De Grauwe
De Hollandse
ziekte van
Belgie
In de Internationale economische literatuur is de ,,Dutch disease” een begrip
geworden. Waarover gaat het? De Hollandse ziekte ontstaat wanneer een land
een groot geschenk krijgt van de rest van
de wereld. Nederland bij voorbeeld beschikt over relatief veel aardgas. De prijs
van energie stijgt zodat Nederland onverwacht een meerwaarde realiseert op
haar bestaande gasreserves. Deze transfer vanuit de rest van de wereld wordt,
zoals het past, doorgespeeld (langs het
overheidsbudget) aan de Nederlanders.
Het grootste deel wordt geconsumeerd,
en wordt besteed of wel aan importgoederen of wel aan binnenlandse goederen
en diensten. Dit laatste doet dan prijzen
en lonen stijgen. En hier komt het venijn:
de hogere kosten zetten de open sector
(de industrie) onder druk; winstmarges
krimpen in en een proces van de industrialisatie zet zich in beweging. Het geschenk vanuit de rest van de wereld blijkt
dus vergiftigd te zijn. Het hoeft ook niet
noodzakelijk altijd op dezelfde manier
zijn venijn door de economie te verspreiden. Zo kan het land op het moment van
de transfer zijn munt laten apprecieren
(bij voorbeeld het Verenigd Koninkrijk).
De symptomen van de ziekte zullen hier
echter van gelijke aard zijn. De industrie’le (open) sector wordt ook hier
onder druk gezet.
Deze Hollandse ziekte moet uiteraard
niet gedramatiseerd worden. Immers, de
keerzijde is dat ze toelaat evenveel te
consumeren en minder te werken. Een
probleem onstaat alleen als deze potentiele welvaartstoename.niet gelijkmatig
verdeeld kan worden over de bevolking.
Wat heeft dit nu met Belgie te maken?
Belgie beschikt over weinig energiereserves, maar wel over een relatief grote voorraad goud (zoals Nederland trouwens).
De enorme prijsstijgingen van de jaren
zeyentig (die belangrijker waren dan de
olieprijsstijgingen) betekenen voor een
land als Belgie (en Nederland) een belangrijk geschenk vanuit het buitenland.
Het kwantitatief belang van dit geschenk
voor Belgie wordt gei’llustreerd door de
label.
Een nog meer significante statistiek is
de yolgende: de goudmeerwaarde gerealiseerd door Belgie in de periode
1973-1980 was ongeveer even groot als
ESB 17-2-1982
Tabel. Goudvoorraad per capita (in
dollars)
1970
Zwitserland
Belgie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1980
115
158
111
2.380
70
54
Verenigd Koninkrijk . . . . . . . . . . .
25
14
445
248
de cumulatieve meerkosten van de invoer van ruwe olie gedurende die jaren.
Met andere worden, de ruilvoetverslechtering voortvloeiend uit de olieprijsstijging werd gedurende deze periode bijna
volledig gecompenseerd door de extra
winst ten gevolge van de snelle goudprijsstijging.
Zolang deze goudmeerwaarden niet
werden aangewend, was het gevaar voor
een variant op de Hollandse ziekte niet
evident. Het bestaan van een dergelijk
onbenut vermogen oefent echter een
voortdurende verleiding voor de politieke gezagdragers. In sommige landen
(Zwitserland bij voorbeeld) werd aan
deze verleiding weerstaan. In Belgie zijn
de gezagdragers bezweken. Het moet
toegegeven worden dat een slordige
B.fr. 700 mrd. dat zomaar als manna uit
de lucht is gevallen, niet gemakkelijk onberoerd wordt gelaten.
Het Belgische goudmanna werd dan
ook aangesproken, niet door het goud te
verkopen, wel door te verpanden. Dit
werd reeds voor twee derden gerealiseerd
door het opnemen van buitenlandse
schulden (bijna B.fr. 500 mrd.).
De Belgische variant van de Hollandse
ziekte ziet er dus als volgt uit: de grote
goudmeerwaarden gerealiseerd gedurende de jaren zeventig worden nu (1980)
systematisch uitgedeeld aan de bevolking. Dit gebeurt door de budgettaire
tekorten te laten aangroeien en deze te
financieren met buitenlandse leningen
waarbij de grote Belgische goud voorraad
als impliciete onderpand fungeert. Deze
politick heeft het mogelijk gemaakt dat
de Belgen hun consumptieniveau op peil
konden houden ondanks de ruilvoetverslechtering ingetreden in 1979-1980 ten
gevolge van de olieprijsstijging.
Deze politick laat het ook toe de Belgische frank op een hoger niveau te houden dan anders het geval zou zijn, en versterkt hierdoor de tendensen tot de-industrialisatie. Met andere woorden, het
grote goudmanna heeft van de Belgische
frank een technisch sterke munt gemaakt, in die zin dat het de Nationale
Bank toelaat de frank te blijven verdedigen ondanks de groeiende speculatieve
druk.
Kon de ontwikkeling van deze Hollandse ziekte vermeden worden? Moeilijk! Want zelfs bij het niet aanwenden
van de goudmeerwaarde, blijft het een
objectief gegeven dat een land hiervan
geniet, zijn vermogen heeft verhoogd, en
dat dit in de toekomst kan worden aangewend. Dit gegeven bei’nvloedt de evenwichtskoers van de munt en zal bijna onvermijdelijk de munt sterker maken. Het
voorbeeld van Zwitserland waardegoudmeerwaarde het meest spectaculair was,
illustreert dit verschijnsel. Een land kan
echter zijn toegenomen rijkdom op veel
verschillende wijzen aanwenden. Zo kan
deze bij voorbeeld gebruikt worden om
investeringen te verrichten of, zoals in
Belgie, om zuiver consumptieve bestedingen mogelijk te maken. In dit laatste
geval is de goudrijkdom vlug verspeeld.
Het Belgische goudmanna is dan ook
niet anders dan een tijdelijke euforie.
Zodra deze voorbij is, moeten de harde
aanpassingen geschieden om de permanente ruilvoetverslechteringen die voortvloeien uitde olieprijsschok, het hoofd te
kunnen bieden.
163