Scrabble
dr. ir. W.J. &eh
Zij die vaak een spel doen weten dat
het in de spelwereld gaat tussen hebben,
kunnen en zijn. Zet deze drie werkwoorden bij de hoekpunten van een gelijkzijdige driehoek en ieder spel is in die
driehoek te karakteriseren. Het resultaat zal er ongeveer uitzien als is weergegeven in de onderstaande figuur.
Domino is een hebben-spel. Eenmaal
de stenen gegeven, is bij iedere zet de
beste uitgangspositie voor de volgende
zet met eenvoudige regels te geven.
Mastermind is een typisch kunnen-spel.
Dat behoeft geen uitleg. Ganzebord en
dobbelen noem ik zijn-spelen. Iedere
stap is onzeker en kan de zijns-situatie
ten opzichte van de medespelers geheel
veranderen.
De meeste tafel- en bordspelen zijn
echter mengvormen. Contract-bridge is
hebben èn kunnen, de patiencespelen
hebben èn zijn en mens-erger-je-niet
kunnen en zijn. In de spelwereld slaagt
men evenmin als in de kille met alléén
maar geluk hebben, Ã’f handigheid, O
f
logisch denken. Scrabble bijvoorbeeld is
gelijktijdig hebben, kunnen en zijn, voor
vrijwel gelijke delen.
Voor een aantal spelen wisselt de positie in de figuur met de fase waarin het
spel verkeert. Schaken en dammen bewegen zich van kunnen naar zijn, van
begin- naar eindspel. Monopoly en molen met hun duidelij k verschillende speelfasen doorlopen ,,hebben, kunnen en
zijn” in deze tijdvolgorde. Meestal echter is er een bepalend moment in de afloop van zulke spelen aan te geven,
waarbij het erop aankomt te beschikken
over de juiste doses geluk, handigheid
en logisch denken.
Nu meen ik dat de taken die de overheid op zich nam eveneens met deze
typering van onze spelen te beschrijven
zijn. In de figuur heb ik dat proberen uit
te werken door daarin de verschillende
Figuur
departementen te plaatsen (met voor
zich smekende afkortineen). EZ meelt
~ h e i k h een ander spël &t de fahilie
(of
van risk en monopoly) en blijft steken
in de beginfase van dit spel, d e hebbenfase. LV zit aan een tafel met negen spelers o m in marathonzittingen te wachten
o p de eerste vrije lijn in een n-dimensionaal boter-kaasen eierenspel. Zolang dit
zal gaan om hebben en dus produceren
en niet om kunnen en dus om economisch verantwoord verkopen kan dit
spel, mits door allen vakkundig gespeeld,
niet tot winst leiden. Wetenschapsbeleid
(WB) vermaakt zich met mastermind.
Mijn vraag is nu welke mengvormen
er kunnen ontstaan als overheidstaken
o p elkaar gaan inspelen. LV en WB spelen niet samen. Dat vertelt de Innovatienota. EZ en WBzijn bereid tot een kaartspel, waarbij E Z de troefkleuren mag
kiezen. Dat geeft een situatie, waarbij de
burgemeester van T N O in de persoon
van de minister van Wetenschapsbeleid
bij herhaling bloot gaat. De kaarten die
hij bij het uitbrengen van de Innovatie-
KUNNEN
Mastermind
WB
Sheikh
HEBBEN
ESB 21-5-198C
Domino
Patience
Ganzebord
Dobbelen
ZIJN
nota in de hand leek te hebben, blijken
niet veel waard. Er zitten te veel heren
en boeren tegen. De nota zegt eigenlijk,
kort samengevat, laten we maar weer
mastermind gaan spelen, maar we laten
van nu af aan ook een blanco plaats toe
die we d e risicolijn zullen noemen.
Het pijnlijke is niet dat er heren en
boeren tegenzitten. Het bedroevende is
dat in een poging o m ,,hebben, kunnen
en zijn” gelijktijdig te dienen het verkeerde spel wordt gekozen. Echter, welk
spel ons wèl kan dienen is niet direct
duidelijk.
Tot dusver volgden we een molenachtige spelaanpak, waarbij ,,hebben,
kunnen en zijn” O ,,zijn, kunnen en hebf
ben” achtereenvolgens moeten worden
gediend. Bijvoorbeeld: eerst welvaart
scheppen (hebben), dan investeren in
kennis, onderzoek en ontwikkeling
(kunnen) om tot wel-zijn te komen; of,
eerst goede opleidingen bieden (zijn),
opdat er goed geschoolde arbeid zal zijn
(kunnen), die welvaart zal geven (hebben). Inmiddels weten we dat dit soort
relaties niet zo eenvoudig causaal te beschrijven zijn. De invloed van de ,,hardew
sector (hebben en kunnen) o p de
,,zachtew (zijn en kunnen) is ingewikkelder dan we dachten. De draagvlaktheorie, die zegt dat ,,zachtwaiiéén kan
wat ,,hardmis te betalen, blijkt een halve
waarheid. Ziekteverzuim, geringe motivatie, malaisegevoel en vlucht naar het
zwarte circuit tonen dat wat ,,zachtw
wordt ervaren mede bepaalt wat er
,,hardwzal gebeuren. Het molenspel lijkt
te veel o p monopoly, ook al is het een
vriendelijker en sportiever spel.
Ik ben meer voor een scrabble-achtige
aanpak. Schuifelen en scharrelen o m
hebben, kunnen en zijn gelijktijdig te
kunnen dienen. Dat lijkt ook het meest
o p wat succesvolle bedrijven doen. Het is
wat de Engelsen in hun beste tijd tot een
verheven kunst van ,,muddling-through”
maakten. Het is wat de Japanners in
,,ura” (het reële leven ,,achter de schermen”) als leidend principe hebben aanvaard. Het staat in tegenstelling tot
,,omoteW(de voorkant van het scherm,
de officiële, bijna ceremoniële zijde), dus
tegenover de zijde van de adviesraden.
De politiek van achter d e schermen,
waarvan met name EZ de afgelopen jaren de schijn op zich heeft geladen, heeft
weinig met dit principe te maken. Uitgangspunt moet zijn dat alle direct belanghebbenden mee kunnen onderhandelen achter het scherm, voordat het
resultaat door hen openbaar wordt verdedigd. De voornaamste spelregels daarbij zijn dat iedereen om beurten zet en
dat hij die aan zet is aanlegt bij wat er
reeds is. De belangrijkste strategische
wet is voor een ieder dat men de voortgang van het spel niet blokkeert, maar
juist openingen blijft zoeken, opdat men
niet door d e tegenpartij te dwarsbomen
ook zichzelf treft.
Een illusie? Wellicht. Maar, bij de oprichting van d e S E R en de Stichting van
de Arbeid hebben we een kans gehad o m
de Japanners van het Westen te worden.
Trouwens, het goed georganiseerde
Ministerie van Landbouw en Visserij
komt nationaal voor zijn belangengroepen nog steeds dicht bij deze situatie.
W. J. Beek