Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 11 2008

statistiek
Economie & Samenleving

Benedikt Herrmann (University of Nottingham, VK)
Jeroen van de Ven (ACLE, Universiteit van Amsterdam)

Goed gedrag wordt afgestraft
Vertrouwen is een belangrijk element in veel transacties. Dit verschilt echter
enorm tussen landen. In sommige landen vertrouwen mensen elkaar bijna blind,
in andere landen is het vertrouwen zo goed als afwezig.
Een recent artikel in Science biedt een nieuw perspectief (Herrmann et al.,
2008). De auteurs voeren in tal van landen een experiment uit, dat uit twee onderdelen bestaat. Eerst spelen deelnemers een standaard-publiekgoed-spel. Alle
spelers krijgen een bedrag dat ze kunnen houden of investeren in een publiek
goed. Elke geïnvesteerde euro levert iedere speler 0,4 euro op. De deelnemers
verdienen het meest als iedereen alles investeert, maar vanuit een individueel
standpunt is het voordelig om mee te liften op de bijdragen van anderen. In het
tweede onderdeel kunnen mensen elkaar straffen door geld op te offeren om
daarmee de opbrengst van een andere deelnemer te verlagen.
In alle landen worden meelifters gestraft voor hun egoïstisch gedrag. Dit
geeft prikkels aan de meelifters om in volgende ronden hun steentje bij te
dragen aan het publieke goed, zodat een efficiënte situatie tot stand komt.
In sommige steden, zoals Athene, Istanbul en Minsk, gebeurt er echter iets
onverwachts: ook degenen die coöperatief zijn worden gestraft door medespelers. Dit noemt men anti-sociaal straffen, en wordt verklaard aan de hand
van wraak op de deelnemers die straffen uitdelen. Dit perverse gedrag geeft
deelnemers prikkels om in volgende ronden niet meer bij te dragen aan het
publieke goed, en resulteert in een lage efficiëntie.
De resultaten bieden een nieuw inzicht in verschillen in coöperatief gedrag. Er is
ook een correlatie met hoe mensen tegen het rechtsstelsel aankijken. De landen

waar coöperatief gedrag wordt gestraft, zijn juist de
landen waar veel mensen de neiging hebben om de
wet te negeren. De wet en vertrouwen zijn kennelijk
geen substituten voor elkaar, zoals doorgaans wordt
geopperd, maar complementen.

Anti-sociaal straffen.
Straffen tegen meelifters

Anti-sociale straffen

Boston
Melbourne
Nottingham
St. Gallen
Chengdu
Zurich
Bonn
Kopenhagen
Dnipropetrovs’k
Seoul
Istanbul
Minsk
Samara
Riyadh
Athene
Muscat

Afwijking t.o.v.
eigen bijdrage
(-10,-1)
(0)
(1,10)
(11,20)

5

4

3

2

1

0

1

2

3

4

Hoogte van straf

Bron: Herrmann, B., C. Thöni en S. Gächter (2008) Antisocial
punishment across societies. Science, 319, 1362–1367

Monetaire Zaken

Dirk van der Wal (Divisie Statistiek & informatie, DNB)

Ondanks verscherping voorwaarden gaat
kredietverlening aan bedrijven door
De kredietverlening van Nederlandse banken aan bedrijven blijft een opgaande
lijn vertonen. De groei van de bedrijfskredieten bedraagt over de eerste vier
maanden van 2008 gemiddeld 16% op jaarbasis. Begin 2007 was dat nog
gemiddeld 8%. Binnen de zakelijke kredieten zijn vooral de leningen met een
variabele rente populair. Van de nieuwe contracten die grote bedrijven dit jaar
met hun banken afsloten bestaat bijna 90% uit dit type leningen. Maar ook het
doorlopende rekening-courantkrediet blijft groeien; sinds eind 2007 steeg dit
met bijna 5 miljard euro. Deze ontwikkeling is opmerkelijk in het licht van de
Amerikaanse kredietcrisis. Zo hebben banken over de hele wereld voor miljarden
bedragen afgewaardeerd en zijn ze tevens met hogere financieringskosten geconfronteerd. Tot nu toe leidde dat niet tot een tempering van de kredietverlening
in Nederland. De Nederlandse banken hebben de rente op bedrijfskredieten
g
­ ematigd laten stijgen. Zo is rekening-courantkrediet sinds juni 2007 circa
30 basispunten duurder geworden. En voor grote bedrijfskredieten was dat 15
basispunten. Daarentegen steeg het driemaands euribortarief, een van de interbancaire financieringsbronnen, met ruim 60 basispunten.
Mogelijk verwachten bedrijven dat de kredietvoorwaarden van hun bank strenger
zullen worden; zij zouden extra krediet opnemen tegen de huidige voorwaarden,
zo opperde de ECB eerder. Voor bedrijven in ons land zijn hier geen gegevens
over bekend. Wel geven banken in de jongste Bank Lending Survey van DNB aan
dat zij de kredietvoorwaarden reeds hebben verscherpt en ook dat zij dat in het
komende kwartaal blijven doen. Een andere mogelijkheid is dat bedrijven optimistischer zijn dan blijkt uit het sinds begin dit jaar dalende producentenvertrouwen. Uit een CBS-enquête naar de investeringsverwachtingen blijkt namelijk dat

432

ESB

93(4539) 11 juli 2008

Kredietverlening van Nederlandse banken
(jaargroei in procenten).
20

%

18
16
14
12
10
8
6
4
2
0

n

d

j

f

m

a

m

2006

j

j

a

s

o

n

2007
Bedrijven

d

j

f

m

a

2008
Gezinnen

Bron: DNB

ondernemers in de industrie 11% meer willen investeren dan in 2007. De kredietverlening aan gezinnen
laat een veel lager groeitempo zien. Voor een deel
komt dit door de gestegen hypotheekrente. Maar ook
de animo voor het omzetten van hypotheken met
een hoge rente naar hypotheken met een lage rente
is afgenomen. Toen de hypotheektarieven in 2005
op een laagtepunt waren, vonden veel omzettingen
plaats. Naarmate de rente mede onder invloed van
de tariefsverhogingen door de ECB steeg, nam de
animo voor het omzetten van hypotheekleningen af.

Financiële markten

Wilte Zijlstra (AFM)

Keuzeproces van consumenten
voor financiële producten
Op de financiële markten is er voor consumenten veel
keus. Om het keuzeproces van financiële ­ iensten
d
beter te begrijpen heeft de Future Foundation in
Engeland een model ontwikkeld. Dit berekent per
financieel product het optimale aantal te ­ verwegen
o
alternatieven voor de gemiddelde consument. Meer
keuze heeft namelijk niet alleen positieve kanten.
Negatieve aspecten van een groter aanbod zijn

Gemiddeld totaal nut, geschaald naar 1

Optimaal aantal alternatieven per financieel product.

1,2

1,1

1,0
0,95

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

20

Aantal producten
Autoverzekering
Hypotheek

Beleggingen
Betaalrekening

Zorgverzekering

hogere zoekkosten of grotere gevolgen van spijt na de aankoop. Zoekkosten en
gevolgen van spijt zullen relatief laag zijn bij autoverzekeringen.
Dit product is namelijk makkelijk online te vergelijken en af te sluiten. En mocht
je spijt hebben, dan kan je snel en makkelijk wisselen van aanbieder. Bij ­ eleggen
b
zijn de zoekkosten vaak hoog (denk aan uitgebreide prospectussen). En bij
hypotheken zijn de gevolgen van spijt achteraf ingrijpend; je zit er vaak dertig
jaar aan vast en oversluitkosten zijn relatief hoog. Het model bevat drie soorten
consumenten: non-lookers (overwegen maar één product), satisficers (overwegen
twee tot drie producten) en maximizers (overwegen vier of meer producten). Vijf
verschillende financiële producten zijn gemodelleerd: autoverzekering, hypotheek,
beleggen, betaalrekening en zorgverzekering. De verdeling tussen non-lookers,
satisficers en maximizers verschilt per product. Uit marktonderzoek van de Future
Foundation blijkt bijvoorbeeld dat 56% een maximizer is wat betreft de autoverzekering, maar bij beleggen slechts 34%. Deze en andere waarden van de
parameters zullen waarschijnlijk vergelijkbaar zijn in de Nederlandse situatie. Voor
verschillende producten is er een verschillend optimum voor de hele markt. Bij
beleggen heeft het overwegen van twaalf verschillende producten het hoogste nut
voor de gemiddelde consument.
Bij een zorgverzekering of een lopende rekening voorspelt het model dat drie
producten vergelijken optimaal is. Volgens het model kan een consument het
beste kiezen uit vier of vijf verschillende hypotheken. Voor autoverzekeringen
lijkt het vergelijken van zeven polissen optimaal, en net als bij beleggingen is er
geen sterke daling in nut rondom het optimum. Hier lijkt keuzeoverdaad niet zo
nadelig voor het nut als bijvoorbeeld bij een hypotheek of lopende rekening.

Bron: Future Foundation, Volterra Consulting

Arbeidsmarkt

Frank Cörvers (ROA)

Jaarlijkse groei van het uurloon van de werknemer met
het mediane loon naar leeftijd, 1999-2004.
14

%

Groei uurloon

12
10
8
6
4
2
0

26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 58
Leeftijd in jaren
2000

2001

2002

2003

2004

Bron: ROA

Loongroei, leeftijd en conjunctuur
De figuur laat voor de werknemer met het mediane loon voor elke leeftijd tussen 25 en 59 jaar de
procentuele toename van het uurloon zien voor de
periode 1999–2004. De loongroei van het weergegeven jaar heeft betrekking op het loon van dat jaar
ten opzichte van het voorafgaande jaar (bijvoorbeeld
2000 ten opzichte van 1999). Het gaat hierbij
telkens om de groei van de nominale bruto uurlonen.
Het uurloon wordt gedefinieerd als het fiscale jaarinkomen gedeeld door het aantal gewerkte uren.

De loongroei blijkt vooral groot te zijn bij de jongere werknemers tussen 25 en
35 jaar. Een jaarlijkse groei van het uurloon met 5 à 10% is heel gebruikelijk.
Daarna vlakt de loongroei af. Gemiddeld stijgt echter ook het loon van werknemers tussen de 50 en 60 jaar nog aanzienlijk, gemiddeld ruim 3% per jaar over
deze periode.
De curves lopen in hoge mate parallel. Dat wil zeggen dat als de gemiddelde
loongroei in een jaar hoger is, alle leeftijdsgroepen een vergelijkbare verhoging
van de loongroei ondervinden. Alleen in 2001 blijft de loongroei van ouderen
relatief gezien iets achter bij die van de leeftijdsklasse 25–45 jaar. De afstand
tussen de grafieken voor 2001 en de overige jaren wordt namelijk na 2001 voor
de 45-plussers geleidelijk aan kleiner naarmate men ouder is.
De grafiek laat zien dat de loongroei in 2001 het hoogste was gedurende de
betreffende periode, terwijl de laagste loongroei wordt waargenomen voor het
jaar 2004. De conjunctuurcyclus is hier kennelijk van grote invloed, waarbij
de loongroei vertraagd lijkt te reageren op de economische groei. Zo halveert
de reële groei van het bruto binnenlands product in 2001 ten opzichte van de
voorgaande jaren (van 3,9% in 2000 naar 1,9% in 2001), terwijl de loongroei
aanzienlijk toeneemt. In 2002 is de economische groei nihil, maar is de loongroei nog steeds hoger dan in 2000, met uitzondering van werknemers die 30
jaar of jonger zijn. Pas in 2004 trekt de economische groei flink aan, terwijl de
loongroei sterk daalt.

ESB

93(4539) 11 juli 2008

433

Auteurs