Ga direct naar de content

Economie of euthanasie?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 5 1989

Economie of euthanasie?
In het begin van de kabinetsinformatie leken twee zaken centraal te staan:
de te volgen economische politiek en
de euthanasiewetgeving. Hoewel politic! tijdens een kabinetsformatie uitblinken in mistige formuleringen doemen
toch de contouren op van een structureel probleem van de democratie, een
probleem dat in de wiskundige economie bekend staat onder de naam ‘Arrow’s impossibility theorem’. Dit is een
wiskundige stelling die de mogelijkheid
van inconsistente besluitvorming aantoont. Op basis van een aantal milde
veronderstellingen kunnen beslissingsregels zoals ‘de meeste stemmen
gelden’ tot verbazingwekkende ordeningen leiden. Zonder exact op deze
stelling in te gaan zal ze hier worden
toegelicht aan de hand van de (schijnbare) stellingnames van de vier grote
parti Jen. Hiertoe worden allereerst vier
beleidsopties gedefinieerd. Daarna
worden veronderstellingen geformuleerd over de preferenties van de vier
grote partijen en ten slotte wordt nagegaan wat de ordening van de vier beleidsopties zou zijn nadat de fractievoorzitters zich achtereenvolgens over
de wenselijkheid van de ene optie ten
opzichte van de andere hebben uitgelaten. Ter wille van het betoog worden
de beleidsopties en de meningen van
de vier grote partijen op ongenuanceerde wijze geTnterpreteerd en weergegeven. Hierdoor komt het probleem
wat scherper in beeld en wordt het aan
de lezer overgelaten te concluderen of
een meer genuanceerde interpretatie
tot andere conclusies zou leiden. De
vier beleidsopties zijn:
– A: een rechtse economische politiek
en een vrije euthanasiewetgeving;

ESB 4-10-1989

– B: een rechtse economische politiek
en geen vrije euthanasiewetgeving;
– C: een linkse economische politiek
en een vrije euthanasiewetgeving;
– D: een linkse economische politiek
en geen vrije euthanasiewetgeving.
De notatie ‘A > B’ houdt in dat beleidsoptie A wordt geprefereerd boven
beleidsoptie B. Gebaseerd op de niet
altijd even heldere berichtgeving zijn de
volgende veronderstellingen geformuleerd omtrent de voorkeuren van de vier
grote partijen:
– VVD (23 zetels): A > B > C > D;
– CDA (53 zetels): B > D > A > C ;
– PvdA (49 zetels): C > D > A > B ;
– D66 (12zetels): C > A > D > B.
De ordeningen zijn volgens eenvoudige regels opgesteld: de VVD staat duidelijk voor een rechtse economische politiek en heeft een lichte voorkeur voor
een vrije wetgeving omtrent euthanasie.
Het CDAgetuigt regelmatig van een grote afkeer van een vrije euthanasie-wetgeving en lijkt een voorkeur te hebben
voor een rechtse economische politiek.
D66 en de PvdA staan samen voor een
linkse economische politiek en een vrije
wetgeving rond de euthanasie. Bij de
PvdA ligt het zwaartepunt op de economische politiek, bij D66 op de wetgeving
rond de euthanasie.
Onder de veronderstelling dat de fractievoorzitters van de vier grote partijen
zich gedragen naar de hierboven geformuleerde voorkeuren en dat het gewicht
van hun stemmen evenredig is aan het
aantal kamerzetels, zou een democratische afweging van de verschillende beleidsaltematieven ertoe leiden dat optie
A geprefereerd wordt boven optie B (84

stemmen voor, 53 tegen), optie B verkozen zou worden boven optie C (76 voor,
61 tegen), optie C het zou winnen van
optie D (84 stemmen voor, 53 tegen) en
dat, en nu komt het aardige, beleidsoptie
D met grote meerderheid van stemmen
zou worden verkozen boven optie A (102
voor, 35 tegen). In formulevorm: A > B >
C > D > A. De democratie loopt hiermee
tegen een klassiek probleem aan dat
volgens de stelling van Arrow niet valt te
omzeilen zonder dat iemand de bevoegdheid wordt gegeven om knopen
door te hakken; in de terminologie van
Arrow een dictator.
Als de meningen zo stellig liggen als
hier is verondersteld, lijkt het erop dat de
formatie nog een tijdje kan duren. Daarnaast suggereert het bovenstaande dat
er een zekere macht ligt bij de leider van
de discussie. Het resultaat van de afwegingen kan eenduidig samenhangen
met welke opties aan de orde komen en
in welke volgorde dit gebeurt. Als het
paarsgewijze stemmen overde beleidsopties ABCDA als een cirkel wordt beschouwd en als deze cirkel niet rond
wordt gemaakt, dat wil zeggen dat er
maar drie maal over twee altematieven
wordt gestemd, dan lijkt de optie die het
in de laatste stemming wint uiteindelijk
de meest geprefereerde optie. Bij wijze
van voorbeeld stemmen we in de cirkel
ABCDA tegen de wijzers van de klok in
(met de klok mee zou niet logisch zijn
omdat dan een afweging zou worden
gemaakt over een alternatief dat al een
keer door de meerderheid is weggestemd). Als eerst over C versus B wordt
gestemd wint B, als daarna optie B en A
in stemming komen wint A. Komen ten
slotte A en D aan bod, dan lijkt D de
logische beleidsoptie. Wordt daarentegen achtereenvolgens gestemd over A
versus D, D versus C en C versus B, dan
lijkt optie B met meerderheid te worden
verkozen. Een andere mogelijkheid zou
zijn dat alle opties tegelijk in stemming
worden gebracht. In dat geval gaat Nederland verder met een linkse economische politiek en met een vrije wetgeving
rond euthanasie. De politiek staat hiermee voor een lastig probleem en het is
te hopen dat nuanceringen die het bovenstaande dichter bij de realiteit brengen, tot gevolg hebben dat het probleem
kan worden omzeild. De koers om D66
uit de formatie te weren en het voorstel
om de wetgeving rond euthanasie de
eerstkomende vier jaar niet aan de orde
te stellen, kan in die zin worden begrepen. Worden de verschillende punten
zoals dat tegenwoordig wordt genoemd
‘open kwesties’, dan mag de Tweede
Kamer gaan stemmen. Wellicht dat de
eerste maatregel van de nieuwe kamervoorzitter in dat licht moet worden beschouwd: er mag weer tot diep in de
nacht worden doorvergaderd.
B.A. van Hout

987

Auteur