Ga direct naar de content

Ouderschapsverlof in de levensloop

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 5 2007

beleid

Ouderschapsverlof in de
levensloop
In het regeerakkoord wordt voorgesteld om het ouderschaps­
verlof te verlengen tot 26 weken. De levensloopregeling zal
hierop worden aangepast. De koppeling met de levensloopregeling is echter niet doorzichtig en niet verdedigbaar. Het
belang van ouderschapsverlof rechtvaardigt dat de betaling
wordt vormgegeven als een wettelijk recht.

hierop aangepast†(Coalitieakkoord, 2007). Hoewel
dat er niet met zoveel woorden staat, lijkt de verwijzing naar de levensloopregeling te impliceren dat de
huidige ouderschapsverlofkorting wordt uitgebreid
en zal voorzien in een korting van opnieuw vijftig
procent voor de duur van zes in plaats van drie
maanden. Erg veel discussie is aan dit voorstel niet
vooraf gegaan en de motivering in het regeerakkoord
is betrekkelijk summier. Opgemerkt wordt slechts
“Arbeid en zorg, werken en opvoeden, moeten voor
ouders goed te combineren zijn. In het spitsuur
van het leven moet een time-out mogelijk zijn. De
levensloopregeling dient mede dit doel†(ibidem).
De veronderstelling dat de levensloopregeling een
time-out tijdens de gezinsspits mogelijk maakt, is in
principe correct. De levensloopregeling is indertijd
ingevoerd om een goede combinatie van werk, zorg
en scholing mogelijk te maken en om tegemoet te
komen aan de drukte in het spitsuur van het leven
(De Haan en Plantenga, 2007). De praktijk blijkt
echter weerbarstig. Er zijn zowel praktische alsook
principiële bezwaren.

I

n vergelijking met andere Europese landen is
de Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot ouderschapsverlof betrekkelijk zuinig.
In de huidige regeling kunnen werknemers met
een kind jonger dan acht jaar aanspraak maken op
een aantal (onbetaalde) verlofuren, waarmee omgerekend een periode van drie maanden kan worden
overbrugd. De Nederlandse regelgeving voldoet daarmee precies aan de Europese minimumeisen.
Er lijkt echter wat beweging te zitten in dit dossier.
Zo is per 1 januari 2006 de ouderschapsverlofkorting
geïntroduceerd als onderdeel van de levenslooprege­
ling. De ouderschapsverlofkorting is een vermindering
van de inkomstenbelasting en bedraagt maximaal
vijftig procent van het minimumloon over de periode
van het (wettelijke) verlof. Met deze heffingskorting is
in feite een financiële vergoeding voor de verlofganger geïntroduceerd, onder de voorwaarde dat deze
verlofganger deelneemt aan de levensloopregeling.
Dit voorjaar werd bovendien een nieuwe maatregel
aangekondigd. Het regeerakkoord bevat namelijk de
volgende passage: “Het wettelijke recht op ouderschapsverlof wordt verlengd van 13 naar 26 weken
per werknemer (…). De levensloopregeling wordt

Een rekenvoorbeeld
De praktische bewaren liggen vooral in het feit dat
de ouderschapsverlofkorting voor lagere inkomens
niet te verzilveren is; de verlenging van het verlof en
de vergoeding via de levensloopregeling blijkt in de
praktijk minder gunstig uit te pakken dan op papier
lijkt. Een voorbeeld kan dit illustreren. Mevrouw A
en meneer B werken beiden voltijds op MBO-niveau
en hebben een werkervaring van vijf jaar. Samen

tabel 1

Effect verschillende levensloopregelingen op benodigde besparingen bij 9 maanden ouderschapsverlof

 

PETER DE HAAN EN
JANNEKE PLANTENGA
Trainer en adviseur bij de
Werkplaats voor Medezeggenschap, hoogleraar
economie verbonden
aan de Utrecht School of

Bruto inleg per jaar
Netto per jaar (gemiddeld)
Totale netto kosten
Te sparen percentage

14.916
10.441

 
 
 
2.088
10.441
11,0%

Bron: eigen berekeningen op basis van De Haan en Plantenga 2007

Economics

598

Netto inkomensachteruitgang
Netto te compenseren achteruitgang (70%)
Bruto uitkering levensloopregeling
Levensloopverlofkorting
Ouderschapsverlofkorting
Verzilveringsproblematiek

Geen levensloopregeling

ESB

5 oktober 2007

Levensloop­
regeling en 13
weken ouderschapsverlof

Levensloopregeling en 26
weken ouderschapsverlof

Levensloopregeling en 26
weken ouderschapsverlof
via toeslag

14.916
10.441
9.548
940
1.976

14.916
10.441
8.606
940
3.951
1.405

14.916
10.441
6.289
940
3.951

1.910
1.249
6.245
6,6%

1.721
1.124
5.620
5,9%

1.258
816
4.082
4,3%

ren. Het eerste bezwaar is dat de belastingdienst geen uitkeringsverdienen ze iets meer dan 42 duiBeleid met
instelling is en dat geld verstrekken via de fiscus oneigenlijk is.
­
zend euro. Na de geboorte van het
In het geval van de kinderkorting is dit bezwaar inmiddels opzij
eerste kind besluit mevrouw A negen
betrekking tot
geschoven, maar niet na veel discussie en debat. Een tweede
maanden te stoppen met werken; in
zorg is vaker het principieel bewaar betreft het feit dat de koppeling van de toeslag
combinatie met het zwangerschaps- en
aan de levensloopregeling niet is gefundeerd. Het is simpelweg
bevallingverlof en nog wat opgespaarde
resultaat van
onduidelijk waarom een verlofganger deel moet nemen aan de
vakantiedagen kan op deze manier het
partijpolitieke
levensloopregeling om recht te hebben op een betaling. De levens­
eerste levensjaar van het kind worden
loopregeling is ten principale een spaarregeling en individuele
overbrugd. De extra verlofperiode van
compromissen
besparingen verhouden zich slecht met de kenmerken van het
negen maanden betekent een netto
zorgrisico (vergelijk Plantenga, 2004). Zorg (althans de zorg voor
inkomensachteruitgang van bijna vijfkinderen) komt vroeg in de levensloop, zorg gaat soms de individuele verantwoortienduizend euro op het gezinsinkomen en moet op
delijkheid te boven en zorg is ongelijk verdeeld over mannen en vrouwen. Het
een of andere manier worden opgevangen. Wanneer
zijn precies deze argumenten die indertijd pleitten voor de introductie van een
wordt verondersteld dat het gezin zeventig procent
ouderschapsverlof korting binnen de levensloopregeling; in feite werd met deze
van de achteruitgang gedekt wil hebben, betekent
korting, ouderschapsverlof een gedeeltelijke collectieve verantwoordelijkheid voor
dit dat een bedrag van circa 10.500 euro moet worhet zorgrisico erkend. In een wereld waarin iedereen in principe geacht wordt
den gespaard. Over een periode van vijf jaar moet
actief te zijn op de arbeidsmarkt moet het onder bepaalde omstandigheden ook
dus jaarlijks een bedrag van ruim tweeduizend euro
opzij worden gezet, Volgens onze modellering (waarin mogelijk zijn om even afstand te nemen. Sterker nog: is het in bepaalde omeen stijgend loonniveau is verwerkt) komt dit neer op standigheden wenselijk dat men afstand neemt. Daartoe is de prikkelstructuur
aangepast: in plaats van een ­ enerieke onbetaalde regeling kunnen sommige
g
elf procent van het verdiende loon van mevrouw A
verlofgangers (namelijk die met een levensloopregeling en met een inkomen dat
over deze vijf jaar (zie voor de precieze bedragen het
hoog genoeg is) aanspraak maken op een financiële vergoeding.
rekenvoorbeeld in tabel 1).
Op het moment van invoering leek de constructie van een korting via de levensSpaart mevrouw A met behulp van de huidige
levensloopregeling dan kan zij gebruik maken van vijf loopregeling het hoogst haalbare; echt logisch is deze constructie echter niet.
Immers: als zorg inderdaad een zekere betrokkenheid van de overheid vergt, valt
keer de jaarlijkse heffingskorting van 188 euro en
niet goed te beargumenteren waarom deze betrokkenheid niet geldt voor verlofvan de speciale ouderschapsverlofkorting. Als gevolg
gangers zonder levensloopregeling. Waartoe dient die sluis van de levensloop­
van deze kortingen is deelnemen aan de levensloopregeling? Een antwoord zou kunnen zijn dat op deze manier uiting wordt gegeven
regeling lucratief; om opnieuw het netto te compen­
aan het feit dat zorgverplichtingen deels eigen verantwoordelijkheid zijn waarvoor
seren bedrag van 10.500 euro te overbruggen,
ook een zekere eigen bijdrage kan worden gevraagd. Dat is op zich zelf niet een
hoeft nu op jaarbasis nog maar 6,6 procent van het
onredelijke eis, maar daartoe is de koppeling met de levensloopregeling niet
verdiende loon te worden gespaard. In deze situatie
noodzakelijk. Immers, de eigen bijdrage zit al verdisconteerd in het feit dat de
treedt bovendien geen verzilveringsproblematiek op.
ouderschapsverlofkorting is gemaximeerd op vijftig procent van het minimumDat wil zeggen dat het totale kortingsbedrag ook
loon. De korting is verder niet gebonden aan een bepaalde financiële inbreng
inderdaad kan worden afgetrokken, omdat een deel
in de levensloopregeling en er worden ook geen eisen gesteld aan de opname
van de extra heffingskorting naar de man kan worvan het tegoed; slechts het deelnemen aan de levensloopregeling volstaat. De
den doorgeschoven. Gezamenlijk zijn de te betalen
conclusie moet derhalve zijn dat de koppeling van de ouderschapsverlofkorting
belastingen voldoende hoog om optimaal van de
aan de levensloopregeling niet doorzichtig en niet verdedigbaar is.
kortingen te kunnen profiteren.
Het voorstel om het verlof te verlengen en de levensTen slotte
loopregeling daarop aan te passen, lijkt tegemoet te
Beleid met betrekking tot zorg is vaker het resultaat van partijpolitieke compro­
komen aan de wensen van dit gezin. Het financiële
missen. Dat is niet erg zolang de beslissingen worden genomen vanuit een
voordeel is echter relatief beperkt (namelijk een dazekere visie met betrekking tot het eindresultaat. Gebeurt dat niet, dan is het
ling van 6,6 naar 5,9 procent) vanwege het feit dat
r
­esultaat een reeks van aan elkaar geplakte regelingen, met als enige logica dat
de verzilveringsproblematiek nu wel opspeelt: in dit
de laatste regeling het noodzakelijke amendement is op de een na laatste regegeval loopt het gezin 1.405 euro aan heffingskorling. Om een dergelijke plakbandconstructie te vermijden, zou het wenselijk zijn
tingen mis. De praktische bezwaren zijn overigens
dat het beleidsvoornemen wordt aangepast en wel in die zin dat met de verlenrelatief eenvoudig op te lossen, namelijk door de
levensloopregeling nog één stap verder te wijzigen en ging van het ouderschapsverlof de betaling wordt vormgegeven als een wettelijk
recht, te regelen via de Algemene wet arbeid en zorg, met een vergelijkbare
de korting te veranderen in een toeslag. De verzilve­
systema­iek als het zwangerschaps- en bevallingsverlof.
t
ringsproblematiek treedt in dat geval niet op en
het te sparen bedrag daalt, onder overigens gelijke
omstandigheden, naar 4,3 procent van het verdiende
inkomen. Een dergelijke verandering wordt doorgeLITERATUUR
voerd bij de kinderkorting; per 1 januari 2008 wordt
Coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en
ChristenUnie (2007), 7 februari. http://www.minaz.nl/dsc?c=get
de kinderkorting omgezet in een kindertoeslag, juist
object&s=obj&objectid=93321
ook vanwege de verzilveringsproblemen.
Haan, P. de en J. Plantenga (2007) Sparen voor eerder. De

Principiële bezwaren
Het voorstel om de heffingen te veranderen in toe­
slagen stuit echter op een aantal principiële bezwa

levensloopregeling en de combinatie van arbeid en zorg.
Tijdschrift voor arbeidsvraagstukken, 23(1), 74–81.
Plantenga, J. (2004) Zorgen in en om de levensloop. ESB (dossier
levensloop), 89(4427), D14–D17.

ESB

5 oktober 2007

599

Auteurs