Ga direct naar de content

Reactie op: Determinanten van bancaire concurrentie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 2 2008

reactie

Reactie op: Determinanten van
bancaire concurrentie
Recentelijk presenteerden Bikker en Spierdijk (2008) in ESB hun
onderzoek naar bancaire concurrentie in 76 landen. Daarbij schoven zij indirecte concurrentie-indicatoren terzijde als misleidend
door hun “eenzijdige aardâ€. In plaats daarvan geven zij de voorkeur
aan “op modellen gebaseerde maatstaven†zoals de Panzar-Rossetoetsen. Hun motivering voor deze keuze gaat helaas niet veel
verder dan dat “deze methode meer erkenning heeft gekregen
doordat ze veel wordt toegepastâ€. Het is nog maar de vraag of
hierdoor meer inzicht in de concurrentieverhoudingen in de bancaire sector ontstaat. Voor het mededingingstoezicht zijn PanzarRosse-toetsen alleen bruikbaar als ze kunnen worden toegepast op
de deelmarkten in de bancaire sector waarover uitspraken moeten
worden gedaan.

Juiste marktafbakening
De door Bikker en Spierdijk gebruikte PR-maatstaf is gestoeld op
de aanname dat banken één product aanbieden op het geheel van
markten waarop banken in een bepaald land actief zijn. Vanuit
mededingingsperspectief is dit echter een te ruime afbakening van
de markt. Het is immers onwaarschijnlijk dat bijvoorbeeld bedrijfsfinanciering concurreert met consumentenhypotheken. De veelheid
aan klant-product-markt-combinaties maakt een generieke beoordeling van de mate van concurrentie in de bancaire sector onmoge­
lijk. In de fusiezaken RBS/ABN AMRO en Fortis/ABN AMRO heeft
de Europese Commissie de bancaire sector onderverdeeld in
retailbankieren, zakenbankieren en diensten voor financiële markten. Deze bestaan elk uit verschillende individuele productgroepen, omdat deze geen substituten vormen. Naar aanleiding van de
conclusies van de Commissie over de potentiële gevolgen voor de
concurrentie op bepaalde relevante markten heeft Fortis toegezegd
om een aantal activiteiten van ABN AMRO te zullen verkopen aan
een grote internationale bank.
De geografische dimensie van de markt hangt af van de kenmerken van de individuele productgroep. Banken bieden verschillende
producten in verschillende geografische gebieden aan verschillende klantengroepen aan. Op retailmarkten gaat bijvoorbeeld
weinig concurrentiedruk uit van buitenlandse spelers. Daarnaast
kan door het in beschouwing nemen van buitenlandse activiteiten
van banken een vertekend beeld van de binnenlandse concurrentie
ontstaan. Daarom bekijkt het mededingingstoezicht per relevante
markt of er in voldoende mate wordt geconcurreerd.
Door een gebrek aan data over de totale opbrengsten en productie­
kosten op het niveau van de relevante markt is het niet mogelijk
om een concurrentie-analyse per relevante markt met behulp van
de PR-maatstaf uit te voeren. De PR-maatstaf is vanuit mededingingsperspectief dan ook niet bruikbaar om de mate van concurrentie op de relevante markt te schatten.

Beoordeling aan de hand van structuurkenmerken
Bikker en Spierdijk stellen vast dat marktaandelen en concentratie­
ratio’s geen significant effect hebben op de mate van concurrentie.
Zij concluderen dan ook dat er bij de beoordeling van fusies en

284

ESB

93(4534) 2 mei 2008

overnames vooral naar andere relevante factoren moet worden gekeken. In tegenstelling tot wat Bikker en Spierdijk stellen, houden
de NMa en andere mededingingstoezichthouders bij hun analyses
van de mate van concurrentie in bancaire deelmarkten al rekening
met andere structuurkenmerken (NMa, 2004). Hierbij kan worden
gedacht aan de verwevenheid van banken vanwege onder andere
minderheidsdeelnemingen, personele banden op bestuursniveau
en participatie in dezelfde overlegorganen; ondoorzichtigheid van
de markt door de complexiteit en koppeling van bancaire producten en het belang van een vertrouwensrelatie tussen afnemer en
bank; toetredingsbelemmeringen door onder andere problemen bij
het vinden van een verkoopkanaal, het opbouwen van een goed
imago en het overstapgedrag van afnemers.
Een beoordeling van deze structuurkenmerken leidt tot een somberder beeld over de mate van concurrentie in de bancaire sector
dan Bikker en Spierdijk schetsen. Indien een bank bijvoorbeeld zijn
prijs voor een bepaald product verhoogt, zal een deel van zijn klanten overstappen naar een andere bank. Door een minderheidsdeelneming kan de prijsverhogende bank hier echter indirect weer van
profiteren. Het verlies van een prijsverhoging is daardoor minder
groot dan in een situatie zonder minderheidsdeelneming, hetgeen
de concurrentie beperkt. De ondoorzichtigheid van de markt en de
complexiteit van bepaalde bancaire producten dragen ertoe bij dat
banken het bestendigen van eenmaal ingezette relaties belangrijker
vinden dan het werven van klanten van concurrenten. Daarnaast
gaat er op verschillende markten ten gevolge van toetredingsdrempels een beperkte concurrentiedruk uit van nieuwe toetreders.

Conclusie
Bikker en Spierdijk stellen vast dat “de Nederlandse bankenmarkt
in termen van concurrentie gunstig afsteekt, ondanks de sterk
geconcentreerde marktâ€. De door hen berekende H-maatstaf
impliceert zelfs dat de Nederlandse bancaire wereld te typeren is
als volledig vrije mededinging. Deze conclusie trekken ze op basis
van een model dat niet kan worden getoetst op een mededingingsrechtelijk relevante markt doordat de benodigde data ontbreken.
Om de mate van concurrentie op bancaire markten te bepalen en
concentraties te beoordelen, maakt de NMa gebruik van meerdere
structuur- en gedragsvariabelen. Deze indiceren dat waakzaamheid
geboden blijft.
Literatuur
Bikker, J. en L. Spierdijk (2008) Determinanten van bancaire concurrentie. ESB,
92(4530), 148–150.
Case No COMP/M.4844-Fortis/ABN AMRO Assets (2007). http://ec.europa.eu/
comm/competition/mergers/cases/decisions/m4844_20071003_20212_en.pdf
Case No COMP/M.4843 -RBS / ABN AMRO Assets (2007). http://ec.europa.eu/
comm/competition/mergers/cases/decisions/m4843_20070919_20310_en.pdf
Nederlandse Mededingingsautoriteit (2004) Monitor Financiële Sector 2004.
Den Haag: NMa.

Ruth van de Belt
Medewerker bij de NMa

Auteur