Ga direct naar de content

Herstel lost structurele problemen niet op

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 6 1994

ECONOMIE

Herstel lost
structurele
problemen
niet op
Het aanhoudend hoge economische
groeitempo in de Verenigde Staten
(VS) en de mate van het groeiherstel
in Europa en Japan hebben ook het
OESO-secretariaat verrast. Voor het
eerst sinds 1991 kan zij daarom in de
halfjaarlijkse Economie Outlook een
opwaartse bijstellin~ melden van eerdere groeiramingen . Een aloude
wijsheid, dat zowel de diepte van
een recessie als de kracht van de
daaropvolgende economische opleving worden onderschat, lijkt opnieuw opgeld te doen.
De jongste editie van de Outlook
verschilt in nog meer opzichten van
zijn recente voorgangers. Zo is er nu
ook een ‘middellange-termijn referentiescenario’ opgenomen, dat een
macro-economisch toekomstbeeld
schetst tot het jaar 2000. Dit scenario
is geen voorspelling, maar één van
de mogelijke ontwikkelingen. Voorts
besteedt deze Outlook, behalve aan
de gebruikelijke macro-economische
onderwerpen, ook aandacht aan
structurele uitdagingen. Deze drie in
het oog springende kenmerken van
het OESO-rapport komen hieronder
achtereenvolgens aan bod. Daarna
zal nog kort worden ingegaan op een
ander interessant onderwerp in de
Outlook, namelijk het streefniveau
voor de inflatie.

Groeiherstel
De grootste opwaartse herzieningen
van de economische groei betroffen
de ramingen voor dit jaar van de VS
(verhoogd met 0,9%) en Duitsland
(+ 1%). Als motor voor het groeiherstel wordt de monetaire verruiming
van de laatste jaren genoemd, terwijl
daarnaast wordt gewezen op de begrotingsstimulansen die Japan heeft
toegepast. Het groeiherstel vindt
plaats bij een laag blijvende inflatie,

zij het dat deze in de VS enigszins
toeneemt.
De aanhoudend forse economische
groei in de VS en het herstel in Japan worden grotendeels gedragen
door de binnenlandse bestedingen.
Het Japanse herstel is echter nog
fragiel, gezien het feit dat het grotendeels voortspruit uit stimulerende
overheidsmaatregelen
(investeringen
in infrastructuur, woningbouwsubsidies, verlaging inkomstenbelasting).
De Europese ‘renaissance’ wordt
dit jaar vooral getrokken door de
export. In de loop van het jaar winnen de binnenlandse bestedingen
(bedrijfsinvesteringen en consumptie) echter eveneens aan kracht, waardoor het groeiherstel volgend jaar
een bredere basis krijgt.

Blijvende problemen
Het zou te mooi zijn als er alleen
maar positieve zaken waren te melden. Aan de hand van een middellange-termijnscenario tot het jaar 2000
laat het secretariaat echter zien hoe
hardnekkig het wijd verbreide probleem van de onevenwichtige overheidsfinanciën is, evenals – vooral in
Europa- de werkloosheidsproblematiek.
Dit is te meer opvallend omdat het
scenario een vrij positieve omgeving
beschrijft: reductie van begrotingstekorten volgens de thans bekende
(nationale) voornemens, een laag
blijvende inflatie en in de tweede
helft van dit decennium een alleszins
bevredigende economische groei in
Japan (3,5 à 4%) en in Europa (3%).
De VS moet het met iets minder groei
doen (ca. 2%).

Hoge schuldquotes
Het groeiherstel zal onvoldoende zijn
om de recentelijk sterk opgelopen
overheidsschuld in het OESO-gebied
voor het jaar 2000 weer te reduceren.
Dit gaat ook op voor Europa afzonderlijk, waarmee impliciet een vraagteken wordt gezet bij het tijdpad van
‘Maastricht’ voor de vorming van een
EMU. Immers, de overheidsschuld zal
volgens het EMU-verdrag in ieder geval met een bevredigend tempo moeten dalen richting de norm van 60%
bbp. Daar ziet het echter voorlopig
niet naar uit. Vandaar de hartekreet
van het secretariaat: “it is important
to take the crucial lesson from history
and to avoid the temptation to relax
the commitment to an underlying im-

provement in public finances as deficits fall in response to strengthening
activity”.
Uit de tabellen achterin kan per saldo een negatief oordeel over de Nederlandse overheidsfinanciën worden
afgeleid. Weliswaar was het financieringstekort in 1993 een van de laagste in het OESO-gebied, maar in 1994
en 1995 neemt het structurele tekort
in ons land, in tegenstelling tot de
meeste ons omringende landen, naar
verwachting toe. Dit lijkt onder meer
verband te houden met het loslaten
van de begrotingsdiscipline
in 19942.
Het nieuwe kabinet kan bovengenoemde aanbeveling derhalve ter harte nemen.

Werkloosheid
Als tweede schaduwzijde komt uit de
middellange-termijnprojectie
naar voren dat het groei herstel in Europa onvoldoende is om de hoge werkloosheid substantieel te reduceren. Er
wordt slechts een afname geprojecteerd van ruim l%-punt tot 10,4% in
het jaar 2000.
Net als in de vorige editie van de
Outlook, wordt ook nu weer gewezen op het gevaar dat werkloosheid
die een conjuncturele oorzaak heeft,
uiteindelijk structureel kan worden.
Het secretariaat merkt in dit verband
op dat de OESO-economieën sneller
moeten groeien dan in de afgelopen
twee decennia om weer ‘high-employment societies’ te worden met gestaag stijgende welvaartsniveaus. Dat
een dergelijk groeipeil vandaag de
dag niet wordt bereikt, komt – afgezien van conjunctuurfluctuaties
– niet
zozeer door een gebrek aan vraag,
maar door een slecht functionerende
aanbodzijde van de economie. Daarom pleit het secretariaat behalve voor
een evenwichtige macro-economische politiek, ook voor structurele
maatregelen ter verbetering van de
werking van markten, in het bijzonder van de arbeidsmarkt. Hiertoe is
een samenvatting afgedrukt van een
recente OESO-studie naar structurele
oorzaken van het werkloosheidsprobleem3.

1. OESO, Economie Outlook, nr. 55, juni
1994.
2. Zie bij voorbeeld ING Bank, Infograph
1994/3, juli 1994.
3. OESO, 1be OECD jobs Study: Evidence
and Explanations, te verschijnen in september a.s.

marktregulering en sociale bescherming.
Het betreffende hoofdstuk
1993
draagt duidelijk het karakter
van een politiek compromis
danwel van een evenwichtige
Bbp (%-‘vol.mut.)
analyse, naar keuze van de leVS
zer. Zowel de Amerikaanse sijapan
tuatie met veel laag-betaalde,
Dld
-1,3
laag-kwalitatieve arbeid, als de
nb
Ned.
0,2
openlijke werkloosheid in EuroW.-Europa
-0,2
3,0
pa ziet de OESO als sociaal ongewenste gevolgen van de
Inflatie (bbp-deflator)
structurele veranderingen. Al2,8
VS
2,5
2,1
leen Japan krijgt een (kleine)
japan
1,0
0,8
0,8
pluim voor de manier waarop
Dld
3,9
2,8
het de onderhavige problemaNed
1,6
nb
tiek heeft aangepakt. Bij het
W.-Europa
3,6
2,3
2,9
aandragen van opties om het
aanpassingsvermogen
te vergro2000
1995
1994
1993
ten, wordt het midden gezocht
Begrotingstekort
tussen het handhaven van een
(%bbp)
zeker niveau van sociale beVS
1,7
2,6
3,5
scherming en het vergroten van
japan
1,9
-0,3
de financiële prikkels. Voorts
Dld
2,9
3,3
wordt gewezen op het belang
Ned.
2,9
3,9
van technologie en scholing.
W.-Europa
6,3
Zo wordt gepleit voor een betere aansluiting tussen school en
Werkloosheid
werk. Geluiden uit de Neder(% beroepsbev.)
landse praktijk ondersteunen
VS
6,8
6,3
de wenselijkheid daarvan. Op
japan
2,5
2,9
grond van die geluiden zouden
Dld
9,4
10,0
8,9
wij willen pleiten voor een
nb
Ned.
8,1
9,5
9,8
stoomcursus ‘beginselen van
11,8
10,4
W.-Europa
10,7
11,7
het commerciële bedrijfsleven’
voor schoolverlaters, alvorens
hen in het bedrijfsleven te laten beStructurele aanpassing
ginnen. Daarbij kan gedacht worden
aan vakken als organisatie, markeWij leven in een tijd van ingrijpende
ting, boekhouden, enz., dit alles vrij
structurele economische veranderinpraktisch en toegesneden op het peil
gen. Volgens de OESO worden die
van de afgesloten schoolopleiding.
onder meer gekenmerkt door het continue vervallen van laag-produktieve,
laag-betaalde arbeid in het OESO-geGunstig inflatie-vooruitzicht?
bied en het tegelijkertijd ontstaan van
De Outlook wijdt een afzonderlijk
hoog-produktieve,
hoog-betaalde arhoofdstuk aan de inflatiedoelstellinbeid. Dit proces gaat in een fors temgen voor het monetaire beleid. Na
po: 10 à 15% van alle banen in het
een weergave van praktische en theoOESO-gebied wordt ieder jaar vernieretische overwegingen pro en contra
tigd, terwijl een ongeveer even groot,
een O%-doelstelling, wordt geconcluzij het fractioneel lager aantal jaarlijks
deerd dat het einddoel – overeenwordt gecreëerd. Door een gebrek
komstig de praktijk – wat hoger dan
aan aanpassingsvermogen
aan deze
nul mag worden gesteld.
nieuwe omgeving is de structurele
Achtergrond van dit hoofdstuk is
component van de werkloosheid in
dat de huidige lage inflatieniveaus
Europa, Canada, Australië en Nieuw
vragen om een nadere precisering
Zeeland gestegen tot, naar schatting
waar het einddoel eigenlijk ligt. Wij
van het secretariaat, 7 à 10% van de
vragen ons echter af of het secretariberoepsbevolking.
Zij ziet de afname
aat de lage inflatie van dit moment
van het aanpassingsvermogen
als het
niet al te gemakkelijk als een gegevaak onbedoelde en onverwachte
ven aanneemt, althans in dit hoofdneveneffect van het instellen van
stuk. Her en der verspreid in de
Kerngegevens Economie Outlook

ESB 13-7-1994

Outlook kunnen namelijk ‘contraindicaties’ worden gesignaleerd. Zo
wordt al meteen op de eerste bladzijde vermeld dat groei-belemmerende
marktrigiditeiten de OESO-economieën gevoeliger voor inflatie hebben gemaakt. Voorts wordt er op
gewezen dat een herstel van de tot
voor kort zwakke grondstoffenprijzen Citcl. olie) kunnen bijdragen aan
een inflatieversnelling. Ook stelt het
secretariaat dat de toegenomen langetermijninflatieverwachtingen
in een
aantal landen een belangrijke rol hebben gespeeld bij de recente stijging
van de kapitaalmarktrentes. Ten slotte wordt genoemd dat het gunstige inflatiebeeld zich nog zal moeten bewijzen bij een opgaande conjunctuur
(zie onder andere voorspelde inflatieversnelling in de VS).
Een tweede kanttekening onzerzijds is dat overwogen zou kunnen
worden om de nationale statistische
bureaus over te laten gaan op het publiceren van inflatiecijfers op basis
van internationaal geharmoniseerde
definities. Op die manier zou namelijk een ‘level playing field’ worden
bereikt waar het de invloed betreft
van de inflatiecijfers op de kapitaalmarktrente. De verhoging van ons
rente-ecart met Duitsland na de herziening van de inflatiedefinitie in Nederland begin dit jaar, heeft het belang van dit punt weer eens op
pijnlijke wijze duidelijk gemaakt.

Conclusie
De belangrijkste bijdrage van deze
Outlook zit niet zozeer in de kwantitatieve korte-termijnramingen
zelf, als
wel in de onderliggende analyses.
Met name waardevol is de lange-termijnprojectie, in combinatie met de
analyse van de structurele uitdagingen waar de OESO-economieën voor
staan. Dit benadrukt weer eens de
noodzaak van forse ingrepen, zowel
in de overheidsfinanciën, als in structurele rigiditeiten. Dit geldt niet het
minst voor de Nederlandse situatie.
Bij de behandeling van het inflatievraagstuk wordt echter het deels conjunctureel bepaalde lage niveau van
de huidige inflatie wel al te gemakkelijk als structureel geaccepteerd.
S.K.H. Hoekerd
De auteur is werkzaam bij het Economisch
Bureau van de .ING Bank. Het artikel is op
persoonlijke
titel geschreven.

Auteur