Ga direct naar de content

De burgemeester-koopman

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 13 1993

De burgemeester-koopman
Met de verkiezingen in het vooruitzicht is het druk
op de technologische ideeenmarkt. De werkgeversorganisaties VNO, NCW en FME publiceerden hun industriele verlanglijstjes. Landelijk ging de campagne
“Technologic dus!” van start, met regionale manifestaties over het belang van technologic voor de economische ontwikkeling. Minister Andriessen putte nieuwe moed en schreef de Tweede Kamer een brief die
er een debat aan wijdde. Dezer dagen publiceren
acht technische instellingen en verenigingen een
open brief aan het Parlement over het technologiebeleid waarin zij overheid en politick hun diensten aanbieden om aan dit beleid mede vorm en inhoud te
geven. Ook ESB laat zich niet onbetuigd. De laatste
maanden verschenen in dit blad regelmatig artikelen
over Industrie- en technologiebeleid.
Het zijn niet alleen loze kreten die worden geslaakt. Door veel over technologic te praten worden
de beleidsrelevante ontwikkelingen steeds duidelijker. Onder meer blijkt dat bedrijven en instellingen
die voor hun succes afhankelijk zijn van hoogwaardige technologic, veel belang hechten aan de directe
nabijheid van afnemers en toeleveranciers. Hierdoor
wordt bevestigd dat technologic zich regionaal “clustert’. De zwakte in de discussie is dat het begrip technologic niet eenduidig is, dat de regiogrenzen afhankelijk zijn van de betreffende technologic en dat het
begrip clusters niet precies hetzelfde is als ‘strategische allianties’ of ‘netwerken’ die eerder in de mode
kwamen. De vaagheid van deze begrippen werkt
overigens in het voordeel van de discussie: de zelfontdekking van technologische verschijnselen biedt
mogelijkheden om originele beleidsinstrumenten te
ontwikkelen. Bij voorbeeld met betrekking tot de interactie tussen de technologiecluster en het regiobestuur. Daartoe worden onder meer platforms opgericht die de verschillende regionale belangen in
kaart brengen, deze afwegen en gemeenschappelijke besluitvorming stimuleren. De Unie van Utrecht
voor Innovatie en Economic, Delft Kennisstad, Technologiekring Twente en de Kenniskring Amsterdam
zijn slechts enkele voorbeelden hiervan.
Wat in het bedrijfsleven reeds vele jaren ‘valuesharing’ heet om bedrijfsonderdelen van verschillend karakter tot goede samenwerking te brengen,
wordt op deze wijze regionaal toegepast. Dit impliceert dat overheid, onderwijsinstellingen en onder
meer milieu-actiegroepen zich rekenschap geven
van de economische ontwikkelingsmogelijkheden
van de regio en zich een oordeel vellen over de technologieclusters die voor de regio belangrijk zijn. Vervolgens bepalen zij hun eigen taak om deze ontwikkeling in goede banen te leiden. In veel gevallen wil
de Industrie graag met deze .partners aan tafel zitten
ten einde de wensen vanuit de samenleving te bespreken en daar zo goed mogelijk op in te spelen,
onder de voorwaarde dat met die zelfde partijen afspraken kunnen worden gemaakt over een zodanige

ESB 12-5-1993

consistentie in deze wensen dat de
economische levensduur van de
voorgenomen investeringen wordt
meegewogen. In die regie’s waar
dit gesprek het meest succesvol
loopt, zijn de vestigingsplaatscondities doorgaans het best.
Daarmee is impliciet de politieke vraag naar de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het vestigingsklimaat aan de orde. Deze
verantwoordelijkheid ligt niet bij
het bedrijfsleven. Ondernemers kiezen de voor hen meest geschikte
plaats om hun activiteiten uit te
voeren. Op hun beurt zijn onderW.J. de RidOer
wijsinstellingen en met name het beroepsonderwijs volgend. De verantwoordelijkheid berust
dan ook in de eerste plaats bij het lokale en het regionale bestuur. Deze constatering houdt geen pleidooi in voor de gekozen burgemeester. Wel voor de
formalisering van de rol die steeds meer burgemeesters en sommige commissarissen van de Koningin
met verve vervullen: het informele leiderschap van
de technologiediscussie. De praktijk wil dat in veel
gevallen de economische portefeuille door een wethouder wordt beheerd, hetgeen de burgemeester in
deze rol hindert. Daar waar regionale Value-sharing’
aan de orde is, is het leiderschap van een onpartijdige, door de media nauwgezet gevolgde gezagsdrager onontbeerlijk.
Het aardige is dat dit helemaal niet nieuw is.
Toen Koning Willem I in 1813 uit Engeland kwam,
trof hij hier een slecht economisch klimaat aan: langdurige werkloosheid, handelsprotectie, onder meer
door de afsluiting van de Schelde en de aanwezigheid van veel renteniers die uit angst hun geld te verliezen investeringen in ondernemingen mijdden. De
Koning-Koopman heeft in die tijd met vallen en opstaan veel tot stand gebracht: hij stichtte de Nederlandsche Handelsmaatschappij en de Nederlandsche
Bank en bevorderde de aanleg van vele infrastructurele werken zoals het Voornse Kanaal die hij uit eigen middelen betaalde.
Tijden veranderen en de lessen uit het verleden
kunnen bedrieglijk zijn. Maar het heeft er alle schijn
van dat er thans in ons land een grote behoefte is
aan een eigentijdse technologische elite die het publieke debat over de toekomst van de regio en het
land aanvoert. Verschillende instellingen bieden zich
reeds aan, burgemeesters werpen zich op om ‘rond
de haard’, ‘met voeten op tafel’ of ‘EuregionaaP de
economische ontwikkeling aan de orde te stellen. Zij
en hun ambtenaren kunnen tegenwoordig zelfs stage lopen om kennisdeficienties op te heffen, omdat
de huidige problematiek veel gelijkenis vertoont
met, maar veel gecompliceerder is dan die in de tijd
van Koning-Koopman Willem I.

Auteur