Ga direct naar de content

Levensloopbanen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 26 2004

Levensloopbanen
Aute ur(s ):
Lecq, S.G. (auteur)
Hoofdredacteur ESB. fieke.vanderlecq@lemma.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4427, pagina D36, 26 februari 2004 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Epiloog
Tre fw oord(e n):

Vroeger was het leven overzichtelijk, want de loopbaan was buitenshuis, op je werk. Door goed je best te doen, kon je promotie
verdienen en als je heel goed je best deed, werd je een keer chef. Dan had je een loopbaan. Tegenwoordig is het leven gecompliceerder.
Om te beginnen zijn er in veel gezinnen twee loopbanen: één van hem en één van haar. Die twee loopbanen hebben hun eigen stappen
en spelen zich op eigen locaties af. Daarnaast zijn er meestal kinderen en ouders om voor te zorgen. Je best doen levert hier geen
promotie op, maar er staat wel iets anders tegenover, zoals het gevoel zinvol bezig te zijn of het kunnen zorgen voor dierbaren. De
levensloop heeft op die manier een eigen loopbaan, waarin je investeert, produceert en oogst.
Hoeveel je investeert en produceert in werk en privé ligt niet meer vast. Toen Nederland van maandagochtend tot en met
zaterdagochtend werkte en vanaf zaterdagmiddag tot zondagavond vrij was, lag de tijdallocatie vast. Nu zijn er meer keuzemogelijkheden
en wordt het schaarsteprobleem dagelijks voelbaar. Het gevoel tekort te schieten neemt navenant toe. Werkende moeders en vaders
voelen zich tekortschieten terwijl ze jongleren met de vierentwintig uren die een dag telt.
Levensloopbanen zijn op zich een particuliere aangelegenheid, maar de overheid komt in beeld zodra er knelpunten ontstaan die de
maatschappelijke welvaart beperken. Vrouwen en ouderen zijn nodig op de arbeidsmarkt en daardoor is er aandacht voor deze groepen.
De vergrijzing verhoogt het urgentiegevoel van de knelpunten die zij ervaren. Het levensloopbeleid moet hier een antwoord op geven,
maar de vraag is of dat lukt.
Twee knelpunten worden door het levensloopbeleid nog onvoldoende verlicht. Het ene gaat over geld en het andere over tijd. In het
mooi klinkende verhaal van het levensloopbeleid sparen de jongeren hun levenslooppotje bij elkaar. Zij houden geld over, gaan niet
feesten en reizen, maar zetten elke maand iets opzij, daartoe uiteraard gestimuleerd door de banken en verzekeraars die graag op dit geld
willen passen. Dat potje wordt in vier situaties aangesproken. In de eerste plaats wordt eruit opgenomen als er kinderen komen en het
spitsuur van het leven aanbreekt. Tijdelijk in deeltijd werken biedt meer gelegenheid de kinderen meerdere dagen van de week zelf groot
te brengen. In de tweede plaats is er de mogelijkheid van opfrisverlof voor een studie, loopbaanwending of bezinningsperiode. De derde
aanwendingsrichting is het verzorgingsverlof. Na alle bezuinigingen in de professionele zorg is voor ouders door kinderen van groot
belang. Tijdelijk minder werken maakt het mogelijk om dit met toewijding te kunnen doen. Het potje kan ook worden ingezet voor
vervroegd pensioen, dat niet langer door de werkende jongeren wordt betaald. Tot zover de mooie verhalen.
In werkelijkheid is de Nederlandse vrouw bij de geboorte van haar eerste kind gemiddeld ongeveer 29 jaar oud en de man iets ouder. Het
is de vraag of het potje dan al groot genoeg is, zeker als de kinderen eerder dan gemiddeld komen. Kun je dan rood staan op de
levensloopregeling of vinden die banken en verzekeraars je dan ineens niet meer zo’n fijne klant? En als je later het saldo moet
aanzuiveren, welke rente is er dan over geheven? Wat gebeurt er als je inmiddels ziek of werkloos bent geworden? De vraag is of we deze
zaken aan de markt kunnen overlaten. Met de hypotheken hebben we al meegemaakt dat gezinnen moesten verhuizen als een van de
ouders arbeidsongeschikt of langdurig werkloos raakte, omdat de hypotheek op twee inkomens was gebaseerd. Bij de
levensloopspaarpot kan zich iets dergelijks voordoen, omdat ook hier het leven anders kan lopen dan gepland was. Intussen is het
sociale vangnet niet meer wat het was, want de burger moet zijn eigen verantwoordelijkheid nemen. Het grote maatschappelijke probleem
ontstaat als iedereen uit risicoaversie op het geld blijft zitten. De kinderen gaan toch vijf dagen naar de opvang of – al dan niet wegens
geldgebrek – naar oma, zekerheidshalve wordt er geen opfrisverlof opgenomen en de ouders krijgen hopelijk een snel einde. Dan kan men
alsnog met vervroegd pensioen, maar dat was nou net niet de bedoeling van de overheid. De participatie van ouderen op de
arbeidsmarkt blijft dan onbedoeld laag, de kinderen en ouderen krijgen niet de zorg die ze verdienen en met dat levenslang leren is het
ook niks geworden. Dat is geen welvaartswinst en het levensloopbeleid werkt niet.
Het tweede knelpunt doet zich niet over de levensloop voor, maar betreft de tijdsallocatie van iedere dag. De combinatiestress van
werken en zorgtaken wordt groter door de inflexibiliteit van de omgeving. Winkelsluitingstijden, loketopeningstijden van banken en
overheidsinstellingen, bezoekuren, kinderopvang- en schooltijden en onveiligheid op straat in de avonduren: we kennen de voorbeelden
allemaal. Hoe groter de dagelijkse knelpunten, hoe meer behoefte aan tijdelijke deeltijdarbeid en hoe groter het beroep op het
levenslooppotje. Dagindeling en levensloop zijn daarmee beleidsmatig gezien communicerende vaten.
In de beleidsdiscussie is dit nog niet terug te zien.
Bijna niemand wil Amerikaanse toestanden, maar meer flexibiliteit in tijd en geld zijn dringend geboden. Dit aan de markt overlaten klinkt
wel mooi, maar gaat dan ook tegen marktprijzen. Burgers zijn een kwetsbare marktpartij, omdat zij hun keuzes niet altijd optimaal kunnen
maken. De levensloopbaan laat zich immers slechts beperkt plannen.

Fieke van der Lecq

Dossier: Handel en transactiekosten
A.J. De Geus en M. Rutte: Europees levensloopbeleid
K.P. Goedswaard en T.D. Tiemens: Levensloopbeleid: hype of noodzaak?
H.J. Groenendijk en M.A.D. Fasol: Het wetsvoorstel levensloopregeling
J.C.M. Sap em J.J. Schippers: Arbeidsmarkt: meer investeren, minder sparen
A. Blokland: Van droom naar werkelijkheid
M.T. van der Veen: Levenshoop
J. Plantenga: Zorgen in en om de levensloop
M. Janssen: Deense mannen nemen geen ouderschapverlof op
M. Janssen: Zweedse verlofregeling: royaal maar dwingend
M. Koning en E. Wierda: Non-participatie verminderen
N. van Nimwegen: Van spitsuur naar sandwich
J.J.M. Theeuwes: Tegen de storm in
R.M.A. Jansweijer: Te mooi om waar te zijn
A. de Grip: Levensloop en personeelsbeleid in zorg en onderwijs
G. Dolsma: Zelf je leven lopen
M.E.J. Schuit: Levensloopbeleid: modegrill of blijvend fenomeen
A.L. Bovenberg en J.P. van der Toren: Pijlers onder het gezin
F. Leijnse: De levensloop als individueel project
S.G. van der Lecq: Levensloopbanen

Copyright © 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs