Ga direct naar de content

Vergeldingsmaatregelen tegen de VS zullen de inflatie opdrijven

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 3 2025

President Trump dreigt met hoge Amerikaanse importheffingen op Europese export. De vraag is of de EU terug moet slaan, zoals ze dat in 2018 deed. Analyses van die handelsoorlog tonen dat tegenmaatregelen vooral pijn doen in de vorm van hogere consumentenprijzen in eigen land.

In het kort

  • Importheffingen in een handelsoorlog hebben weinig effect op exportprijzen, maar verlagen wel de handelsvolumes.
  • Importheffingen worden doorgaans betaald door importeurs en consumenten, niet door buitenlandse exporteurs.
  • Terughoudendheid bij het nemen van tegenmaatregelen is vanuit het oogpunt van inflatie raadzaam.

Op 2 april 2025 kondigde president Trump nieuwe importheffingen aan op vrijwel alle buitenlandse goederen. De EU hing aanvankelijk een basistarief van tien procent boven het hoofd plus nog eens twintig procent aan wat Trump ‘wederkerige heffingen’ noemt. Inmiddels dreigt Trump zelfs met heffingen van vijftig procent bovenop het basistarief. De EU heeft gereageerd door vergeldingsmaatregelen voor te bereiden, waarbij ze overweegt om heffingen tot 25 procent op Amerikaanse goederen ter waarde van ongeveer 18 miljard euro in te voeren (EC, 2025). Recentelijk is dit aangevuld met een tweede pakket ter waarde van 95 miljard euro (Blenkinsop, 2025).

Europese importheffingen op Amerikaanse producten kunnen echter leiden tot hogere prijzen, zoals blijkt uit eerdere ervaringen met handelsconflicten. In 2018 voerde de EU namelijk ook al heffingen van 10 à 25 procent op de Amerikaanse import in, als tegenreactie op eerdere Amerikaanse heffingen. In de nasleep van die handelsoorlog is veel onderzoek gedaan – ook door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) – naar de doorwerking van heffingen op handel en prijzen. Het gaat hierbij specifiek om de kortetermijneffecten van uiteindelijk vaak tijdelijke importheffingen die als wapen in een handelsoorlog worden ingezet. Zulke tijdelijke heffingen onderscheiden zich qua economische effecten van langjarige heffingen (CBS, 2020).

In 2018 ging het om extra Amerikaanse heffingen van variërende hoogte op een relatief beperkt aantal productgroepen (zoals wasmachines, zonnepanelen, staal, aluminium en specifieke voedingsmiddelen), met een totale geschatte importwaarde van 2,8 miljard euro. In sommige gevallen ging het daarbij om zeer hoge heffingen, tot honderd procent op producten als kaas, wijn en olijven.

Qua hoogte van de heffingen is de situatie in 2018 vergelijkbaar met die van nu, maar het betrof toen een veel kleinere groep producten – slechts zes procent van de Nederlandse exporteurs werd geraakt (CBS, 2020). Nu, in 2025, gaat het om Amerikaanse heffingen op alle importen uit de EU, enkele vrijstellingen daargelaten. Als tegenmaatregel overweegt de EU nu importheffingen voor een bredere set Amerikaanse producten dan in 2018. Daarbij gaat het onder andere om de Amerikaanse export van vliegtuigen, auto’s en landbouwproducten.

In dit artikel bespreken wij de prijseffecten van importheffingen uit 2018 op basis van internationale en Nederlandse data, en trekken wij lessen voor het huidige handelsbeleid.

Importheffingen en consumentenprijzen

Tijdens de handelsoorlog van 2018 stelde president Trump herhaaldelijk dat het niet de Amerikaanse consument, maar de Chinese exporteur zou zijn die de Amerikaanse importheffingen betaalde (Bloomberg, 2019; Factcheck.org, 2019). In werkelijkheid ligt dat genuanceerder en hangt het af van het zogeheten pass-through effect: de mate waarin de invoerheffing wordt doorberekend in de uiteindelijke prijs die de importeur betaalt. We nemen hier de rol van exporteurs, van importeurs en van consumenten onder de loep.

De rol van exporteurs

Formeel is het altijd de importeur die de invoerheffing afdraagt aan de douane van het land dat de maatregel instelt. Deze heffing wordt geheven over de prijs die de buitenlandse exporteur rekent. Als de exporteur zijn prijs onveranderd laat, betaalt de importeur de volledige heffing en is er sprake van volledige pass-through.

Soms kiest de exporteur ervoor zijn prijs te verlagen om concurrerend te blijven, bijvoorbeeld als de invoerheffing zijn product te duur maakt voor de buitenlandse markt. In dat geval betaalt de exporteur dus (een deel van) de heffing en is de pass-through onvolledig. Of de exporteur hiertoe bereid of in staat is, hangt onder meer af van de marktomstandigheden en zijn onderhandelingsmacht. Exporteurs met veel marktmacht zullen de kosten gemakkelijker bij de importeur kunnen neerleggen.

Onderzoek naar Trumps eerste heffingsverhogingen uit 2018 heeft aangetoond dat de heffingen die de VS instelde niet leidden tot prijsverlagingen door buitenlandse exporteurs. De importheffingen werden dus grotendeels of volledig door de VS zelf gedragen (Amiti et al., 2020; Fajgelbaum et al., 2020; Krugman, 2024). Fajgelbaum et al. (2020) laten zien dat de Amerikaanse heffingen wel leidden tot een afname van de import in termen van waarde en hoeveelheden.

Naast een prijs- en een hoeveelheidseffect kan een exporteur ook reageren op een heffing door de kwaliteit van een product aan te passen. Zo hebben Ludema en Yu (2016) laten zien dat Amerikaanse exporteurs een deel van de heffingsverlagingen in het bestemmingsland hebben aangehaald om de kwaliteit van hun exportproduct te verhogen. Met name hoogproductieve bedrijven grijpen zo de kans die een heffingsverlaging hun biedt om te investeren in productkwaliteit zonder dat ze daarvoor hun prijs hoeven te verhogen. Het CBS heeft ook al eens aangetoond dat er een negatieve correlatie bestaat tussen de kwaliteit van de Nederlandse export en importheffingen ingesteld door handelspartners van Nederland (CBS, 2021). Met name de meest productieve Nederlandse bedrijven bleken gevoelig voor heffingen, door hun kwaliteit méér te verlagen dan minder productieve Nederlandse exporteurs.

De rol van importeurs

Nadat de exporteur zijn prijs heeft bepaald, kan de importeur ervoor kiezen de importheffing al dan niet geheel of gedeeltelijk door te berekenen aan zijn afnemers. Dat kunnen consumenten zijn die finale goederen kopen of andere bedrijven stroomafwaarts in de productieketen in binnen- of buitenland die Nederlandse goederen of (half)fabricaten afnemen, waarin deze import verwerkt is. In die gevallen betalen consumenten uiteindelijk de extra kosten van de importheffing integraal. Maar het kan ook zo zijn dat consumenten aanzienlijk minder betalen of dat de consumentenprijs zelfs helemaal niet omhoog gaat. In dat geval neemt de binnenlandse importeur (of eerder al de buitenlandse exporteur) een deel van de kosten voor zijn rekening door genoegen te nemen met een kleinere winstmarge op zijn verkopen.

In veel gevallen zullen de winstmarges van importeurs überhaupt niet groot genoeg zijn om de heffing volledig te absorberen zonder verlieslatend te worden. Dit zal zeker niet het geval zijn met de ‘wederkerige heffingen’ waar Trump momenteel mee dreigt richting landen als Vietnam en Bangladesh, en al helemaal niet met de heffingen op Chinese import die zelfs enige tijd opliepen tot 145 procent. Voor de EU zou het in eerste instantie naast de basisheffing van tien procent gaan om een extra heffing van twintig procent, waarbij Trump recentelijk dreigde met een verdere verhoging tot vijftig procent, alvorens deze verhoging opnieuw uit te stellen tot – vooralsnog – 9 juli.

De rol van consumenten

Onderzoek wijst uit dat uiteindelijk consumenten in de praktijk voor een belangrijk deel opdraaien voor de heffingen (Amiti et al., 2020; Fajgelbaum et al., 2022). Flaaen et al. (2020) laten zelfs zien dat de elasticiteit van heffingen meer dan 1 kan zijn voor specifieke producten. Zij onderzochten het effect van importheffingen op wasmachines en constateerden dat deze vrijwel een-op-een worden doorberekend aan consumenten, maar dat ook de prijs van wasdrogers (waar geen heffingen op werden ingesteld) in het kielzog van de prijsstijgingen van wasmachines mee steeg. Cavallo et al. (2019) komen in een meer generiek onderzoek tot de conclusie dat de kosten van importheffingen op de relatief korte termijn vooral de winstmarges van de importeur onder druk zetten, en in mindere mate ten laste van de consument komen. Op de langere termijn, bij voortdurende heffingen, zouden consumentenprijzen echter wel kunnen stijgen.

Een enquête van de University of Chicago onder 43 vooraanstaande economen wijst uit dat er onder experts weinig twijfel bestaat dat de kosten van importheffingen uiteindelijk vooral gedragen worden door consumenten (Clark Center Forum, 2019). Het overgrote deel van de bevraagde economen is het eens of sterk eens met de stelling dat consumenten vooral opdraaien voor de kosten van heffingen. Al met al is het dus zeer aannemelijk dat consumenten een substantieel deel van de pijn van heffingen zullen dragen.

Bewijs geldt ook voor Nederland

Een vergelijkbaar beeld komt naar voren in analyses uit Nederland. De Internationaliseringsmonitor van het CBS (2020) toont aan dat ook Nederlandse exporteurs hun prijzen niet verlaagden na de Amerikaanse heffingsverhogingen in 2018, waardoor de extra kosten bij Amerikaanse importeurs terechtkwamen. Ondanks deze extra heffingen bleef de VS een belangrijke afzetmarkt voor Nederlandse bedrijven (CBS, 2025). De prijs van de export bleef stabiel, maar het exportvolume nam significant af. Die afname kan ertoe leiden dat het handelstekort van de VS met de EU afneemt, zoals Trump ambieert. Of dit ook betekent dat binnenlandse productie in de VS hiervoor terugkomt, zoals Trump claimt, is echter een hele andere vraag. Niettemin wijst alles op een volledige pass-through van de heffingen naar de Amerikaanse importeurs. Daarmee wordt ook met Nederlandse data de stelling weerlegd dat het buitenland ‘de heffingen betaalt’.

Aan de andere kant bleven de Amerikaanse exportprijzen naar Nederland ook stabiel, wat betekent dat Nederlandse importeurs de kosten van de Europese vergeldingsheffingen droegen (CBS, 2020). Tegelijkertijd leidden de heffingen die de EU als tegenmaatregel instelde op Amerikaanse producten tot een scherpe afname van de waarde van Nederlandse import uit de VS, vooral door lagere hoeveelheden, maar niet door een lagere prijs. Dat wijst dus op een beperkte prijsrespons van Amerikaanse exporteurs, en op volledige kostenoverdracht naar Nederlandse bedrijven. Daarnaast zien we anticipatie-effecten: na de aankondiging van de maatregelen werd de invoer tijdelijk opgevoerd, vermoedelijk om voorraden aan te leggen, waarna deze daalde na inwerkingtreding van de heffingen.

Voor Nederland is het onbekend in hoeverre importeurs de kosten uiteindelijk doorberekenen aan consumenten. Hoewel eerder Amerikaans onderzoek daar wél aanwijzingen voor geeft, blijft dit een relevant aandachtspunt voor toekomstig onderzoek, zeker gezien de aanhoudende hoge inflatie in ons land.

Heffingen werken door in productieketens

Hoewel het dus doorgaans de importeurs zijn die de heffingskosten dragen, en Nederlandse exporteurs op die manier waarschijnlijk niet zwaar geraakt zullen worden door de ‘wederkerige heffingen’, kunnen Nederlandse exporteurs via mondiale productieketens indirect wel voor hogere kosten komen te staan. Denk bijvoorbeeld aan een Nederlands bedrijf dat halffabricaten uit de VS importeert, waar de Amerikaanse toeleverancier in zijn productieproces al importheffingen over heeft moeten afdragen omdat hij deze zelf ook uit het buitenland geïmporteerd heeft. Via deze indirecte route kunnen Nederlandse exporteurs dus ook last hebben van de heffingen van Trump, omdat zij de kosten van heffingen stroomopwaarts in de productieketen doorberekend zullen krijgen door hun Amerikaanse toeleverancier.

Input-outputanalyses tonen aan dat dit voor bedrijven in bepaalde sectoren een reële kostenverhogende factor is (CBS, 2020). Per euro Nederlandse export naar landen buiten de EU komt er gemiddeld 0,13 cent aan indirecte heffingskosten bij, een toename van ruim drie procent bovenop de directe heffingsdruk. Hoewel dit gemiddelde effect beperkt lijkt, zijn de verschillen tussen sectoren groot. In bijvoorbeeld de machinebouw leidt deze ‘heffingsopslag’ tot een verhoging van twaalf procent. In de kleding- en elektrotechnische industrie bedraagt de extra druk zes à zeven procent. In sectoren als aardolie en bouwmaterialen zijn keteneffecten daarentegen verwaarloosbaar.

Lessen voor nu

De in 2018 door Amerika en de EU ingestelde importheffingen leidden niet tot prijsaanpassingen door exporteurs. Hierdoor zijn de heffingen vrijwel volledig ten laste gekomen van de importerende bedrijven in het land dat de heffingen heeft ingesteld. Uiteindelijk is het aannemelijk dat in ieder geval een deel van deze heffingen aan de consument wordt doorberekend, zeker als ze langere tijd van kracht blijven.

Europese invoerheffingen als reactie op de verhoogde Amerikaanse heffingen kunnen de inflatoire druk dus verder verhogen, zowel via directe prijsdoorwerking als via mondiale productieketens. Dat is met name relevant voor Nederland, dat momenteel te maken heeft met een relatief hoge inflatie ten opzichte van andere eurolanden.

Als we kijken naar de potentiële inflatie-effecten lijkt terughoudendheid met tegenmaatregelen dus in het Nederlandse belang. Andere economische of strategische overwegingen, zoals geloofwaardigheid, onderhandelingsposities, geopolitieke afwegingen of sectorale belangen, spelen uiteraard ook een rol in de beleidsafweging rondom vergeldingsmaatregelen.

Literatuur

Amiti, M., S.J. Redding en D.E. Weinstein (2020) Who’s paying for the US tariffs? A longer-term perspective. AEA Papers and Proceedings, 110, 541–546.

Blenkinsop, P. (2025) EU sets out possible 95-billion-euro response to US tarriffs. Nieuwsbericht op www.reuters.com, 8 mei.

Bloomberg (2019) Trump says no rush on trade talks. Really? Bloomberg Opinion, 10 mei.

Cavallo, A., G. Gopinath, B. Neiman en J.P. Tang (2019) Tariff pass-through at the border and at the store: Evidence from US trade policy. The American Economic Review: Insights, 3(4), 19–34.

Clark Center Forum (2019) China-US Trade War. Kent A. Clark Center for Global Markets, 29 mei. 

CBS (2020) Internationaliseringsmonitor 2020, vierde kwartaal: Tarieven en verdragen. CBS, 17 december.

CBS (2021) Internationaliseringsmonitor 2021, derde kwartaal: Niet-tarifaire maatregelen. CBS, 23 juni.

CBS (2025) Internationaliseringsmonitor 2025, eerste editie: Verenigde Staten. CBS, 30 april.

EC (2025) Commission responds to unjustified US steel and aluminium tariffs with countermeasures. Bericht op ec.europa.eu, 12 maart.

FactCheck.org (2019) Does China pay tariffs? Bericht op www.factcheck.org, 28 februari.

Fajgelbaum, P.D., P.K. Goldberg, P.J. Kennedy en A.K. Khandelwal (2020) The return to protectionism. The Quarterly Journal of Economics, 135(1), 1–55.

Flaaen, A., A. Hortaçsu en F. Tintelnot (2020) The production relocation and price effects of US trade policy: The case of washing machines. The American Economic Review, 110(7), 2103–2127.

Krugman, P. (2024) Who pays tariffs? And how do we know? Op-Ed in The New York Times, 2 juli.

Ludema, R.D. en Z. Yu (2016) Tariff pass-through, firm heterogeneity and product quality. Journal of International Economics, 103, 234–249.

Auteurs

  • Loe Franssen

    Senior onderzoeker bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

  • Marcel van den Berg

    Senior onderzoeker en programma­manager bij het CBS

Plaats een reactie