.
ESB Dossier MKBA: maatwerk in gebruik
Uit de ESB van…
1 939
1 995
De compenserende openbare-werkenpolitiek, waaronder
wij verstaan een vorm van overheidsinvestering, waarbij het
verloop van de overheidsinvesteringen tegengesteld is aan
het verloop van de particuliere investeringen, ten einde op
deze wijze de stabiliteit in de werkgelegenheid te bevorderen,
vindt in Nederland veel verdedigers. De moeilijkheid is echter, dat de juiste omvang van de jaarlijkse investeringen niet
bekend is. Wel zijn voor bepaalde onderdelen: openbare aanbestedingen, aantal gebouwde woningen enz. gedetailleerde
gegevens bekend, maar een overzicht waarin dat alles gecoördineerd is, ontbreekt nog heden ten dage.
Voor een beter gebruik van kba’s is meer standaardisering, of
op zijn minst meer overeenstemming tussen onderzoekers
nodig wat betreft de methodiek en opzet van kba’s. (…) In het
bijzonder geldt dit voor de externe effecten in de vorm van
(on)veiligheid en de gevolgen voor het milieu, maar bij voorbeeld ook voor de werkgelegenheidseffecten. De in geld gewogen externe effecten hebben in de huidige kba’s slechts een
marginale rol. Zaken als de aantasting van het landschap zijn
bovendien moeilijk in geld te waarderen. Daarom is het beter
bij infrastructuurprojecten een mca toe te passen, waarin ook
de niet (goed) te monetariseren effecten hun plaats krijgen.
De uitkomsten van de economische analyse, in de vorm van
een standaard-kba, kunnen dan naast de andere effecten, een
onderdeel van de mca vormen.
Nederhorst, G.M. (1939) Aanbestedingen en overheidsinvesteringen in Nederland. ESB, 24(1204), 72-74
195 4
De uitvoering van het Deltaplan legt beslag op productiefactoren, die daardoor niet in een andere richting kunnen
worden aangewend. Teneinde een economisch gefundeerde
keuze mogelijk te maken dient een overzicht te worden verkregen van de voor en nadelen van het plan zelf, alsmede
van de andere objecten, die in de toekomst zouden kunnen
woren uitgevoerd, of eventueel van een groter consumptief
gebruik. Indien deze voor- en nadelen in geld kunnen worden uitgedrukt, wordt een objectieve discussie uiteraard vergemakkelijkt. Het Deltaplan bevat echter twee elementen,
die moeilijk in geld zijn uit te drukken, nl. de veiligheid der
bevolking en de nationale bevrediging, die uitgaat van het
tot stand brengen van een groot werk. Het voordeel van het
zoveel mogelijk rekenen in geld is, dat men weet, hoe hoog
deze twee ideële waarden moeten worden gesteld teneinde
hen eventueel de doorslag te doen geven. Prof. Tinbergen
heeft, teneinde de voor- en nadelen van het Deltaplan tot
uitdrukking te brengen, in zijn praeadviees een proeve van
een economische balans van het Deltaplan en de plannen tot
dijkverhoging gegeven [de balans is in te zien op de redactie
van ESB].
Wit, A. de (1954) Het Deltaplan. ESB, 39(1933), 489–492.
80
Boneschansker E. en E.A. van Noort (1995) De moeizame analyse
van kosten en baten. ESB, 80(4017), 629-634.
2006
De derde MKBA van Ecorys voor de Zuiderzeelijn geeft
voor de magneetzweefbaanvariant een negatief saldo van
negen miljard euro en een werkgelegenheidseffect voor het
Noorden van 225 banen. Dat saldo is drie maal zo negatief en
dat aantal banen is twintig maal kleiner dan in haar tweede
MKBA. De hoofdconclusie zou kunnen zijn dat het nu in
ieder geval duidelijk is dat die magneetzweefbaan maatschappelijk niet rendabel is. Punt. We gaan dan echter voorbij aan
twee prangende vragen. De eerste is: wat is de OEI-leidraad
eigenlijk waard als de uitkomsten van een MKBA volgens
die leidraad zo sterk kunnen veranderen. De tweede is: wat
moeten we eigenlijk met de conclusie dat een snellere verbinding met de Randstad voor de economie van het Noorden
nu ineens geen betekenis meer heeft? Er zijn nu al politici en
bestuurders die klagen dat volgens OEI geen enkel openbaar
vervoersproject ooit nog rendabel zal zijn en dat die leidraad
daarom maar in de prullenbak moet.
Oosterhaven J. (2006) OEI met het Noorden in de prullenbak?
ESB, 91(4488), 288.
Jaargang 99 (4696S) 23 oktober 2014