De markt ontkracht onze waarden
Het leek zo’n mooi plan. Toen ik een aantal jaar geleden de zorg voor twee kinderen (van vijf en zeven
jaar) mocht delen, besloot ik de lessen van de economic toe te passen en prijskaartjes aan goede en slechte daden te hangen. Vijftig cent voor het helpen bij
het opruimen, vijfentwintig cent voor het zonder morren uitlaten van de bond; een gulden voor ruziemaken, dertig cent voor onnodige rommel op de kamer,
enzovoort, alles in overleg met de kinderen. Tegen
beter weten van mijn vrouw in was ik overtuigd van
mijn aanpak. In dit economische systeem was ik er
immers van verschoond boeman te moeten spelen
en kwam de verantwoordelijkheid bij de kinderen te
liggen. Precies zoals het hoort.
Het begon goed. De oudste begon de kosten en
baten nauwkeurig bij te houden. De jongste werd ongekend behulpzaam en de onderlinge ruzies namen
drastisch af. Eindelijk had mijn kennis van economie
eens praktische vruchten afgeworpen. Althans zo
leek het.
Het is economen eigen om transacties in geld te
willen uitdrukken. Daar draait per slot van rekening
onze wetenschap om. Wanneer we geen prijskaartjes
zien, dan dichten we wel schaduwprijzen of transactiekosten toe. In principe zien we die prijskaartjes
graag expliciet gemaakt – zoals ik bij de transacties
met mijn twee kinderen. De meest principielen gaan
daarin tot het uiterste. Gary Becker en Richard
Posner, en vele anderen, pleiten bij voorbeeld voor
een consequente toepassing van prijzen in de rechtspraak. Een misdaad zou in hun wetboek een prijskaartje krijgen. Stel, u heeft het gemunt op mijn tas.
Zoals ik thuis, willen Becker en Posner een zodanige
prijs opleggen dat het ons beiden loont berekenend
te worden. Hun voorstel komt crop neer dat de rechter u, mocht u gepakt worden, mij de tas plus het
tienvoudige van haar waarde laat vergoeden — de
prijs van uw misdaad. Op die manier zult u de kosten en baten goed afwegen, in het licht van het risico
dat u loopt, alvorens mij te beroven. De keerzijde
van de munt is dat ik met deze regeling de kans heb
beter te worden van uw beroving. De straf komt ten
goede aan het slachtoffer, en dus niet, zoals nu, aan
de gemeenschap die de misdadiger laat boeten in de
gevangenis. De opbrengst kan zal zelfs zo groot zijn
dat ik expres opvallend met mijn tas rond ga lopen
in de hoop ervan beroofd te worden! Met dat prijskaartje krijgen wij dus de controle over onze eigen
zaken.
Met een klein beetje economisch inzicht is deze
economische benadering zeer overtuigend, vooral
omdat ze meer efficientie en grotere eerlijkheid belooft (het slachtoffer heeft er nu ook wat aan). Ze
was blijkbaar zo overtuigend, dat ik haar toepaste in
huiselijke kring. Als wetenschapper was ik evenwel
niet overtuigd. Becker en Posner konden geen gelijk
hebben, maar hoe is hun economische redenering te
weerleggen? Een beroep op transactiekosten (waar-
ESB 27-9-1995
door het moeilijk zou zijn tot een
goede prijs te komen) leek me niet
afdoende. Albert Hirschman kwam
dichter bij de waarheid met zijn argument dat met deze regeling belangrijke waarden gecompromitteerd worden. Door een prijskaartje
aan diefstal te hangen onttrekken
we het uit de morele sfeer waar het
wel degelijk hoort.
Mijn huiselijk experiment bevestigde Hirschmans argument. Toen
ik de jongste aansprak over de
klacht van zijn lerares dat hij vaak
schreeuwde in de klas, reageerde
hij geheel in overeenstemming met
mijn economische benadering: hij
stelde een deal voor. Twee gulden voor het recht
tot schreeuwen in de klas. Geheel in tegenspraak
met de door mij verkondigde principes hoorde ik mezelf vervolgens roepen: “Geen sprake van. Ik wil het
gewoon niet hebben. Doe je het wel, dan krijg je met
mij te doen”. De economische benadering had gefaald.
Aldus herstelde ik de principes van de Aristoteliaanse economie, volgens welke transacties in eerste
plaats bepaald worden door status en (morele) •waarden. Status boven het contract – de installing waarop
de marktmaatschappij drijft —, ‘Gemeinschaft’ boven
‘Gesellschaft’, morele waarde boven prijs. In veel situaties kunnen we niet anders, zoals in de omgang
met kinderen en wanneer belangrijke waarden in het
geding zijn, zoals in het geval van misdaad.
Op deze wijze ontdekte ik waarom weldenkende
mensen de markt buitenshuis houden. Want door
prijskaartjes aan onze interacties te bevestigen / 155 voor het luisteren naar het verhaal over uw
scheiding, de prijs van de professors tijd – veranderen we de aard ervan. Marktrelaties zijn gebaseerd
op een ‘quid pro quo’, terwijl we in het merendeel
van onze relaties, waaronder ook professionele en
zakelijke relaties, de transacties juist ongespecificieerd en ambigu willen laten – ik luister nu naar het
verhaal over uw scheiding in de verwachting dat u
misschien ook eens iets aardigs voor mij doet. Waarden spelen in zulke ambigue interacties een cruciale
rol. Marktrelaties maken waarden evenwel overbodig
en daarom voldoen ze zo vaak niet.
Hoe verleidelijk marktrelaties zijn, bleek onlangs
bij mij thuis toen de kinderen met een nieuw prijssysteem aankwamen. Ze zijn inmiddels wijzer geworden want nu mag ook ik betalen in geval van ongepast gedrag — te laat thuis komen, rommel
achterlaten enz. Het zou me veel geld gaan kosten,
ware het niet dat ik nu weet dat het systeem niet kan
werken en we onherroepelijk terug zullen vallen op
onze morele verstandhouding.
A. Klamer