Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
Realisatie
Indicator
Groei
stabiliseert
zich
828384858687888990
De DNB-conjunctuurindicator toont
een onverminderde opwaartse beweging, die zich voortzet tot en met
maart 1995 (figuur 1). Ook de van de
industriele produktie afgeleide realisatie-index duidt op een krachtig herstel van de conjunctuur. De uit afwijkingen van de trend bestaande
DNB-conjunctuurindicator kan worden omgerekend naar groeicijfers
van de industriele produktie. De
groeicijfers van de indicator laten
zien dat de groei, na een snel herstel
van -2% in de zomer van 1993 naar
6% eind 1994, in het eerste kwartaal
van 1995 niet verder zal accelereren.
Dit duidt mogelijk op het naderen
van een conjuncturele top. De realisatie zit overigens voorlopig nog maar
op een industriele-produktiegroei
van 3%.
Stabilisatie van de groei na een dergelijke onstuimige toename is niet ongebruikelijk en ook niet onwenselijk,
mits op een voldoende hoog niveau.
De Tussenrapportage van het CPB en
de Economic Outlook van de OESO
voorspellen voor 1995 een bbp-groei
van circa 3%. Voor 1996 verwacht de
OESO een groei van 3,2%, zodat inderdaad een Stabilisatie van de groei
wordt voorspeld.
Ter vergelijking geven figuren 2
t/m 6 vijf andere regelmatig gepubliceerde conjunctuurindicatoren. De indicatoren van de ABN Amro Bank en
de OESO1 lijken het meest op die
van DNB, doordat ook zij een top in
1984 en in de jaren 1989-1991 laten
zien en een dal in 1987 en 1993. De
precieze datering wordt bij deze twee
indicatoren door een nogal grillig
conjunctuurpatroon enigszins bemoei-
ESB 4-1-1995
Figuur 2. CPB-indicator van de
Industrie
91 9 2 9 3 9 4 9 5 9 6
lijkt. Ook de indicator van de Rabobank en de CPB-indicator van de
Industrie lijken op de drie eerder genoemde indicatoren, met uitzondering van het dal rond 1987 dat volgens de Rabobank en CPB minder
geprononceerd was. De indicator van
de EU laat vanaf 1983 een sterk opgaande conjunctuur zien die blijvend
hoog is tot 1990, zonder de laagconjunctuur van 1987 zoals volgens de
eerder genoemde indicatoren, en vervolgens een evengrote neergang in
1993.
Alle indicatoren tonen een dal in
1993 en voor het recente verleden
alsmede de nabije toekomst een
opgaand conjunctuurpatroon. Sterk
opgaand volgens de indicatoren van
DNB, ABN Amro, OESO en EU en
minder sterk opgaand volgens de indicatoren van CPB en de Rabobank.
De indicatoren van de Rabobank en
OESO tonen voor de verst vooruit
voorspelde maand een afvlakking.
Dit komt overeen met de eerder aangehaalde groeicijfers volgens de DNBindicator, maar zou ook het gevolg
kunnen zijn van incidentele verstoringen.
8 2 8 3 8 4 8 5 8 6 8 7 8 8 8 9 9 0 91 92 93 94 9 5 %
Figuur 3- Indicator van de
Rabobank
184858687888990919293949596
Figuur 4. Kort voorlopende indicator van de ABN Amro Bank
8 2 8 3 8 4 8 5 8 6 8 7 8 8 8 9 9 0 91 9 2 9 3 9 4 9 5 %
Figuur 5. EU-indicator van bet
economiseb vertrouwen
Conclusie
De DNB-conjunctuurindicator en indicatoren van andere instellingen duiden alle op verdere verbetering van
de conjunctuur. Enkele indicatoren
vertonen reeds een enkel spoor van
niet verder doorzetten van deze conjunctuuropgang. Ook de van de DNBindicator afgeleide groeicijfers duiden
op afzwakking van de groei. Het CPB
voor 1995 en de OESO voor 1995 en
1996 voorspellen geen terugval van
de groei.
1. Door DNB van de trend ontdaan. De indicatoren van OESO en EU zijn niet vooruitgeschoven
overeenkomstig hun mate van voorlopen, de
overige indicatoren wel.
8 2 8 3 8 4 8 5 8 6 8 7 8 8 8 9 9 0 91 9 2 9 3 9 4 9 5 9 6
Figuur 6. OESO-indicator
828384858687888990919293949596