van ontwikkelingslanden een gevaar gaan vormen voor
het financiele bestel in de rijke landen, er maatregelen zullen worden getroffen om een crisis te voorkomen. Deze maatregelen blijven uit wanneer de problemen ,,slechts” op derde-wereldlanden
drukken. Interessant is het voorbeeld van Argentinie, dat met het
IMF in de clinch is geraakt over het te voeren binnenlandse beleid. In tegenstelling tot de meeste andere crediteurlanden, die na
meer of minder verzet gedwongen worden onder het juk van het
IMF te buigen 2), heeft Argentinie zich tot nu toe geen IMFbeleid laten aanmeten. De reden is niet dat er voor Argentinie andere omstandigheden gelden, maar dat dit land door de samenstelling van zijn binnenlandse produktie en export, in staat is
het IMF meer tegenspel te bieden zonder onmiddellijk in de financiele afgrond te duikelen en in de economische en politieke
chaos te belanden. Het gaat er in het internationale financiele
bestel om wie de sterkste troeven in handen heeft en de grootste
druk kan uitoefenen. Die bepaalt de regels en hoe ze worden
nageleefd.
Het is duidelijk dat er zekere gevaren aan deze constellatie kleven. Kortzichtig nationalisme en gebrek aan internationale samenwerking kunnen de overhand krijgen en de wereldeconomie
enorme schade toebrengen. Dat leert de geschiedenis van de jaren
dertig, toen elk land zich op zijn eigen houtje tegen de internationale depressie en de massale werkloosheid probeerde te verdedigen door de problemen op anderen af te wentelen (,,beggar my
neighbor”). Men stortte zich in een devaluatiewedloop, er allerlei protectionistische maatregelen en internationale deviezenrestricties staken de kop op, met als enige resultaat dat de economische oorlogvoering steeds verder escaleerde. In 1939, vlak
voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog, was de chaos op
internationaal monetair en economisch gebied compleet. Zonder
twijfel heeft dit bijgedragen tot de nationale verarming en de internationale agressie, die in een aantal landen een vruchtbare
voedingsbodem bleken te bieden voor de opkomst van het
fascisme.
Dezer dagen worden de visie en vastberadenheid herdacht van
degenen die in Bretton Woods aanwezig waren en er in slaagden
orde in de monetaire chaos te scheppen. Maar in wezen vereist
het meer visie en meer vastberadenheid om het zover niet te laten
komen. De opdracht is ,,een nieuw Bretton Woods” overbodig
te maken.
L. van der Geest
1) IMF Survey, 2 juli 1984.
2) Zie b.v. de recente rede van de managing director van het IMF, J.
de Larosiere, Does the Fund impose austerity?, IMF, juni 1984.
633