Ga direct naar de content

Regionalisering volgens Lomé

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 5 1997

Regionalisering volgens Lomé
Aute ur(s ):
Emmerij, L.J. (auteur)
Special adviser to the president’ van de Inter-American Development Bank te Washington.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4092, pagina 103, 5 februari 1997 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
ontw ikkelingseconomie

Het verdrag van Lomé is een overeenkomst tussen Europese landen en hun ex-koloniën in vooral Afrika. Het is een voorbeeld van
regionalisering. Waar mondialisering plaatsvindt doordat particuliere bedrijven zich transformeren tot mondiale bedrijven, gebeurt
regionalisering op initiatief van de regeringen, dus van de publieke sector. De Europese Unie, bijvoorbeeld, is het resultaat van een
plechtige bijeenkmst in Rome in maart 1957 waar zes minsters van Buitenlandse Zaken hun handtekening onder een document
zetten. Hetzelfde geldt voor andere regionale overeenkomsten, zoals Nafta (tussen landen in Noord- en Zuid-Amerika) en Mercosur (in
Zuid-Amerika).
Met Nafta en Mercosur hebben we onmiddellijk twee verschillende vormen van regionalisering te pakken. De eerste (Nafta) is een vorm
van ‘Noord Zuid’-regionalisering (het feit dat Mexico per vergissing en onder druk van de Verenigde Staten lid is geworden van de OESO
doet hier niets aan af); de tweede (Mercosur) is een ‘Zuid Zuid’-regionaliseringsvorm van verwante economieën. Beide vormen van
regionalisering hebben veel meer te maken met handel en investeringen, dan met ontwikkelingshulp. Lomé daarentegen is een regionale
overeenkomst tussen Noord en Zuid, die meer met hulp dan met handel en investeringen van doen heeft.
Er wordt soms een tegenstelling gemaakt tussen mondialisering en regionalisering. Maar regionalisering, vooral die van verwante
economieën, kan en behoort, een opstapje te zijn naar mondialisering. Mondialisering is immers niet op ieder moment voor ieder land
gunstig. Men beweert te gemakkelijk dat mondialisering onvermijdelijk en positief is. Onvermijdelijk misschien, maar positief is het eerder
voor de sterkere landen dan voor de zwakke. De timing van liberalisering van kapitaal- en handelsstromen (een integraal onderdeel van
mondialisering) is iets dat totaal onderbelicht blijft. Liberalisering ‘hier en nu’ kan rampzalig uitpakken voor landen in een netelige
economische situatie. Er zou bijvoorbeeld geen ‘Oost- Aziatisch mirakel’ zijn geweest indien die landen hun economie in een vroeg
stadium hadden geliberaliseerd. Zuid-Korea liet zijn wisselkoers niet afhangen van de marktkrachten, maar zette hem vast, om export te
stimuleren en invoer af te remmen. Na de Meiji-revolutie voerde Japan geen buitenlandse banken in, maar buitenlandse bankiers. Nadat
de Japanners het vak geleerd hadden werden de bankiers bedankt en naar huis gestuurd.
Het probleem is, dat enerzijds het te vroeg opengooien van alle grenzen en luiken een gevaar inhoudt, en anderzijds het afschermen van
de concurrentie op de wereldmarkt evenmin positief is. Regionalisering van verwante economieën kan een manier zijn om een
ontwikkelingsregio de tijd te geven zich sterk genoeg te maken, om op een later tijdstip de Noordelijke stormen van de mondialisering
niet alleen te weerstaan, maar er ook robuuster van te worden. Dat geldt echter niet noodzakelijk voor de eerstgenoemde vorm van
‘Noord Zuid’- regionalisering (die van de Nafta), want dat is een vorm van regionalisering die de Noordwester in zich draagt die, wanneer
ze zich te vroeg ontlaadt, negatieve effecten kan hebben voor de zwakke component.
Het geldt eveneens nauwelijks voor de andere vorm van ‘Noord Zuid’-regionalisering, die van Lomé, want daarin zit te veel een
afhankelijkheidsrelatie ingebakken die de zuidelijke regio sterker noch onafhankelijker maakt. En dit ondanks het feit dat Lomé een
interessant experiment was toen het meer dan twintig jaar geleden begon. Lomé kan worden gezien als het begin van een
ontwikkelingscontract, een verdrag met rechten en plichten. Lomé omhelst meer dan alleen ontwikkelingshulp. Het heeft zelfs een
stabilisatiefonds om schommelingen in prijzen van exportproducten op te vangen. Maar dat is allemaal te kleinschalig, te weinig, dikwijls
te laat en met onvoldoende wederkerigheid (zo is de uitvoer van landbouwproducten naar EU-landen sterk beperkt). Het gebrek aan
wederkerigheid in vrijhandel is dus ten gunste van de sterkere partner! Dit alles weerspiegelt zich onder meer in dalende marktaandelen
van de exporten van Lomé-landen. Natuurlijk kan men niet beweren dat het gebrek aan exportdiversificatie en -dynamiek alleen maar te
wijten is aan Lomé, maar het is duidelijk dat deze derde vorm van regionalisering niets heeft gedaan om deze negatieve ontwikkeling
tegen te gaan.
De uitdaging voor wat wij de vierde vorm van regionalisering zullen noemen, is het opzetten van een regionale Noord-Zuid relatie die de
zuidelijke poot klaarstoomt om de mondialisering met goed gevolg aan te kunnen. Hoe zou dit kunnen gebeuren? Door een waar
ontwikkelingscontract op te stellen. Dit houdt onder meer in:
» consistentie in het internationale economische beleid, dus tussen maatregelen op het gebied van handel, investeringen, landbouw,
technologie en ontwikkelingssamenwerking;
» open grenzen voor handel, met selectieve uitzonderingen ten gunste van de zwakke component in plaats van andersom;
» het stellen van grenzen aan de coruptie en aan bepaalde regeringsvormen;

» hulp om dit alles te bevorderen en een einde aan de hulp te bewerkstelligen.
Indien dit te veel van het goede is, zou ik aanraden Lomé te ontbinden. De Afrikanen kunnen dan de tweede regionaliseringsvorm
nastreven. Een ‘All African Union” zou het beste alternatief voor Lomé zijn.
Thema: de agenda voor het ontwikkelingsbeleid
Zie ook de artikelen:
Out of Africa?
Het verdrag van Lomé
Wat moeten we met Lomé
Handel en hulp tussen Europa en Afrika
Vrijhandel is niet zaligmakend

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur