Zoeterminder
Aute ur(s ):
Schreuder, H. (auteur)
Directeur Corporate planning and development b ij DSM te Heerlen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4082, pagina 947, 20 november 1996 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
onderw ijs, scholing
In mijn vorig leven heb ik de zegeningen van het Zoetermeerse onderwijsbeleid mogen meemaken vanuit een positie in het hoger
onderwijs. Jarenlang heb ik daar aan den lijve ondervonden hoe de Zoetermeerse drift tot ‘productie van beleid’ bestuurlijke olifanten
en inhoudelijke muizen baarde. In talloze commissies heb ik mogen meedenken hoe voor mijn studierichting c.q. universiteit c.q.
faculteit de schade van een nieuw Zoetermeers initiatief beperkt gehouden kon worden. Dit was niet het motiverendste deel van mijn
taken. Te weinig heb ik toen echter beseft dat het hoger onderwijs de minister op die wijze zodanig krachtig tegenspel biedt, dat deze
onderwijssector waarschijnlijk het mìnst te lijden heeft van de Zoetermeerse regeldrift.
Sinds enige jaren ben ik op twee manieren betrokken bij het middelbaar onderwijs: als ouder van een middelbare scholier en als
bestuurslid van een school. Vanuit die posities is al gauw duidelijk geworden dat het middelbaar onderwijs te lijden heeft onder een
continu ‘beleidsbombardement’ waar alleen de allervitaalsten niet inmiddels murw van geworden zijn. In NRC Handelsblad van 26
augustus j.l. wees Bomhoff op de overeenkomst tussen de Zoetermeerse organisatieprincipes en die uit “het Stalinistische Rusland van
de twintiger jaren”. Ik vrees inmiddels dat hij gelijk heeft. Wij hebben in Nederland een centraal geleid onderwijsstelsel.
Ons centraal geleide onderwijsstelsel gaat ervan uit dat het onderwijs het beste vanuit één centraal punt (Zoetermeer) vorm gegeven kan
worden. Daarbij is uniformiteit het leidende beginsel. Zo is in 1993 door Wallage de basisvorming ingevoerd voor de hele onderbouw
van het middelbaar onderwijs. Dezelfde 15 verplichte vakken, dezelfde collectieve toets voor alle leerlingen van vbo tot vwo. Natuurlijk
was die toets voor sommigen (vbo) systematisch te zwaar en voor anderen (vwo) systematisch te licht. De toets wordt dus ook weer in
1998 afgeschaft. Jaren van voorbereiding en implementatie voor niets. Natuurlijk is het ook een utopie te denken dat gelijkvormig
onderwijs en hetzelfde lesmateriaal inspirerend kan zijn voor alle leerlingen, ongeacht hun aanleg en achtergrond.
Ons centraal geleide onderwijsstelsel kent, evenals het vroegere Russische, een stevige ideologische component. Het vak Verzorging is
verplicht onderdeel van de basisvorming geworden door ideologische eenkennigheid, gekoppeld aan politieke drammerigheid. Dezelfde
mentaliteit bestrijdt gymnasia waar dat maar kan. Intellectuele elitevorming moet zo lang mogelijk worden onderdrukt. Onderdeel van het
centrale geloof is ook het onbegrensde vertrouwen in de voordelen van schaalvergroting. Een enorme fusiegolf van scholen is op gang
gebracht met als doel de vorming van grote ‘brede scholengemeenschappen’ (weer: van vbo tot en met vwo). Iedere gedachte dat
schooltypen hun eigen cultuur hebben is Zoetermeer blijkbaar vreemd. Ook bestaat er blijkbaar geen vermoeden van het bestaan van
schaalnadelen in het onderwijs. De menselijke maat en de betrokkenheid raken zoek in die grote, anonieme eenheden. Toch is de
Zoetermeerse drang naar schaalvergroting wel begrijpelijk: het is de enige manier waarop een centrale instantie de schijn van
overzichtelijkheid van ‘het veld’ kan bewaren.
Centrale bureaucratie roept vervolgens regionale bureaucratie op. Zo vallen vele Limburgse scholen nu onder een regionale
onderwijsorganisatie, die maar liefst drie bureaucratische lagen boven de school meebrengt. Tel daarbij de buitenproportionele invloed
van de onderwijsbonden als gevolg van allerlei politieke ‘afruilen’, en u kunt een vermoeden krijgen van de stroperigheid waarmee de
goedwillende schooldirectie wordt geconfronteerd. De effecten van dit alles zijn bekend van andere centraal geleide stelsels. Zo stemt
het volk met de voeten, waar dat nog kan. ‘Smalle’ scholen zijn gewild en de uitgedunde gymnasia hebben zelfs hun marktaandeel nog
weten te vergroten. Het zou mij niet verbazen als in de grensstreek met België niet alleen de uitgelote medicijnenstudenten, maar ook de
middelbare scholieren gaan uitwijken.
Binnen de scholen neemt het cynisme toe. Zoetermeer schuift het wachtgeldprobleem van zich af door te wijzen op de toenemende
vergrijzing. Maar wie is dan verantwoordelijk voor een stelsel waarbij leraren overbodig worden in doorgeschoten fusies en ontslagen
worden op basis van het lifo-stelsel? Wie is verantwoordelijk voor een stelsel waarbij de overgeblevenen hun collega’s en hun leerlingen
steeds minder kennen? Welke schooldirectie kan nog uitleggen dat de ‘lump sum financiering’ die budget-neutraal zou worden
ingevoerd, bij alle scholen die men kent tot tekorten en verdere bezuinigingen zal leiden? Zoals in alle centraal geleide stelsels is “they
pretend to pay us and we pretend to work” het onontkoombare dode spoor.
Uiteindelijk bezwijkt zo’n stelsel onder zijn eigen gewicht. Helaas zijn in Nederland daar ook al de eerste tekenen van zichtbaar geworden,
nu scholen afstevenen op het faillissement. Uiteraard zullen de eerste gevallen, zoals altijd, aan mismanagement worden geweten (van
het lokale niveau!). Maar kijkt u er niet vreemd van op als het wachtgeldprobleem blijft toenemen en meer scholen failliet dreigen te gaan.
Nog meer geld of regels naar het onderwijs dragen, zal geen oplossing zijn. De oplossing moet zijn om de centrale wurggreep op ons
middelbaar onderwijs te verminderen. De oplossing is niet Zoeterméér, maar Zoeterminder.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)