Ga direct naar de content

Van joint ventures naar contracten

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 6 1995

IVAarkt en strategic

Van joint
ventures
naar
contracten
Technologische samenwerking tussen
ondernemingen neemt toe. Daarbij
komen tijdelijke contracten steeds
meer in de plaats van joint ventures.
In dit artikel wordt ingegaan op een
aantal ontwikkelingen die in de afgelopen 25 jaar hebben plaatsgevonden
op het terrein van technologie-allianties van private ondernemingen. Het
empirisch materiaal, dat betrekking
heeft op zowel nationale als internationale samenwerking, is ontleend
aan de Merit-CATI databank, waarvan
een korte beschrijving wordt gegeven
in het kader op de volgende bladzijde.

Strategische technologicallianties
Figuur 1 toont het aantal nieuwe, jaarlijks gevormde, Strategische technologie-allianties gedurende de periode
1970-1993. Hier zien wij een duidelijke groei van het aantal nieuwe samenwerkingsverbanden, waarbij de
groei vooral plaats vindt is de tweede
helft van de jaren tachtig en het eerste deel van de jaren negentig.

In de periode 1970-1980 steeg het
aantal nieuwe allianties in de zogenaamde kern-technologieen (informatietechnologie, biotechnologie en
nieuwe materialen) van iets meer dan
10 samenwerkingsverbanden in 1970
tot meer dan 140 nieuwe allianties in
1980. In 1985 was het aantal in dat
jaar gevormde allianties al gestegen
tot ongeveer 370. Het aantal nieuwe
samenwerkingsverbanden in kerntechnologieen steeg tot bijna 400 in
1988. Daarna daalde het aantal tot onder de 300. Gedurende de jaren negentig zien we weer een toegenomen
groei van het aantal allianties. Het
aantal nieuwe allianties steeg in 1993
tot boven de 430.
Bij de overige sectoren verloopt de
groei van het aantal nieuwe allianties
wat meer geleidelijk. Tot 1979 was
het aantal nieuwe allianties in deze
sectoren groter dan die in de kerntechnologieen. Sinds die tijd is het
aantal Strategische technologie-allianties in de overige sectoren beduidend
kleiner gebleven. Vanaf het begin
van de jaren tachtig was er een jaarlijkse groei van het aantal nieuwe
allianties van tussen de 70 en 150
samenwerkingsverbanden met een
duidelijke pick in 1989 toen er 220
allianties werden gevormd.

Redenen voor samenwerking

Hoewel het, gegeven de beperkte
tijdspanne, moeilijk is de fluctuaties
in het hier boven geschetste groeiproces te verklaren, is het wel mogelijk een tentatieve verklaring te geven.
Er zijn een aantal redenen voor
technologie-samenwerking te onderscheiden. Een eerste groep van redenen zijn de toegenomen complexiteit
van nieuwe technologieen, het sectoroverschrijdende kaFiguur 1. Groei van bet aantal nieuwe strategiscbe
rakter ervan en het
technologic allianties
nastreven van
kruisbestuiving
600— Totaal
van verschillende
— — — – Kern technologleen
wetenschappelijk
500-1 ••••disciplines. Het
gaat hier bij voorbeeld om relatie
tussen materialenkennis, elektronica
en scheikundige
kennis, die de nauwe samenwerking
verklaart. Zelfs de
grootste multinatio1970
1972 1974 1976 1978 I960 1982 1984
1
nale en multidivisione ondernemin-

gen schieten te kort als het gaat om
het in huis hebben van alle mogelijke
wetenschappelijke en technologische
combinaties.
Een enigszins vergelijkbare verklaring voor samenwerking is de noodzaak om de technologische ontwikkelingen voortdurend in de gaten te
houden en te benutten. Een belangrijke factor die hier een rol speelt is de
verkorting van de periode tussen
uitvinding en markt-introductie van
nieuwe produkten en de verkorte
levenscyclus van veel produkten.
Vroegtijdige signalering van nieuwe
ontwikkelingen is van levensbelang.
In dit verband wordt ook vaak gewezen op de reductie van onzekerheid.
Tenslotte, worden allianties veelal
genoemd in het kader van het gezamenlijk creeren van nieuwe markten
en het verbreden van het produktassortiment.
Het blijkt dat een tweetal groepen
van samenhangende factoren het
groeiproces in belangrijke mate verklaren: in de nieuwe kern-technologieen zijn vooral de technologische
complementariteiten en de noodzaak
tot het versnellen van het innovatieproces van belang, markttoetreding
en kostenbeheersing hebben een groter belang in technologisch minder
geavanceerde sectoren1.
Financiele motieven voor samenwerking blijken slechts in beperkte
mate een doorslaggevende rol te spelen. Dit motief voor samenwerking
speelt bij voorbeeld in de biotechnologie-sector waar kleine researchintensieve ondernemingen vaak een
gebrek aan cash flow hebben.

Vormen van samenwerking
Joint ventures
Met name in de jaren zeventig en
tachtig waren joint ventures populair.
Joint ventures ontstaan door een combinatie van economische belangen
van ten minste twee ondernemingen
in een gezamenlijke dochter-onderneming. Uit onderzoek is echter gebleken dat de activiteiten van ongeveer
50% van de joint ventures binnen vijf
jaar zijn beeindigd of dat deze voiledig zijn overgenomen door een van
1. Zie J. Hagedoorn, Understanding the rationale of strategic technology partnering:
inter-organizational modes of cooperation
and sectoral differences, Strategic Management Journal, 1993, biz. 371-385.

contractant die samenhangen met de
geringe opbrengsten van de bijbehorende licentie-overeenkomsten en
het veelal zeer tijdelijke karakter van
de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende opbrengsten.
Een interessant onderzoeksonderwerp is wanneer men voor welke
samenwerkingsvorm kiest .Verschillende analyses wijzen op het verband
tussen de stabiliteit van marktverhoudingen, de turbulentie van technologische ontwikkelingen, de technologische intensiteit van sectoren en de
mate waarin joint ventures of contractuele vormen de samenwerking
tussen ondernemingen domineren.
Hoogwaardige sectoren – die overigens ook vaak turbulent zijn – wor-

de partners . Verschil van inzicht

over de doelstelling, onduidelijkheid
over afspraken, het streven naar controle door een van de partners, wantrouwen bij het delen van vertrouwelijke informatie en bedrijfsculturele
verschillen worden veelal genoemd
als oorzaken voor het mislukken van

joint ventures.

Contractuele samenwerking
Gedurende de afgelopen decennia is
contractuele samenwerking een alternatief geworden voor de joint venture. Bij deze samenwerkingsverbanden gaat het om het delen van
technologische kennis of het verrichten van R&D door twee of meer ondernemingen in projecten waarin beide partners financiele middelen en
menskracht inbrengen. Een bijzonder
vorm van dergelijke contractuele
samenwerkingsverbanden is het
researchcontract, waarbij een, meestal grote onderneming een deel van
zijn onderzoek uitbesteedt aan een
andere onderneming, veelal een
klein research-intensief bedrijf. Voor
de contractgevende onderneming bestaan de voordelen met name uit de
mogelijkheid om onderzoek te laten
verrichten zonder dat alle faciliteiten
zelf gefinancierd hoeven te worden.
Tegenover deze kostenbesparing
staat wel dat men het risico loopt dat
door gebrek aan interne competentie
de waarde van het contract-onderzoek verkeerd wordt ingeschat of dat
de koppeling aan de produktie nog
moeilijker wordt dan bij intern onderzoek. Voor de andere contractpartij
bestaat het voordeel vooral uit het
verkrijgen van veelal relatief grote
R&D-fondsen en de mogelijkheid om
met ervaren partners samen te werken. Er zijn ook nadelen voor deze

den gekarakteriseerd door een meer

dan evenredige voorkeur voor contractuele vormen van samenwerking.
In de technologisch minder geavanceerde sectoren kiezen bedrijven in
sterkere mate voor joint ventures3.
Figuur 2 geeft een beeld van het
geleidelijk afnemende belang van
joint ventures. Gedurende de jaren zeventig bestond ongeveer 75% van de
jaarlijks tot stand gekomen allianties

1970

1972

ESB 27-9-1995

1S76

1978

la

1984

bonden kunnen worden en waarmee
gedesaggregeerde en gecombineerde informatie kan worden gegenereerd. Tot
op heden is informatie verzameld over
ruim 7000 strategische technologie-allianties voor de periode 1970-1993.
Alleen die allianties die, tenminste
gedeeltelijk, betrekking hebben op
technologie-overdracht of gezamenlijke
R&D worden in het bestand opgenomen. Voor ondernemingen worden
standaardgegevens als aantal werknemers, omzet, winst, mate van diversificatie, R&D-uitgaven, aantal patenten,
vestiging van hoofdkantoor, e.d. verzameld. De voornaamste bronnen zijn:
dagbladen en tijdschriften, boeken, en
met name gespecialiseerde technische
tijdschriften, die ieder een sector of een
veld van technologic belichten. Verder
zijn jaarverslagen, de Financial Times
jaarboeken en Dun & Bradstreet’s Who
Owns Whom gebruikt voor informatie
over ondernemingen en de relevante

eigendomsverhoudingen.

kelingen, de complementariteit van
oorspronkelijk verschillende velden
van wetenschap en technologie en
de noodzaak voor ondernemingen
om sneller te leren zijn belangrijke reden voor strategische samenwerking.
Daarnaast kan ook het gezamenlijk

allianties gedurende afgelopen jaren

betreden van markten een drijfveer
zijn.

Conclusie
1980

de bestanden bevat die met elkaar ver-

de jaren tachtig is het aandeel van de
contractuele vormen van samenwerking gestegen van 40% gedurende
een deel van de jaren tachtig tot ongeveer 70% in het begin van de jaren
negentig. Met andere woorden, met
de groei van het aantal technologie-

ToSs/
Kern IBchnologteen
Overige velden
1974

De ‘Cooperative Agreements and Technology Indicators’ (CATI) databank is
een relationele database die verschillen-

uit joint ventures. Sinds het begin van

zien wij tevens een verandering in de
vorm van samenwerking.
Zoals hierboven vermeld blijkt uit
eerder onderzoek dat contractuele samenwerkingsvormen vooral gekozen
worden in de technologisch hoogwaardige sectoren, en joint ventures
in de minder
hoogwaardige
Figuur 2. Aandeel joint ventures in strategiscbe technologie-alttanties
sectoren. Dit verklaart ook waarom het aandeel
van joint ventures
gedurende de
jaren tachtig zo
opvallend hoog is
gebleven in de
categoric ‘overige
sectoren’.
————
—— — ………….

De Merit-CATI-databank

1986

191

De snelheid van
de huidige technologische ontwik-

De joint ventures, eens de meest
prominente vorm van samenwerking,
zijn nu in belangrijke mate vervangen
door contractuele samenwerkingsprojecten. Vooral technologisch hoogwaardige velden van ondernemingsactiviteiten worden gedomineerd
door deze meer flexible organisatie-

vorm.
John Hagedoorn
De auteur is hoogleraar Internationale Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Limburg.

2. Zie S.V. Berg e.a., Joint ventures strategies and corporate innovation, Oelgeschlager, Gunn & Hain, Cambridge, 1982 en
B. Kogut, The stability of joint ventures:
reciprocity and competitive rivalry, Journal of Industrial Economics, 1989, biz.
183-193.
3. Zie J. Hagedoorn en R. Narula, Choosing organizational modes of strategic technology partnering: international and sectoral differences, te verschijnen in Journal
of International Business Studies, 1996.

Auteur