Ga direct naar de content

Nederland: een geval apart!

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 13 1993

Nederland:
een geval
apart!

te komen. Het renteverschil met
Duitsland bleef het kleinst van alle
EMS-landen.
Dit betekent overigens niet dat Nederland zich geen zorgen hoeft te maken. Met name de hoge inactiviteit,
vooral veroorzaakt door de hoge
werkloosheid en arbeidsongeschiktheid, ziet de OESO als een groot
structured probleem.

Mededingingsbeleid

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling publiceert jaarlijks ‘economic surveys’
waarin het economische beleid van
haar leden wordt bekeken. Zo’n rapport bestaat altijd uit drie delen. Allereerst een deel met economische
trends en vooruitzichten. Daarnaast
een beschrijving en beoordeling van
het gevoerde beleid, met terugkerende onderwerpen als het monetaire
beleid, het budgettaire beleid, de arbeidsmarkt en de buitenlandse handel. Vervolgens wordt er ook elke
keer aandacht besteed aan een speciaal geselecteerd beleidsonderwerp
uit de hoek van het structuurbeleid.
Het begin deze maand gepubliceerde landenrapport over Nederland
had dit keer als bijzonder aandachtsgebied het Nederlandse mededingingsbeleid. Een onderwerp dat ook
in ons land zelf sterk in de belangstelling staat.

Macrobeleid
Het algemene oordeel over het in Nederland gevoerde economische beleid is overwegend positief. De
OESO schetst een beeld van het economische beleid dat zich onderscheidt door soliditeit en een sterke
midellange-termijnorientatie. Elementen in deze benadering zijn het reduceren van de schuldquote en het
overheidstekort, het verlagen van de
collectieve-lastendruk, een gematigde loonkostenontwikkeling, verbetering van de kwaliteit van de overheidsuitgaven, verbetering van de
werking van de arbeidsmarkt en koppeling van de gulden aan de Duitse
mark.
De vruchten van dit beleid werden
zichtbaar gedurende de recente onrustige periode op de valutamarkten.
De Nederlandse gulden bleek daaruit
als een van de sterkste te voorschijn

Nederland heeft op het gebied van
het mededingingsbeleid het laatste
decennium bepaald niet uitgeblonken. Maar daarin tekent zich nu een
scherpe verandering af. De recente
maatregelen en gepubliceerde plannen op het gebied van het nationale
mededingingsbeleid en het vestigingsbeleid krijgen volledige steun
in het rapport. En wat de OESO betreft mag Nederland zelfs nog een
paar stapjes verder gaan.
Het OESO-rapport constateert dat
in Nederland de belemmeringen
voor de vrije concurrentie diep geworteld zijn. De huidige mededingingswet gedoogt kartelvorming,
waardoor kartelafspraken zelfs voor
de rechter kunnen worden afgedwongen. Voorts wordt de markttoetreding en de mobiliteit tussen markten belemmerd door publiekrechtelijke vestigingseisen en/of door privaatrechtelijke erkenningsregelingen. En ten slotte wijst de OESO
crop dat de overheid de concurrentieverhoudingen in een groot aantal
sectoren bei’nvloedt door middel van
regelgeving, subsidies, en prijsregulering. Dit laatste is in OESO-verband
overigens niet ongebruikelijk.
Gevolgen op sectorniveau
Het OESO-onderzoeksteam heeft onderzoek gedaan naar de gevolgen
van het beschermende marktbeleid.
De negatieve sporen van de genoemde concurrentiebeperkingen (kartels,
concentraties en entreebarrieres)
vond men het duidelijkst op het sectorniveau terug. In vele publieke en
(semi-)publieke sectoren is er een gebrek aan effectieve concurrentie, ondanks het feit dat in Nederland terughoudendheid is betracht met grootschalige nationalisaties. De invloed
van subsidies en regelgeving in sectoren als de gezondheidszorg, de woningsector, de telecommunicatie, de
energievoorziening en het openbaar
vervoer is echter nog steeds groot,

ondanks een aantal recente stappen
om meer marktimpulsen te introduceren waar dat mogelijk en zinvol is.
Het was mooi geweest als het rapport wat concreter was geworden
over de veronderstelde ‘costs of noncompetition’ in deze sectoren. De
laatste jaren wordt veel gesproken,
ook in Nederland, over de mogelijkheden om de balans tussen regulering en marktwerking op onderdelen
te herzien. Daarvoor is inzicht in de
kosten en baten van de huidige situatie gewenst. De OESO had hier een
nuttige bijdrage kunnen leveren.
Op commerciele markten werden
hardere aanwijzingen gevonden dat
de beperking van concurrentie, met
name in sectoren die tot dusverre
nog enigszins in de luwte van de internationale concurrentie hebben
kunnen functioneren, de consument
en andere betrokkenen geld gekost
heeft. Het prijsniveau in de bouwsector ligt gemiddeld zo’n 10 a 20% boven het EG-gemiddelde. Een andere
aanwijzing voor tekortschietende
concurrentiele druk is dat de laagste
loonschaal in deze sector circa 20%
hoger uitvalt dan de vergelijkbare
loonschalen in de veel sterker met
het buitenland concurrerende sectoren als de landbouw en de industrie.
Bovendien blijft in deze sector de innovativiteit en de dienstverlening
achter, aldus het rapport.
Een andere duidelijke aanwijzing
van tekortschietende prestaties door
gebrek aan concurrentie, is dat de
produktiegroei in beschermde dienstensectoren ver achterblijft bij die in
andere OESO-landen (zie de label).
Opvallend is het verschil in relatieve
groeiprestaties tussen beschermde
en niet-beschermde dienstensectoren. In Nederland beschermde sectoren als de detail- en groothandel, restaurants en hotels, communicatie,
banken en verzekeringen vertonen
veel lagere groeicijfers dan dezelfde
sectoren in de grote EG-landen, de
VS en Japan. Sectoren die in Nederland met sterke internationale druk
worden geconfronteerd, zoals transport en zakelijke dienstverlening, vertonen het omgekeerde beeld.
Gevolgen op macroniveau
Merkwaardig genoeg blijkt het vertalen van de sector-bevindingen naar
het macro-niveau voor Nederland uiterst moeilijk te zijn, dit in tegenstelling tot wat geldt voor landen met
een vergelijkbaar zwak concurrentie-

Tabel Internationale vergettjking van de produktiegroei in de dienstensector,
verandering inprocenten over de periods 198O-1987
Ned.

Fr.

Did.

VS

Jap.

VK

It.

Bel

4,5

13,6

5,0

30,8

23,4

25,7

14,2

25,4

27,5

16,5

17,3

29,0

21,9

233

afstand te plaatsen van de overheid,
overeenkomstig de praktijk in de
meeste EG-lidstaten.

5,4

Conclusie

liBanken, yerzekeringen,,
i E. onroerend goed, zakelijke
22,4

t

nieuwe mededingingswetgeving, op

6,7

:- en detailhandel,

restaurants en hotels
opslag en

sing en met de uitvoering van de

27,3

24,2

28,7

42,6

26,4

34,4

9,2
8,1

20,4
13,0

11,2
9,4

31,7
20,6

28,3

133

14,9
7,7

: sectpren

f|+3, excl. transport

beleid zoals Zweden, Denemarken

verboden zijn. Per 1 juli a.s. zal hori-

en Zwitserland. Ondanks duidelijke

zontale prijsbinding verboden zijn.

aanwijzingen op het meso-niveau
van economische schade, is de ma-

Een half jaar later zal hetzelfde gelden voor marktverdeling in de ruim-

cro-economische ontwikkeling van

ste zin van dat begrip (elke vorm van
capaciteits-, afzet- of outputbei’nvloeding) en voor aanbestedingsregelin-

Nederland tot dusverre redelijk te
noemen. Vandaar ook de titel die de

OESO aan dit onderdeel van het rapport meegaf: ‘the unusual Dutch
case’.
Weliswaar is de groei van de economic zwak en blijft de ontwikkeling
van het bruto nationaal produkt per
hoofd van de bevolking al jarenlang
duidelijk achter bij de rest van Euro-

pa, maar “‘t had slechter gekund”1.
De verklaring voor deze ‘unusual

case’ moet in eerste instantie gezocht
worden in de weerbarstigheid van
de meso/macro vertaalslag. Sinds

Harbergers bekende artikel uit 1954,
waarin hij de kosten van te hoge concentratie op de Amerikaanse markt
trachtte te becijferen, is bekend dat
dit type onderzoek geweldige metho-

gen.
Voorts heeft de notie vaste grond

gekregen dat marktbeleid meer is
dan mededingingsbeleid. Ook de
overheid zelf dient zich op het eigen
functioneren en reguleren te her-

orienteren. Er dient nagegaan te worden of, in het licht van de huidige
kermis en beleidsintenties, de bestaande regulering nog steeds voldoet. Wat geldt voor de van oudsher
gereguleerde sectoren, zoals de telecommunicatiesector en de vervoerssector, geldt eveneens voor nieuwe
beleidsgebieden als de milieuzorg.

Er dient voor gewaakt te worden dat
zelfregulering en convenanten, hoe

nuttig soms ook, niet leiden tot een

openheid van de Nederlandse economic en wellicht ook de cooperatieve

stapeling van regelgeving en tot effectieve belemmering voor concurrentie en dynamiek.
Daartoe zijn inmiddels de nodige
initiatieven genomen. De liberalisatie

geest binnen de Nederlandse economische verhoudingen, apert kartel-

van de telecommunicatiesector is
een voorbeeld. Een ander voorbeeld

dologische en statistische problemen

kent . Los van deze technische verklaring is het niet ondenkbaar dat de

of machtsmisbruik hebben gemiti-

is de liberalisatie van de bestaande

geerd.

Het jongste OESO-rapport over Nederland is een degelijk stuk werk dat
voor een breder publiek interessante
leesstof bevat. De onderdelen die
gaan over het algemene beleid en de
economische vooruitzichten zijn inmiddels bekend terrein. Men is er
echter ook in geslaagd het intrinsiek
complexe mededingings- en marktbeleid helder te presenteren en aannemelijk te maken dat beperking van
de concurrentie hier en daar geleid
heeft tot economische kosten.
Wellicht verdienen de mededingingspolitieke aanbevelingen een kritische opmerking omdat deze hier en
daar nogal vrijblijvend zijn. Het rapport beveelt bij voorbeeld zonder nadere toelichting aan om de uitvoering van het nieuwe beleid op afstand (at arm’s length) van de overheid te positioneren. Aan op-afstandplaatsing kleven echter voor- en nadelen, die bovendien nog afhankelijk
zijn van de bestuurlijke cultuur waarin het beleid vorm krijgt. Dat het mogelijk is ‘in house’ goed mededingingsbeleid te voeren, bewijst de
Europese Commissie al jarenlang, terwijl omgekeerd de op afstand van de
overheid functionerende Japanese
Fair Trade Commission geen actieve
indruk maakt.
Samengevat kan worden gesteld
dat de aanbevelingen in het landenrapport weliswaar geen nieuwe inzichten opleveren, maar dat het rapport duidelijk de keuze onderstreept
en ondersteunt die gemaakt is om in
Nederland het mededingingspolitieke roer om te gooien.
C. van Gent

vestigingswetgeving, die in de perio-

voor zorgen dat vrijwel alle zware

de tot 1 januari 1996 z’n beslag zal
krijgen.
De OESO noemt bovenstaande
stappen bemoedigend, maar raadt
aan op het gebied van het mededingingsbeleid verdergaande stappen te
ondernemen die het Nederlandse beleid beter laten aansluiten bij het EGbeleid en dat van vrijwel alle OESOpartners. Daarnaast geeft de O’ESO
ter overweging om de organen die

kartelvormen in Nederland voortaan

belast zijn met de nationale fusietoet-

Nieuwe beleidsimpulsen
De gewijzigde internationale concur-

rentieverhoudingen en de bestuurlijke integratie in EG-verband, hebben

de laatste jaren al geleid tot concrete
stappen om de concurrentie op de

Nederlandse markten te dynamiseren.
Dit jaar zullen een drietal zogenaamde generieke maatregelen er-

ESB 12-5-1993

De auteur is werkzaam bij de Directie

Marktwerking van het Ministerie van Economische Zaken. Hij schreef deze bijdrage
op persoonlijke titel.

1. Zie L. van der Geest, ESB, 5 mei 1993.
2. A.C. Harberger, Monopoly and resource

allocation, American Economic Review,
jg. 44, 1954; zie ook P.A.G. van Bergeijk
en R.C.G. Haffher, Op zoek naar dynamiek, ESB, 20 januari 1993 en de reactie
daarop van A.R. Thurik, ESB, 28 april
1993.

Auteur