Ga direct naar de content

Ter hoogte van IJsland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 18 2008

internationaal

Ter hoogte van IJsland
In de afgelopen jaren is door praktisch alle OECDlanden ingezet op het verhogen van de arbeidsparticipatie van iedereen, maar vooral van vrouwen en
oudere werknemers. De internationale trend daarbij
is om participatievriendelijke beleidspakketten samen
te stellen. Ondanks deze goede bedoelingen blijkt
dat veel landen, waaronder Nederland, nog steeds
tegenstrijdig beleid voeren en participatie tegelijk
ontmoedigen en bevorderen.

I

Jules Theeuwes
Hoogleraar Economie
aan de Universiteit van
Amsterdam en directeur SEO Economisch
Onderzoek

16

ESB

n Nederland wordt met afgunst gekeken naar de hoge deelnamecijfers van
Zweedse en Deense vrouwen. IJslandse
vrouwen gaan daar met gemak nog vijf
tot zes procentpunten overheen. Tegelijk is
IJsland een van de weinige rijke landen waar
het geboortecijfer, gemeten in aantal kinderen
per vrouw, in de buurt van het demografische
vervangingsniveau van 2,1 kind per vrouw
uitkomt. In de arbeidsparticipatie van oudere
werknemers zit IJsland op een hoogte die
Nederland nooit meer zal bereiken. In de
leeftijdsgroep 50–64 werken negen van de
tien mannen en acht van de tien vrouwen.
Daarenboven werken ze in IJsland bijna allemaal voltijds. Het gemiddelde aantal gewerkte
uren van werknemers in IJsland is 1800 uur
per jaar. In Nederland werken we met 1300
uur elk jaar bijna een derde minder. Dit alles
belet niet dat een op de vier IJslanders na
hun 65e gewoon blijft doorwerken. Als het om
aanbod van arbeid gaat, moet IJsland het grote
voorbeeld zijn. In de tabel hieronder staan de
arbeidsparticipatiegegevens van Nederlandse
en IJslandse mannen en vrouwen. De verschillen zijn groot. Ondanks de hoopgevende
toename van het Nederlandse participatiecijfer
sinds de jaren negentig is er nog een lange weg
te gaan om ter hoogte van IJsland te komen.

april 2008

Als Nederlanders de IJslandse participatiepercentages zouden overnemen, dan zou daarmee
de toekomstige krapte op de arbeidsmarkt
meer dan gecompenseerd worden. De zorgen
over de betaalbaarheid van de toekomstige
pensioen- en zorgkosten zouden dan grotendeels worden opgelost. In het landenrapport
van de OECD over Nederland van begin dit
jaar (OECD, 2008) wordt voorgesteld om
de participatie van de oudere Nederlandse
werknemer te verhogen tot het Zweedse
niveau en de deelname van de Nederlandse
vrouw op te krikken tot het Deense niveau. De
berekeningen laten zien dat met Zweedse en
Deense participatieniveaus de Nederlandse
beroepsbevolking in 2050 net zo groot is als
op dit moment. Eenvoudig gezegd, de plaatsen
die openvallen wanneer de babyboomers de
arbeidsmarkt in de volgende decennia verlaten, worden netjes opgevuld door de toename
in participatie van de beroepsbevolking. De
doelstelling om Zweedse en Deense participatieniveaus na te streven is nog bescheiden
vergeleken met de IJslandse hoogtes. Het is
goed om te weten dat een veel hogere participatie dan in Nederland mogelijk is.

Ouderen, vrouwen en buitenstaanders
Nederland is niet het enige land dat in de
volgende decennia een daling van de beroepsbevolking verwacht. Dat geldt ook voor
Tabel 1

Leeftijd
Man
Vrouw

Participatiepercentages IJsland en
Nederland, 2006.

IJsland
Nederland
IJsland
Nederland

Bron: OECD (2008)

15–64
91
82
84
69

55–64
91
59
82
39

65 +
25
8
10
2

de landen van de Europese
De overheid
van het participatiebeleid. Het is tegelijk moeizaam
Unie en Japan. Zelfs China
beleid omdat de afstand van buitenstaanders tot de
verstoort met de
verwacht, mede wegens het
arbeidsmarkt vaak groot is. Zij beschikken niet altijd
uitkeringsval en
éénkindbeleid, een bevolkingsover de vaardigheden en ervaring waar de arbeidsdaling. Alleen de Amerikaanse
inkomensafhankelijke markt om vraagt. Het probleem van een grote afstand
beroepsbevolking zal blijven
tot de arbeidsmarkt geldt niet (of veel minder) voor de
subsidies de toegang arbeidsreserves bij vrouwen en oudere werknemers.
stijgen. Net als in Nederland
wordt in alle landen waar de
tot de arbeidsmarkt Dit zijn dan ook de groepen die internationaal veel
beroepsbevolking daalt vooral
aandacht krijgen als het om arbeidsparticipatiebeleid
gekeken naar dezelfde drie
gaat; zij komen daarom hieronder aan bod. Maar eerst
plekken waar nog reserves aan arbeid zitten:
wordt stilgestaan bij twee vragen die voorafgaan aan het aanboren van
vrouwen, ouderen en de mensen die buiten de
reserves. Ten eerste, waarom zou Nederland willen streven naar een
arbeidsmarkt staan (de buitenstaanders).
hoger, mogelijk zelfs naar een IJslands, niveau van arbeidsmarktparticiBij buitenstaanders valt te denken aan langpatie en ten tweede, is er in deze globaliserende wereld nog wel sprake
durig werklozen, mensen in de bijstand en
van een tekort aan arbeid in Nederland? Zijn niet de proletariërs aller
gedeeltelijk arbeidsongeschikten. In het begin
landen verenigd in een grote mondiale arbeidsmarkt?
van de jaren negentig was het percentage
Gelukkig in IJsland
mensen met een uitkering (werkloosheid, arWaarom zou Nederland streven naar een IJslands participatieniveau?
beidsongeschiktheid, ziekteverzuim, bijstand)
Omdat bij een ongewijzigd niveau van deelname aan de arbeidsmarkt
in Nederland opgelopen tot meer dan twintig
de demografische veranderingen (afzwaaiende babyboomers, hogere
procent van de beroepsbevolking. Mede door
levensverwachting, laag geboortecijfer) leiden tot minder groei van de
structureel gesleutel aan de verzorgingsstaat
levensstandaard. Volgens de OECD (2006) zal in de volgende dertig
sinds de vroege jaren negentig is dat percenjaar met ongewijzigde participatiepatronen de groei van het inkomen
tage nu teruggelopen tot zeventien procent. In
die jaren is de beroepsbevolking flink gestegen per capita in de OECD dalen tot 1,7 procent per jaar. Dat is een derde
minder dan in de afgelopen dertig jaar.
en daarom staan nog altijd anderhalf miljoen
Meer groei maakt niet gelukkiger. Maar met meer groei heeft de
mensen op een of andere manier buiten de
Nederlander het over dertig jaar wel beter. Het Nederlandse bbp is nu
arbeidsmarkt. Nederland heeft in de afgeloongeveer 32.000 euro per hoofd. Bij een groei van 1,7 procent per
pen decennia genereuze uitkeringsrechten
jaar wordt dat over dertig jaar 53.000 euro en met dezelfde groei als
ingeperkt en de te makkelijke toegang tot een
de afgelopen decennia (2,5 procent) 67.000 euro. Dat hogere bedrag
uitkering afgesneden (denk aan de hervorminmaakt een rianter pensioen en betere zorg mogelijk. Trouwens, uit de
gen van de arbeidsongeschiktheidsverzeke­
World Database of Happiness van de Erasmus Universiteit Rotterdam
ringen en de ziektekosten) en heeft daarmee
blijkt dat de hardwerkende IJslanders net zo gelukkig zijn als de
een aantal structurele problemen van zijn
Nederlanders.
verzorgingsstaat aangepakt.
Een aanvaardbaar uitgangspunt bij arbeidsparticipatie is dat burgers
Dat heeft Nederland beter en ingrijpender gezelf moeten kiezen hoeveel uren per jaar en hoeveel jaren van hun
daan dan veel andere landen van West-Europa
leven ze willen werken. De overheid kan burgers niet dwingen. Maar
(zoals Duitsland, Frankrijk en Italië). Maar het
de wijze waarop de overheid haar belastingsysteem en haar sociale
werk is nog niet af. Uit internationale vergeverzekeringsstelsel inricht heeft een grote invloed op de aanbodbeslislijkingen (OECD, 2008) blijkt dat er vooral
singen van de burgers. De overheid verstoort met de uitkeringsval en
bij de bijstand en de arbeidsongeschiktheid
inkomensafhankelijke subsidies de toegang tot de arbeidsmarkt. Door
nog pijnpunten zitten. Internationaal zijn de
gunstige belastingregimes bevordert ze vroege uittreding van oudere
Nederlandse bijstandsuitkeringen nog relatief
hoog. Ondanks het succes in het beperken van werknemers en door hoge marginale belastingvoeten op arbeid maakt
ze het kiezen voor langer werken minder aantrekkelijk.
de instroom, zitten nog altijd veel mensen in
Belasting op arbeid wordt niet geheven met als doel het aanbod te frusde arbeidsongeschiktheid. Na Zweden staat
treren, maar om publieke voorzieningen, waaronder de zorg, te financieNederland nog altijd op de tweede plaats van
ren en uitkeringen en pensioenen te verstrekken. Dat roept meteen de
de OECD-landen.
vraag op of niet iedereen naar vermogen moet bijdragen aan die finanHet naar de arbeidsmarkt begeleiden van
ciering? Het vinden van een goede balans tussen de maatschappelijke
buitenstaanders is een centrale doelstelling

ESB

april 2008

17

kosten van heffingen en de maatschappelijke baten van
De intensivering
heeft eventueel wel invloed op
uitgaven is moeilijk. Nog moeilijker is het vinden van
van de internationale de sectoren die niet beïnvloed
de juiste balans tussen de vrijheid die burgers hebben
worden door internationale
handel heeft
om veel of weinig te participeren op de arbeidsmarkt
handel. Denk bijvoorbeeld aan
en de behoefte aan financiering van publieke noden. Of
de Poolse bouwvakkers op
zeker invloed op
om dit dilemma maar helemaal scherp te stellen: hoe
Nederlandse bouwwerven, of
de Nederlandse
balanceert de samenleving de toename in welvaart van
Zuid-Afrikaanse verpleegsters
een hoogopgeleide vrouw die minder dagen per week
in Nederlandse ziekenhuizen.
arbeidsmarkt
gaat werken of van de ervaren oudere man die eerder
Het is aannemelijk dat al deze
uittreedt tegen de lagere belastingopbrengsten die de
stromen zijn geïntensiveerd
overheid van hen ontvangt, zodat er minder geld is om levensnoodzakedoor het goedkoper worden van informatie,
lijke zorg te financieren?
communicatie en transportstromen. In veel
rijke landen zijn de lonen in de lagere en
Proletariërs aller landen door kapitalisme verenigd
zelfs in de middendecielen van de loonverdeNa het einde van de Koude Oorlog zijn veel landen toegetreden tot de
ling tijdens de recente decennia minder hard
wereldeconomie. Niet alleen de communistische landen hebben hun
gestegen dan in de vorige decennia. Dat wordt
markten opengegooid, ook de derde wereld (Brazilië, India) is opgevaak als bewijs gezien van de invloed van het
schoven richting vrijhandel en internationale concurrentie. Het aantal
overvloedige aanbod van arbeid in de rest van
spelers in de wereldeconomie is fors toegenomen en de proletariërs
de wereld op de nationale arbeidsmarkt in het
van alle landen zijn steeds meer verbonden. Richard Freeman veronderrijke Westen. Richard Freeman vatte dat sailstelt dat “this roughly has doubled the number of workers in the world
lant samen met de stelling dat de lonen van
economy†(Freeman, 2006). Er zijn drie stromen waarlangs de beroeps- de arbeiders in de Westerse wereld vastgesteld
bevolking van de rest van de wereld invloed heeft op de arbeidsmarkt
worden in Peking (Freeman, 1995). Dat bewijs
in Nederland. Ten eerste via de internationale handel in goederen en
is niet hard omdat in de laatste decennia niet
diensten. Stel dat er schaarste is aan bierbrouwers in Nederland. Dan
alleen de mondialisering een rol speelde bij de
zal het salaris van de bierbrouwers toenemen en zal het Nederlandse
loonvorming maar ook de technologische verbier duurder worden op de wereldmarkt. Stel dat er in Tsjechië een
anderingen (denk aan ICT) een sterke invloed
overschot is aan bierbrouwers, waardoor die voor lagere lonen werken
had. Het eindoordeel is nog niet geveld.
dan hun Nederlandse collega’s. Tsjechisch bier gaat dan de concurDe intensivering van de internationale hanrentie aan met Nederlands bier op de internationale markt en krijgt een
del heeft zeker invloed op de Nederlandse
groter marktaandeel. De werkgelegenheid van Nederlandse brouwers
arbeidsmarkt. Op de langere termijn zullen
wordt minder en die van Tsjechische brouwers groter. Via de internatiointernationale aanbodverschillen leiden tot
nale handel beïnvloeden de Nederlandse en Tsjechische arbeidsmarkt
veranderingen in relatieve lonen en prijzen
elkaar.
tussen landen en daarmee de internationale
De rechtstreekse invloed van internationale handel speelt natuurlijk alarbeidsverdeling beïnvloeden. Dat hoeft de
leen voor die sectoren die internationaal verhandelbare producten aanbeleidsmakers er niet van te weerhouden om
bieden. Zij het dat de arbeidsmarkt van exportsectoren binnenlands ook keuzes te maken over waar men wil dat de
invloed heeft op de arbeidsmarkt van de sectoren die niet blootstaan
aan internationale handel. Bijvoorbeeld via de mobiliteit van arbeid
Tabel 2
OECD-landen met het hoogste
tussen sectoren. Deze beïnvloeding van de binnenlandse arbeidsmarkt
p
­ ercentage deeltijdwerk van vroudoor de buitenlandse arbeidsmarkt is al decennialang aan de gang. Het
wen, 2006.
is door de mondialisering in een schaalvergroting terechtgekomen.
Land
Percentage deeltijd
De tweede route is via het verplaatsen van productie (offshoring) naar
andere landen. Deze route werkt overigens niet veel anders dan de
Nederland
59,7
vorige. Het is alleen directer en meer zichtbaar; vandaar dat het meer
Zwitserland
45,7
aandacht krijgt in de media. Hier gaat een bedrijf of een afdeling dicht
Japan
40,9
en in het ander land gaat onder dezelfde regie een bedrijf of een afdeAustralië
40,7
ling open.
Duitsland
39,2
Ten slotte is er een derde route via internationale migratie. Immigranten
Bron: OECD (2007)
die (vaak tijdelijk) hier hun arbeidsdiensten aanbieden. Deze route

18

ESB

april 2008

arbeidsparticipatie heen gaat in Nederland in
de volgende decennia.

Een vriendelijk pakket voor
vrouwen, mannen en kinderen
Alle OECD-landen streven naar een gemiddelde participatiegraad van zestig procent voor
vrouwen. Heel veel landen, zoals Nederland,
hebben die doelstelling al bereikt. Het gaat
echter niet alleen om de werkende vrouw. De
participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt
wordt in de rijkere landen ingebed in een
geheel van family friendly policies. Het gezinsvriendelijke beleidspakket gaat ook over mannen en kinderen. De brede beleidsdoelstelling
is dat vrouwen en mannen in staat worden
gesteld om optimale keuzes te maken over
kinderen, zorg en werk (OECD, 2007).
In het arbeidsmarktbeleid is er internationaal
meer aandacht voor kinderen. Niet dat er
bevolkingsbeleid wordt gevoerd met aanmoedigingspremies om meer kinderen te verwekken.
Ook niet in de rijke landen waar het geboortecijfer ver onder het vervangingsniveau ligt
(bijvoorbeeld in Korea met 1,1 en Japan met
1,3 kind per vrouw). Wel wordt er meer dan
vroeger nagedacht over de zorg voor kinderen
in gezinnen waar beide ouders werken. Wat
betreft de combinatie van zorg en werk zijn er
drie belangrijke beleidsverschillen tussen de
lidstaten van de OECD.
Ten eerste is er een verschil in zienswijze over
de plaats en de betekenis van de kinderopvang van nul jaar tot de lagere school. In de
Scandinavische landen (breed gedefinieerd als
de landen van de Noordse Raad: Denemarken,
Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden) en in
Nieuw-Zeeland wordt deelname aan ­ rèches
c
en kinderdagverblijven niet alleen als nuttig maar zelfs als noodzakelijk gezien voor
de sociale ontwikkeling van het kind. Andere
landen zien dat niet zo. Daar is opvang vooral
praktisch voor de werkende ouders en wordt
er nog gediscussieerd over de opvoedkundige
betekenis. Die verschillen verklaren mede
waarom de Scandinavische landen riante
voorzieningen hebben voor de opvang van
baby’s, peuters, kleuters en jonge kinderen. Ze
hebben echter ook zeer goede regelingen voor
zwangerschaps- en ouderschapsverlof. Volgens

Babies and bosses (OECD, 2007) heeft IJsland in zijn beleid de combinatie van werken en zorg het best geregeld van alle OECD-lidstaten.
IJsland heeft bijvoorbeeld de meest uitgebreide voorziening voor het
ouderschapsverlof van vaders.
Een tweede belangrijk internationaal verschil betreft de reikwijdte van
de family friendly policies. Sommige landen opteren voor universeel
beleid waarbij het gezinsvriendelijke pakket van gesubsidieerde opvang,
ouderschapsverlof en kinderbijslag zich uitstrekt tot alle ouders met
kinderen. Andere OECD-landen richten zich alleen op het welzijn van
kinderen in de lagere inkomensgroepen en kappen steun voor de midden- en hogere-inkomensdecielen af. Beleid met universele reikwijdte
is duur en is meestal alleen te vinden in omvangrijke verzorgingsstaten
met relatief hoge belastingtarieven, zoals de Scandinavische landen. In
de meeste andere landen (waaronder Nederland) worden de subsidies
of althans een deel ervan afgebouwd met de inkomenshoogte, of is de
focus vooral gericht op kinderen die in armoede opgroeien. Een partiële
aanpak vereist minder uitgaven maar heeft als nadeel dat een armoedeval wordt opengezet.
Een derde probleem waarmee alle OECD-landen worstelen en waarin ze
verschillende keuzes maken, is de verhouding tussen de overheidsuitgaven voor het subsidiëren van kinderopvang en de inkomenssubsidies
aan gezinnen met kinderen (zoals kinderbijslag). Beide beleidsopties
hebben gezinsvriendelijke bedoelingen maar werken tegenstrijdig op
de participatiebeslissing van vrouwen. Betere en goedkopere toegang tot kinderopvang stimuleert de arbeidsparticipatie van vrouwen.
Kinderbijslagregelingen en belastingvriendelijke maatregelen voor vrouwen met kinderen verlichten de kosten van het hebben van kinderen en
vergemakkelijken de keuze om niet aan de arbeidsmarkt deel te nemen.
In veel landen is het bedrag dat gemoeid is met kinderbijslag en fiscale
tegemoetkomingen aan gezinnen met kinderen hoger dan de subsidies
voor kinderopvang.
Omdat ze zich niet altijd bewust zijn van de tegenstrijdigheid in de prikkels, hebben de meeste OECD-landen in de afgelopen jaren de bestedingen voor zowel kinderopvang als kinderbijslag verhoogd. Nederland
is een perfecte illustratie van deze spagaat. De regering streeft naar
een hogere participatie van Nederlandse vrouwen op de arbeidsmarkt
en tegelijk heeft ze plannen om de kinderbijslag en de inkomensafhankelijke kinderkorting in de belasting te verhogen, en doet ze vijftien jaar
over het afschaffen van de aanrechtsubsidie (de belastingkorting voor
de niet-werkende partner). Over dit beleid in slow motion schreven de
beleefde ambtenaren in hun recente landenrapport over Nederland dat
dit “seems unduly long†(OECD, 2008).

Baas en baby
Met geboortecijfers boven de 1,7 kind per vrouw en met twee derde
van de vrouwen in de beroepsbevolking gaat het prima in Australië,
Nederland, Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk en in de (breed
gedefinieerde) Scandinavische landen. Tegelijk hoort Nederland bij de
groep van landen waar de participatie van alleenstaande ouders (waaronder veel vrouwen) laag is. De Scandinavische landen hebben, zoals

ESB

april 2008

19

Tabel 3

Verschil in grijze druk en arbeidsmarktparticipatie tussen
OECD-landen.

Participatiegraad van
50-64-jarigen in 2004
Hoog

Gemiddeld

Laag

Toename in grijze druk tussen 2000 en 2050
Gematigd
Groot
Zeer groot
Denemarken
Canada
Japan
IJsland
Nieuw-Zeeland
Noorwegen
Verenigde
Staten
Zweden
Zwitserland
Nederland
Australië
Korea
Verenigd
Duitsland
Portugal
Koninkrijk
Finland
Tsjechië
Frankrijk
Ierland
Mexico
België
Hongarije
Griekenland
Luxemburg
Oostenrijk
Italië
Turkije
Polen
Slowakije
Spanje

Bron: OECD (2006)

hierboven aangegeven, goede voorzieningen voor jonge kinderen en
eisen daarom dat iedereen aan het werk gaat. De participatieniveaus
voor alleenstaande ouders zijn daar dan ook hoog. In IJsland is er geen
verschil tussen de participatiegraad van alleenstaande ouders en de
andere IJslanders. In een aantal andere landen zoals Australië, Ierland,
Nieuw-Zeeland en het Verenigd Koninkrijk worden langdurige uitkeringen verstrekt aan alleenverdieners met kinderen (wat verbazingwekkend
genoeg is, want deze landen staan toch niet bekend als genereuze
verzorgingsstaten). De participatieniveaus van alleenstaande ouders
(alleenstaande moeders) is daar behoorlijk laag. Nederland hoort daar
ook bij, want hier wordt bijvoorbeeld in de bijstand een uitzondering
gemaakt voor alleenstaande ouders met kinderen tot vijf jaar als het
gaat om de verplichting om werk te zoeken. Een beleidsuitzondering die
volgens de, wederom zeer diplomatieke, bewoordingen van het recente
OECD-landenrapport “appear to go in the wrong direction†(OECD,
2008). Voor de arbeidsparticipatie van vrouwen is het cruciaal dat
moeders met jonge kinderen blijven werken. Als ze dat niet doen, en de
arbeidsmarkt verlaten als hun kinderen jong zijn, dan geeft dat een terugslag op hun loon- en carrièreontwikkeling en dat heeft een negatieve
invloed op hun participatie in de jaren nadien.
Nederland is uniek als het gaat om het deeltijdwerk van vrouwen. In
tabel 2 staat de top vijf van de landen met het hoogste percentage
deeltijdwerkende vrouwen volgens de meest recente OECD-cijfers
voor 2006. Nederland is nummer 1 en loopt ongeveer vijftien tot
twintig procentpunten uit op de rest van de kopgroep. Opmerkelijk is
dat landen met hoge percentages aan deeltijdwerk voor vrouwen niet

20

ESB

april 2008

de landen zijn met hoge kinderaantallen.
Zwitserland, Duitsland en vooral Japan hebben zeer lage geboortecijfers. Nederland en
Australië zitten op een gemiddeld niveau.
De correlatiecoëfficiënt over alle OECD-landen
tussen het geboortecijfer en het participatieniveau van vrouwen is klein (0,13) en positief.
Hogere vruchtbaarheid gaat, voor zover er al
enig verband is, samen met hogere participatie.
Tussen de OECD-landen zijn er in dit verband
twee outliers. Turkije en Mexico hebben beide
zeer hoge geboortecijfers en zeer lage participatiecijfers. Als die worden weggelaten bij de
berekeningen, dan schiet de correlatie tussen
vruchtbaarheid en participatie op naar 0,64.
Correlatie is geen causaliteit. Deze berekeningen zijn geen basis om landen die hun geboortecijfer willen opkrikken aan te moedigen de
participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt op
te krikken. In verschillende landen maken gezinnen verschillende keuzes over participatie en
kinderen. De gezinsvriendelijke beleidspakketten worden nationaal verschillend ingevuld en
niet alle maatregelen wijzen dezelfde kant op.

Langer leven, langer werken
De meeste OECD-landen hebben last van de
vergrijzing maar niet allemaal op dezelfde
manier. Tabel 3, overgenomen uit de recente
OECD-publicatie Live longer, work longer
(OECD, 2006), laat dat zien. Daarin worden
langs de ene dimensie OECD-landen vergeleken op basis van de toename in hun grijze druk
(de verhouding tussen de bevolking van 65+
en de jongere bevolking) in de volgende halve
eeuw. Naarmate landen een relatief grotere
oudere bevolking krijgen, neemt hun grijze druk
toe. De andere dimensie betreft het participatieniveau van oudere werknemers (50–64 jarigen) op dit moment. Dat mag gezien worden
als een indicator hoe gemakkelijk het is om
oudere werknemers aan het werk te houden.
Landen in de linkerbovenhoek zitten op rozen.
IJsland zit in deze gunstige hoek. Landen in
de rechteronderhoek, zoals Italië, Griekenland
en Spanje, krijgen het moeilijk in de volgende
decennia. Nederland zit relatief gunstig want
de grijze druk valt internationaal bekeken mee.
Vergeleken met Noord-Europa zou de participatie van oudere werknemers nog beter kunnen.

Het bevorderen van de arbeidsInternationaal is de gemakkelijk en goedkoop uit te voeren (OECD, 2006).
participatie van oudere werkneEen aantal landen heeft geëxperimenteerd met de optie
oplossing voor de
mers kent meerdere aspecten.
om werknemers te verbieden voor een bepaalde leeftijd
hogere participatie uit te treden. Dat is niet zo succesvol geweest. Wat het
Er is internationaal een aantal
bewegingen zichtbaar. Om te
overzicht van de diverse internationale maatregelen
van oudere
beginnen is er al een aantal
leert, is dat het moeilijk is om een efficiënt systeem van
werknemers nog
jaren een tendens om verprikkels te ontwerpen. Daarenboven zijn de pensioenen
vroegd uittreden niet meer te
niet het enige instrument om de deelname van oudere
niet gevonden
stimuleren. Dat gebeurt door
werknemers aan het arbeidsproces te vergemakkelijbestaande gunstige regelingen
ken. Er moet ook gezorgd worden voor een blijvende
voor vervroegde uittreding af te schaffen, door
en productieve deelname. Er moeten niet alleen gezinsvriendelijke
de officiële pensioenleeftijd van vrouwen die
pakketten komen om de participatie van moeders te bevorderen. Er
in een aantal landen lager lag dan van mannen moet ook gewerkt worden aan vriendelijke pakketten voor de rijpere
(vaak 60 in plaats van 65) op te trekken naar
leeftijd. Pakketten met meer investeringen in de training van oudere
de leeftijd van mannen en door ervoor te zorwerknemers, met minder belastende leeftijdsgebonden voorzieningen
gen dat de andere routes om vervroegd uit te
(vakantiedagen voor oudere werknemers, hogere ontslagvergoedintreden (via langdurige werkloosheid, arbeidsgen voor oudere werknemers), met minder nadruk op hoge lonen
ongeschiktheid of bijstand) worden afgesloten.
gebaseerd op anciënniteit en met meer nadruk op het bestrijden van
OECD-landen hebben uittreden minder aanleeftijdsdiscriminatie.
trekkelijk gemaakt door aantrekkelijke defined
Internationaal is de oplossing voor de hogere participatie van oudere
benefit-pensioenuitkeringen om te zetten in
werknemers nog niet gevonden. Wie kijkt naar de groei van het verschil
meer risicovolle defined contribution-stelsels.
tussen de effectieve pensioenleeftijd en de levensverwachting kan zien
Men is van eindloonstelsels naar middenloondat de oplossing waarschijnlijk gezocht moet worden in het laten meestelsel overgestapt. Met al deze maatregelen
ademen van de pensioenvoorzieningen met de gunstige ontwikkelingen
is sinds het midden van de jaren negentig
in de gezondheid en het langer leven van oudere mensen. Er wordt
de prikkel voor de leeftijdsgroep 55–60 om
daarbij vaak gekeken naar Zweden, waar sinds 1999 de pensioenleeftijd
vervroegd uit te treden sterk verminderd in
is gekoppeld aan de levensverwachting (Kok en Hollanders, 2006). De
alle OECD-landen. Dat heeft in de landen waar kern van de Zweedse hervorming was dat de pensioenhoogte afhankelijk
dat is gebeurd de participatie in die leeftijdswerd van de betaalde premie, de levensverwachting van de generatie
groep verhoogd. Maar de prikkel om er tussen
die met pensioen gaat en de economische ontwikkeling. Tegelijk werd
60–65 jaar uit te stappen is nog niet helemaal de pensioenleeftijd geflexibiliseerd. Als de hoogte van het pensioen
weg (OECD, 2006).
tegenvalt, kunnen mensen langer doorwerken om het te verhogen.
Een tweede internationale beweging is om
Hiermee werden de kosten van pensioen van een generatie neergelegd
verder te gaan dan het afschaffen van de prikbij degenen die er ook de baten van hebben: de generatie zelf.
kels om vervroegd uit te treden. Met de blik
De effectieve pensioenleeftijd is de gemiddelde leeftijd waarop mensen
op mogelijke toekomstige problemen met de
in de praktijk met pensioen gaan. Deze effectieve pensioenleeftijd is in
houdbaarheid van de openbare financiën en
de meeste OECD-landen (waaronder Nederland) lager dan de officiële
groeivertragingen wordt gezocht naar stappen
pensioenleeftijd. De effectieve pensioenleeftijd voor Nederlandse mandie prikkelen om langer te werken. Dit kan
nen is ongeveer 61 jaar; de officiële leeftijd is 65. Voor Nederlandse
bijvoorbeeld door een bonus te zetten op het
vrouwen is de effectieve pensioenleeftijd 59 (deze berekeningen van de
later uittreden. Het pensioenstelsel wordt dan
OECD hebben betrekking op 2004). Voor Belgische mannen en vrouzo ingericht dat de uitkeringen steil oplopen
wen ligt de effectieve pensioenleeftijd trouwens nog twee jaar lager. In
met de uittredingsleeftijd. Hoe later men
Denemarken, Ierland en IJsland valt de effectieve leeftijd samen met
uittreedt, hoe meer men vangt. Er is in veel
de officiële leeftijd (van 65 jaar). Japan en Korea zijn gevallen apart.
landen geëxperimenteerd met uittreden via
Daar is de effectieve pensioenleeftijd zeventig jaar, terwijl de officiële
een deeltijdbaan. Oudere werknemers maken
leeftijd op zestig staat.
eerst de overstap van een voltijdse baan naar
In de afgelopen jaren is in de OECD-landen de effectieve pensioeneen deeltijdse baan en dan naar volledige
leeftijd gestegen (ook in Nederland). Desondanks blijkt nog steeds
uittreding. Hoe aantrekkelijk dit idee ook
dat het verschil tussen de effectieve leeftijd en de levensverwachting
moge zijn, het blijkt in de praktijk niet altijd
fors groter is geworden sinds 1970. Noem het verschil tussen de ef

ESB

april 2008

21

fectieve pensioenleeftijd en de levensverwachting het
verwachte aantal pensioenjaren. Dat aantal is in de
OECD-landen voor mannen gemiddeld gestegen van
elf jaar in 1970 tot achttien jaar in 2004. Voor vrouwen gaat de stijging van veertien naar 22,5 jaar. Zoals
blijkt uit tabel 4 is het aantal verwachte pensioenjaren
in Nederland hoger dan het OECD-gemiddelde. Maar
er zijn lanwden waar het aantal verwachte pensioenjaren nog hoger ligt, in Frankrijk en België bijvoorbeeld.
Scandinavische landen zoals Denemarken en IJsland
doen het allemaal wat gematigder.

Ook wat betreft de
participatie van oudere
werknemers maakt
Nederland eenzelfde
ontwikkeling door
als andere landen

Uniek Hollands
Wat in het internationale overzicht opvalt, is dat Nederland niet zoals
IJsland in de kopgroep zit als het op arbeidsdeelname aankomt, maar
evenmin bij de zware probleemgevallen hoort. Nederland is hier internationaal een middenmoter, net als op andere gebieden van de arbeidsmarkt, zoals de omvang van de arbeidsmobiliteit, of het percentage
creatie en destructie van banen. De Nederlandse beleidsdiscussies
over participatie lopen parallel met wat er in andere landen speelt. Als
het gaat om hogere participatie van vrouwen dan is dat hier net als in
andere landen steeds meer als onderdeel van een pakket van maatregelen onder de noemer family friendly policies. Ook wat betreft de participatie van oudere werknemers maakt Nederland eenzelfde ontwikkeling
door als andere landen. Eerst afstand nemen van het bevorderen van
vervroegde uittreding en vervolgens een slag van 180 graden maken om
langer werken te stimuleren. Er zijn twee punten waar Nederland niet
op een lijn zit met de rest van de OECD. Ten eerste wijkt Nederland af
wat betreft deeltijdwerk. Het deeltijdwerken van vrouwen, en ook steeds
meer van mannen, wordt gezien als een schitterend typisch Nederlands
inzicht dat andere landen nog moeten ontdekken. Het tweede punt
betreft de participatie van oudere werknemers en de relatie tussen
de langere leeftijdsverwachting en de pensioenleeftijd. Ook hier gaat
Nederland eerder voor het genieten van het Zwitserlevengevoel terwijl
steeds meer landen langer werken aan langer leven koppelen. Het
lijkt alsof Nederlandse beleidsmakers niet ten volle overtuigd zijn van
de noodzaak om de participatie van vrouwen en oudere werknemers

te verhogen. Het participatiebeleid zit nog vol tegenstrijdigheden. Moeders met
kinderen worden aangemoedigd om thuis te blijven om
voor de kinderen te zorgen
en tegelijkertijd om op de
arbeidsmarkt te participeren. Oudere werknemers
worden aangemaand om
langer te werken, maar tegelijkertijd zijn er nog
aantrekkelijke mogelijkheden om vervroegd
uit te treden en is doorwerken na je 65ste
helemaal niet in beeld. De moeilijke keuze die
beleidsmakers moeten maken (en blijkbaar
niet durven maken) is tussen enerzijds het
laten voortbestaan van het gemak dat mensen
hebben van een deeltijdbaan en het genoegen
van vroeg met pensioen gaan en anderzijds
de noodzaak om op lange termijn de welvaart
en de betaalbaarheid van publieke voorzieningen veilig te stellen door te streven naar een
hogere arbeidsparticipatie van iedereen in de
vorm van meer uren per jaar en meer jaren van
je leven. Nederland ligt niet alleen geografisch
mijlenver van IJsland.

Literatuur
Freeman, R.B. (1995) Are your wages being set in
Beijing? Journal of Economic Perspectives, 9(3), 15–32.

Tabel 4

Verschil tussen effectieve pensioenleeftijd en levensverwachting in een aantal OECD-landen.

Mannen
1970
2004
10,8
21,4
12,6
20,2
12,5
19,5
11
18
11,7
16,2
niet bekend
15,4

Frankrijk
België
Nederland
OECD
Denemarken
IJsland
Bron: OECD (2006)

22

ESB

Vrouwen
1970
2004
13,4
26,2
16,7
26,6
15,0
24,2
14
22,5
15,5
21,0
niet bekend
20,4

Freeman R.B. (2006) Is a great labor shortage coming? Replacement demand in the global economy.
Ongepubliceerd manuscript. Cambridge: National
Bureau of Economic Research.
Kok, L.M. en D. Hollanders (2006) Dutch lessons from the
Swedish pension reform. SEO rapport nr. 862. Amsterdam:
SEO Economisch Onderzoek.
OECD (2006) Employment outlook 2006. Parijs: OECD.
OECD (2006) Live longer, work longer. Parijs: OECD.
OECD (2007) Babies and bosses. Reconciling work and
family life. A synthesis of findings for OECD countries.
Parijs: OECD.
OECD (2008) OECD economic surveys: Netherlands. Parijs:
OECD.

april 2008

Auteur