Ga direct naar de content

Out of Africa?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 5 1997

Out of Africa?
Aute ur(s ):
Kuyvenhoven, A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4092, pagina 101, 5 februari 1997 (datum)
Rubrie k :
Redactioneel
Tre fw oord(e n):
ontw ikkelingseconomie

Discussies over Afrika’s economische toekomst zijn zelden opgewekt van toon. Het recente verleden geeft daar ook wel enige
aanleiding toe. Had Afrika beneden de Sahara in de jaren zestig een twee maal zo hoog inkomen per hoofd van de bevolking als Azië, in
de jaren negentig hebben de landen van Zuid-Azië dit verschil ruimschoots goed gemaakt en heeft Oost-Azië het zwarte continent ver
achter zich gelaten. Een kwart eeuw stagnatie in de welvaartsontwikkeling, dat wil zeggen achteruitgang van de welvaart per hoofd,
heeft Afrika aanzienlijk teruggeworpen. Van de vijftig armste landen ter wereld gemeten volgens de VN Human Development Index
liggen er thans zo’n veertig in sub-Sahara Afrika.
Landbouw en voedselvoorziening, traditioneel de sterke sectoren in de overwegend rurale Afrikaanse economie, illustreren deze
zorgelijke ontwikkelingen als geen andere sector. Vanaf de jaren zestig stagneert de voedselproductie per hoofd, in de loop van de
periode 1970 tot 1985 daalt ze voortdurend, waarna weinig herstel optreedt. Als gevolg hiervan ligt de voedselproductie per hoofd in
Afrika nu 12% lager dan in 1960; in Azië ligt die maar liefst 70% hoger. Afrika voert, ook los van noodhulp, op steeds grotere schaal
voedsel in, commercieel zowel als gift. Hulp financiert in veel landen een ruim deel van het overheidsbudget en de invoerrekening. Afrika
profiteert maar weinig van de in de jaren negentig sterk toegenomen stroom aan buitenlandse investeringen; slechts zo’n 3% bereikt subSahara Afrika, voornamelijk in de mijnbouw. Afrika’s aandeel in de wereldhandel is van ruim 4% twintig jaar geleden tot 1,5%
ineengeschrompeld.
Afrikaanse landen ontwikkelen zich dus in een laag tempo. In een recente studie hebben de Harvard economen J. Sachs en A. Warner
berekend welke factoren verantwoordelijk zijn voor de trage groei van de Afrikaanse economieën 1:
» excessief protectionisme en afkerigheid van een open en vrij handelssysteem heeft de jaarlijkse groei per hoofd met zo’n 1,8%
vertraagd;
» lage besparingen, deels van de overheid zelf, deels als gevolg van onevenwichtig macro-beleid, hebben jaarlijks 1,9% groei gekost;
» binnenlandse marktverstoringen, onvoldoende decentralisatie en ontmoediging van private eigendom zijn verantwoordelijk voor 0,9%
lagere groei;
» meer structurele factoren als geografische kenmerken (slechte verbindingen en het afgesloten zijn van de zee), agro-ecologische
verscheidenheid en Dutch-disease nadelen van natuurlijke hulpbronnen leveren nog eens 0,5% groeiverlies op; bepaald niet het
leeuwendeel.
Er is, zo concluderen Sachs en Warner, weinig mysterieus aan Afrika’s lage groei. Standaard economische variabelen zijn goed in staat
die te verklaren, en corrigerend beleid kan jaarlijks een winst van 4,5% groei per hoofd opleveren (zoals een aantal Afrikaanse landen
inderdaad recentelijk laat zien). Afrika blijkt dus wel degelijk groeiperspectieven te hebben, perspectieven die niet tot prestaties in kunst,
amusement, mode en sport beperkt blijven.
Terecht halen de auteurs Adam Smith’s befaamde opmerking van 1755 aan: ”Little else is requisite to carry a state to the highest degrees
of opulence from the lowest barbarism, but peace, easy taxes, and tolerable administration of justice.” Een goed bestuurde burgerlijke
samenleving biedt de voorwaarden voor groei. De huidige instabiliteit heeft daarentegen niet alleen de ontwikkeling geremd, maar ook de
risico-perceptie van investeerders vergroot, zodat correctie van economisch beleid als een tweesnijdend zwaard kan werken.
Wat houden deze resultaten in voor de toekomstige Europese samenwerking met Afrika?
» Het aantal fouten dat zowel donoren als Afrikaanse overheden in het verleden hebben gemaakt is welhaast ontelbaar. Laat men dat
erkennen en met een schone lei beginnen. Schuldkwijtschelding is hier passend;
» Afrika’s comparatieve voordelen liggen in landbouw, mijnbouw en natuur- en wildparken. Beleid gericht op de stimulering van de
economische ontwikkeling, door aanleg van infrastructuur, organisatie van onderwijs, onderzoek en instituties zou op deze sectoren
gericht moeten worden;

» hulp is schaars, en het is belangrijk dat ze zo effectief mogelijk aangewend wordt. Koppel hulp daarom aan goed gevoerd beleid, en niet
aan goede bedoelingen;
» verruim de markttoegang voor Afrikaanse uitvoerproducten en associeer Afrika met de EU op basis van wederkerigheid. Zo krijgen
opkomende bedrijven in ontwikkelingslanden kansen, wordt vrijhandelsbeleid, zo royaal geëist van ontwikkelingslanden, beloond, en
wordt de stabiliteit in beleid bevorderd;
» maak een nieuw Lomé-verdrag, met afspraken over de hulp- en handelsrelatie tussen de landen van de Europese Unie en Afrika. Meer
dan het huidige verdrag moet dat flexibel zijn voor Afrikaanse landen, door keuzemogelijkheden voor hulp, handel en institutionele
samenwerking te bieden die sporen met de uiteenlopende omstandigheden in Afrika. Voorstellen hierover zijn in discussie, zoals dit
nummer van ESB laat zien.
”Winds of change” hebben Afrika opnieuw bereikt.
Thema:de agenda voor het ontwikkelingsbeleid
Zie ook de artikelen:
Regionalisering volgens Lomé
Het verdrag van Lomé
Wat moeten we met Lomé?
Handel en hulp tussen Europa en Afrika
Vrijhandel is niet zaligmakend

1 J.D. Sachs en M. Warner, Sources of slow growth in African economies, Development discussion paper, nr. 545, Harvard Institute for
International Development, 1996.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur