Vrijhandel is niet zaligmakend
Aute ur(s ):
Jaarsma, A.A. (auteur)
De auteur is directeur internationaal sociaal-economisch beleid van de landb ouw-organisatie LTO-Nederland te Den Haag.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4092, pagina 110, 5 februari 1997 (datum)
Rubrie k :
Discussie
Tre fw oord(e n):
ontw ikkelingseconomie
Ondanks de handelspreferenties en de hulp die met van het Verdrag van Lomé is gegeven, is de relatieve positie van de deelnemende
ACS-landen (Afrika, Caribisch gebied en Stille Oceaan) ten opzichte van andere ontwikkelingslanden verslechterd. Tekenend is dat
het aandeel van de ACS-export op de EU-markt in de periode 1976-1994 daalde van 6,7% naar 2,8% . Weinig of geen
handelsbelemmeringen zijn dus geen garantie voor groeiende exportmogelijkheden en meer welvaart.
Bij het zoeken naar oorzaken hiervan is het interessant om te kijken naar de landbouw. Veel van de ACS-landen zijn immers overwegend
(kleinschalig) agrarisch. Internationale handelsafspraken zijn van grote invloed op het landbouwbedrijf. Maar nergens ter wereld kunnen
boeren aan het spel van vrijhandel worden overgeleverd. Omdat het weer en dus opbrengsten en inkomsten altijd onzeker zijn, hebben
agrariërs overal in de wereld in de eerste plaats belang bij zekerheden en consistentie in beleid. De structuur en het productieproces in de
grondgebonden landbouw (seizoensafhankelijkheid en geringe prijselasticiteit) nopen in alle landen en alle werelddelen tot een vorm van
specifiek landbouwbeleid.
Bij het landbouwbeleid in de ontwikkelingslanden is tot nu toe alleen maar aandacht geweest voor de productie (groene revolutie), en
niet voor de welvaart en het welzijn van de boer. Ook het Verdrag van Lomé is gericht op de overheden, niet op de bevolking en
samenleving in de betreffende landen. De nadruk ligt daarbij tevens op de mogelijkheid van vrije import van landbouw(bulk)producten
die de Europese industrie nodig heeft. Verwerking van deze producten in de ACS-landen zelf wordt niet gestimuleerd. De import van
verwerkte producten in de EU wordt bemoeilijkt. De echo van het koloniale verleden klinkt na in de Lomé-verdragen.
Een gevaar van snelle handelsliberalisering ligt in de mogelijke gevolgen voor de structuur van de agrarische bedrijven en daarmee van
de gezinnen. Door vrije export zullen eerder grootschalige bedrijven ontstaan en zullen de kleinere bedrijven in de ontwikkelingslanden
eerder verdwijnen. Als bovendien verwerking van de producten niet daar plaatsvindt, komt er geen vervangende werkgelegenheid voor
in de plaats. Een ander probleem ontstaat, als vrijhandel gepaard gaat met inconsequent beleid. Zo heeft de gesubsidieerde rundvleesexport van de Europese Unie naar West-Afrika de boeren daar in grote problemen gebracht en de traditionele handelsrelaties tussen
Afrikaanse landen onderling drastisch gewijzigd.
Vrijhandel behoort daarom niet het kernpunt te zijn voor het vervolg op Lomé. Niet dat we als landbouworganisaties tegen meer handel
zijn, integendeel. Wij zijn echter beducht voor vrijhandel als medicijn tegen alle kwalen. De werkelijke problematiek en de
beleidsinconsequenties worden vaak met termen als vrijhandel en liberalisering verdoezeld. Armoede en problemen op het gebied van
arbeidsnormen en milieu worden er niet vanzelfsprekend mee opgelost. Bovendien moeten die lasten breed gedragen worden, en niet
door één beroepsgroep. Handelsbelangen mogen niet gaan boven de agrarische belangen hier en in de ontwikkelingslanden.
In het EU-beleid moeten welvaart en welzijn van de mensen op het platteland in de ontwikkelingslanden centraal komen te staan. Daarbij
zal veel meer sprake moeten zijn van maatwerk. Uitgangspunten zijn dan de mogelijkheden en belemmeringen van de
ontwikkelingslanden zelf. Eén element van zo’n beleid kan bestaan uit het opzetten van een databank, waarin de ontwikkelingslanden
gegevens kunnen vinden over markttoegang, handelsbelemmeringen en de handelsmogelijkheden. Gebruik kunnen maken van de
afzetmogelijkheden is iets anders dan vrije markttoegang, denk maar aan kwaliteitsnormen, de van land tot land variërende specifieke
producteisen, de phytosanitaire eisen, de verpakking en de mening van consumenten. Een databank kan dan leiden tot bilaterale,
multilaterale of regionale overeenkomsten, die gericht inspelen op de problematiek van de afzonderlijke landen en de belangen van de
producenten. Voor zichzelf heeft de EU al zo’n ‘markttoegangsbank’, het zou een fraai voorbeeld van hulp zijn als de EU nu ook anderen
wegwijs wil maken in de eigen, soms ondoorgrondelijke, wegen van het handelsrecht.
Tot nu toe is in het Verdrag van Lomé weinig aandacht besteed aan de rol van sociaal-economische belangengroepen, zoals werkgevers,
agrarische organisaties en vakbonden. Het EU-beleid is teveel op de overheden van de ACS-landen gericht geweest. Belangengroepen
uit de ACS-landen hebben er op aangedrongen dat zij vanuit de EU meer steun krijgen en gehoord worden. Hierbij zal ook een nauwere
samenwerking moeten ontstaan met EU-organisaties. Zo kan het Lomé-verdrag na het jaar 2000 een bredere inhoud krijgen, en worden
ontdaan van het vrijhandelsimago dat nu de boventoon voert.
Teveel komt immers de vraag naar voren of een volgend Verdrag van Lomé wel genoeg ruimte aan de handel zal geven. Belangrijker is
echter de vraag hoe agrarische producenten en de niet-agrarische bevolking zullen profiteren van grotere exportmogelijkheden en de
hulp die wordt gegeven. In ieder geval moet worden voorkomen dat de landbouwers in de Lomé-landen alleen maar grondstofleverancier
voor de wereldmarkt worden. In een volgend Lomé-verdrag zal daarom veel meer de nadruk moeten liggen op de stimulering van
verwerking van producten in die landen zelf. De financiering daarvan is een belangrijk aandachtspunt naast informatie, communicatie en
onderwijs. Daarbij zal een intensieve samenwerking tussen vrouwen-, boeren-, werknemers- en werkgeversorganisaties in de Lomélanden en in de EU positief kunnen werken.
Thema: de agenda voor het ontwikkelingsbeleid
Zie ook de artikelen:
Out of Africa?
Regionalisering volgens Lomé
Het verdrag van Lomé
Wat moeten we met Lomé?
Handel en hulp tussen Europa en Afrika
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)