Ga direct naar de content

Is de universiteit subaddifief?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 10 1991

Is de universiteit subaddifief?
Wie de Indiana Jones films van Steven Spielberg
heeft gezien, weet dat ‘Indy’ de ideale hoogleraar is.
Hij combineert met verbluffend gemak zijn onderwijs- en onderzoekstaken. Hij betrekt zijn archeologisch onderzoek in zijn colleges en vertelt hoe hij
de ark des verbonds en de heilige graal heeft gevonden. Dat zijn onderwerpen die er bij studenten beter ingaan dan Nationale Rekeningen. Het is hoogwaardig onderzoek waarvoor hij in een andere
wetenschap al twee keer de Nobelprijs zou hebben
gekregen. Nu verdient hij gelukkig nog wat aan de
filmrechten.
Het naadloos aansluiten van onderzoek en onderwijs is de essentie van de universiteit. Het college
van vandaag wordt verrijkt met de onderzoeksresultaten van gisteren. De indringende vragen van studenten maken bij de decent associaties los die leiden tot nieuwe theorema’s. Maar deze ideale
Indiana Jones-unie van onderzoek en onderwijs is
een fictie. Praktisch is het vaak niet te combineren
en er is binnen de universitaire gemeenschap een
sterke neiging om zich op te splitsen in Indiana’s
die onderzoek doen en Jones’s die colleges geven.
Deze trend naar specialisatie is al ingezet ( denk
aan onderzoeksscholen) en er zijn sterke aanwijzingen dat in de toekomst universitair onderwijs en onderzoek volledig worden losgekoppeld.

langrijke economen gevraagd om
te voorspellen wat er de volgende
honderd jaar in de economische
wetenschap zou gebeuren. Een
voorspelling vond ik heel aannemelijk. Geconstateerd werd, dat
waar eind vorige eeuw Marshall
nog alles kon overzien (“it’s all
in Marshall”), nu iemand van
Marshall’s kaliber blij mag zijn als
hij de ontwikkelingen op zijn eigen
vakgebied kan bijhouden. Aan het
eind van de volgende eeuw zal een
zelfde econoom al blij zijn met het
overzicht over wat nu nog een deelgebied van een deelgebied is. Er is
endogene groei van specialisatie.
J.J.M. Tbeeuwt
Ook wordt onderzoek veeleisender
omdat de internationale concurrentie toeneemt. Om
bij te blijven moet er meer tijd worden besteed aan
onderzoek. Ten slotte worden vanuit de samenleving steeds meer eisen gesteld aan de kwantiteit en
de kwaliteit van het universitaire onderzoek.
Zet al die ontwikkelingen naast elkaar en het is eigenlijk verbazingwekkend dat universitair onderwijs
en onderzoek al niet langer vreemd gaan. En dan is
er ook nog het blijkbaar vergeten verhaal over de
speldenfabriek van Adam Smith.

Specialisatie van onderwijs
Ten eerste is het aantal studenten veel groter dan in
het verleden. Zo ontstaan absurde situaties als hoorcolleges voor duizend studenten en meer. Dit is niet
vol te houden. Beter onderwijs voor grote aantallen
vereist meer onderwijsspecialisatie. Daarenboven
dringt de samenleving er op aan dat die grotere aantallen studenten in kortere tijd en met hogere slagingspercentages door het universitair onderwijs
stromen. De kwaliteit van de docenten moet beter
worden. Universitair onderwijs is niet meer iets wat
de grote geleerde er even bij doet.
Ten tweede is de wijze van financiering en formatie
van vakgroepen voor een belangrijk deel verbonden met aantallen studenten. Dit ontlokt strategisch
gedrag in het aanbod van onderwijs en strijd om studentenaantallen. Vakgroepen die op hun zaakjes letten, moeten steeds meer op hun onderwijs letten.
Ten slotte lijkt het of praktische arbeidsmarktoverwegingen een steeds belangrijker rol spelen voor
studenten. Het onderwijsaanbod past zich daaraan
aan. Men combineert elke studie met bedrijfseconomie of bestuurskunde, het oog gericht op het inkomensprofiel. Studenten met carriere-planning aan
hun kop hoeven geen verslag over diep fundamenteel onderzoek. De marktorientatie van studenten
maakt de combinatie docent-onderzoeker overbodig.

Specialisatie van onderzoek
In januari dit jaar publiceerde de Economic Journal
het eerste nummer van zijn honderdeneerste jaargang. Bij die gelegenheid had men een aantal be-

ESB 10-7-1991

Specialisatie van Adam Smith
Een speldenmaker die alles helemaal zelf doet, kan
op een dag hoogstens een speld maken. Maar tien
personen die zich specialiseren in een onderdeel
van de speldenmakerij maken volgens Adam Smith
wel 48.000 spelden per dag. De produktiviteit door
specialisatie neemt enorm toe. Later is de specialisatiegedachte door Ricardo toegepast in de theorie
van de comperatieve voordelen. De wereld gaat er
op vooruit indien landen zich specialiseren in die
goederen en diensten waarin ze een comperatief
voordeel hebben. Misschien worden universitair onderwijs en onderzoek beter, efficienter en goedkoper als universitairen zich specialiseren op het terrein waar hun comperatieve voordeel ligt.
Toch is specialisatie niet altijd gunstig. Soms zijn er
overheersende synergetische effecten, zoals bij voorbeeld bij de spoorwegen. Het is aannemelijk dat de
kosten van het gezamelijk produceren van reizigersen vrachtvervoer lager zijn dan de kosten van het
apart produceren van deze twee diensten. Indien de
kostenfunctie die eigenschap heeft dan wordt ze
subadditief genoemd.
De belangrijke vraag is dus of de kostenfunctie van
onderwijs en onderzoek aan de universiteit subadditief is. Wat is het sterkst: de voordelen van specialisatie of van synergic? Alles overziend, denk ik dat
volledige specialisatie er onafwendbaar aan komt.
Wat ook weer niet betekent dat werken aan de universiteit dan leuker wordt. Wie de films van Indiana
Jones heeft gezien, weet dat het bestaan van zo’n
ouderwetse hoogleraar echt spannend was.

Auteur